WIJZIGING VAN DE ZEGELWET.
2
DE RAIFFEISEN-BODE
niet, dat een van de erfgenamen ver weg woont, en zelfs
practisch onbereikbaar (b.v. in Amerika) is.
Om deze reden al moet men, als er veel erfgenamen zijn,
voor vervanging vah den overleden borg zorg dragen.
Daarvoor is dikwijls nog een tweede reden. Deze is, dat
een van de erfgenamen financieel niet goed is, of dat hij de
schuldenaar zelf is. Daar het aandeel van een erfgenaam, die
niet kan betalen, niet over de anderen kan worden omge
slagen, komt er in die gevallen een hiaat in de borgtocht,
dat een voldoende motief is voor vervanging door andere
zekerheid. Oók wanneer er slechts weinig erfgenamen zijn;
ja, dan zelfs in sterker mate, want hoe minder erfgenamen
er zijn, des te belangrijker is het hiaat, dat ontstaat door
het waardeloos zijn van één hunner.
Wanneer de borg dus veel erfgenamen achterlaat, of wan
neer er onder zijn erfgenamen een of meer zijn, die finan
cieel niet goed zijn, of wanneer de schuldenaar zelf zich
onder hen bevindt, dan verlange men van den schuldenaar,
dat hij andere zekerheid stelt. Doet hij dit, dan is de zaak
in orde en kan er een nieuwe akte worden geteekend.
Wanneer de schuldenaar niet aan de eisch van het stellen
van andere zekerheid voldoet, vrage men zich af, of dit
voortspruit uit onwil dan wel uit onmacht. Is het eerste het
geval, dan spreke men hem tot algeheele betaling van zijn
schuld aan. Is hij echter onmachtig, dan wende men zich tot
de erfgenamen van den overleden borg (eventueel tot hun
notaris) en tot den nog levenden borg. Men make hun duide
lijk, dat de Bank de zaak niet zonder meer kan laten door-
loopen en geve hun de keus tusschen deze twee dingen; dat
zij de schuld afdoen, of dat zij zorgen voor vervanging van
den overleden borg door andere zekerheid ten genoege van
de Bank. Kiezen zij het eerste, dan is daarmede de kous
natuurlijk af. Kiezen zij het tweede, dan zal er een nieuwe
akte moeten worden geteekend en kan de post blijven door-
loopen.
Men stelt wel eens de vraag, of vervanging der borgtocht
ook noodig is, wanneer de boedel van den overleden borg
voorloopig onverdeeld blijft. Er bestaat voor die vraag ge-
reede aanleiding, omdat de eigendommen van den over-
Bestaat de andere zekerheid in een anderen borg, dan moet
worden gebruikt formulier 101 (voorschot) of formulier 151 (crediet).
In andere gevallen wende men zich tot het Juridisch Bureau.
ledene dan intact blijven. Ten minste zoo schijnt het. Want
de Bank kan niet weten, wat er achter de schermen gebeurt.
Het kan gebeuren, dat de erfgenamen tijdens de onverdeeld
heid geldgebrek krijgen en het onroerend goed gaan be
zwaren. Het kan ook zijn, dat zij buiten weten van de
Boerenleenbank tot verdeeling overgaan. Daarom kan de
Boerenleenbank aan het onverdeeld blijven van den boedel
over het algemeen slechts een geringe waarde hechten, welke
vervanging der borgtocht niet overbodig maakt. Men kan die
waarde nog wel eenigszins vergrooten door de erfgenamen
een verklaring te laten teekenen, dat zij den boedel niet
buiten weten der Boerenleenbank zullen belasten, vervreem
den of verdeelen, maar zulk een verklaring heeft slechts
moreele kracht.
Intusschen geven wij toe, dat het onverdeeld blijven van
den boedel soms een voldoende reden kan zijn om de borg
tocht van den overledene gewoon te laten doorloopen. Maar
alvorens hiertoe te besluiten, raadplege men altijd het
Juridisch Bureau.
