UIT ONZE BOERENLEENBANKEN. 94 DE RAIFFEISEN-BODE. regeling voor den Kassier onder opgave van naam en vol ledig adres van zijn plaatsvervanger. Deze mededeeling zal geteekend moeten worden door twee leden van het Bestuur. Samenstelling Bestuur en Raad van Toezicht Doodehandsbelasting. De Maandrooster voor de werkzaamheden bij de Boeren leenbanken, zooals die in het Handboekje op blz. 230 en volgende is afgedrukt, vermeldt ondermeer voor de maand Mei, dat de namen en adressen benevens de functiever- deeling van de leden van Bestuur en Raad van Toezicht moeten worden opgegeven aan de Centrale Bank, zoo mede aan het Handelsregister. Wij meenen goed te doen hierop nog eens even de aan dacht te vestigen men kan een verzuim nu nog her stellen. Tal van Boerenleenbanken hebben ons reeds een volledige opgave van de hiervoor bedoelde namen en adressen doen toekomen. Zij, die tot heden zulks nog niet deden, worden verzocht deze opgave te zenden, zoodra zij daartoe in staat zijn. Men kan bij het verstrekken dezer gegevens de opstel ling, zooals deze voor elke Boerenleenbank in het Hand- boekje staat vermeld, als voorbeeld nemen. Nu wij toch de aandacht op een mededeeling in den