Er is één geval, waarin de borgstelling nimmer zonder
meer kan blijven doorloopen. Dit is het geval van aan
vaarding van de nalatenschap van den
borg onder voorrecht van boedelbe-
s c h r ij v i n g. Deze wijze van aanvaarding (ook wel
beneficiaire aanvaarding genoemd, heeft ten gevolge, dat de
erfgenamen persoonlijk niet aansprakelijk worden voor de
verplichtingen van den overledene en dat de nalatenschap
door hen wordt vereffend (de baten worden te gelde ge
maakt en uit de opbrengst worden, zooveel mogelijk, de
schulden betaald).
Na vereffening der nalatenschap is de aansprakelijk
heid van den overleden borg geheel van den aardbodem
verdwenen: de nalatenschap is weg, en de erfgenamen zijn
persoonlijk niet aansprakelijk. Daarom moet men bij bene
ficiaire aanvaarding altijd ingrijpen; öf de schuldenaar moet
andere zekerheid stellen, öf men dient de vordering wegens
borgstelling in bij de erfgenamen, teneinde de uitkeering
hierop te verkrijgen.
Is men van meening, dat de vereffening der nalatenschap
bij de erfgenamen niet in goede handen is, dan kan men het
faillissement der nalatenschap aanvragen. In dit geval
wende men zich altijd zoo spoedig mogelijk tot het
Juridisch Bureau.
Met ingang van 1 Juli 1937 treden tal van wijzigingen in
de Zegelwet in werking. Met de meeste hebben wij niets
te maken, maar er zijn er een paar, die de vermelding
waard zijn.
In de eerste plaats worde vermeld, dat de bepaling om
trent de controle op de naleving der Zegelwet is ver
scherpt. De verplichting tot het verstrekken van inzage aan
de controleerende ambtenaren is iets ruimer geredigeerd.
Er staat nu, dat deze ambtenaren „zonder beperking en
zelfstandig" inzage mogen nemen van boeken en bescheiden.
Men moet den controleerenden ambtenaar dus geheel vrij
laten en men mag geen namen bedekken.
Nieuw zijn de verplichtingen om inlichtingen aan de amb
tenaren te verstrekken en om toe te laten, dat zij bescheiden
voor 2 X 24 uur medenemen.
In de Staten-Generaal zijn over deze verscherping van de
bepaling omtrent de controle nogal wat woorden gevallen.
Sommige leden vreesden, dat de ambtenaren hun ruimere
bevoegdheden zouden misbruiken om gegevens te verkrijgen
over inkomsten of vermogen van andere belastingplichtigen.
De Minister van Financiën heeft hen echter gerust gesteld.
Nog altijd geldt het voorschrift voor de controleerende amb
tenaren, dat de controle niet mag plaats hebben om ge
gevens te verzamelen, die voor de controle van inkomen of
vermogen van derden van belang zijn.
De controle-bepaling geldt voor „ieder, die een bedrijf uit
oefent". De afzonderlijke Spaarbank eener Boerenleenbank
oefent naar onze meening geen bedrijf uit. Aan het begrip
„bedrijf" is verbonden het streven naar winst of verdienste,
en de afzonderlijke Spaarbank streeft hiernaar niet.
Het vaste zegelrecht van 0,30 (onverschillig de grootte
van het papier) geldt voortaan voor alle akten van verpan
ding tot zekerheid voor geldschulden. Onze formulieren 105
(schuldbekentenis met verpanding van spaargeld) en 114
(schuldbekentenis met verpanding van een hypothekaire
vordering) zullen voortaan dus slechts met 0,30 zegel
gesierd behoeven te worden in plaats van met 0,50. Het
zelfde geldt voor schuldbekentenissen met verpanding van
andere zaken (b.v. levensverzekeringspolissen) en voor losse
akten van verpanding.
Een nieuwigheid is voorts, dat voor onderhandsche akten,
die aan formaatzegel zijn onderworpen en dat zijn al onze
credietformulieren) ook plak zegel mag worden gebruikt. Het
is echter niet gewenscht om hiervan gebruik te maken, want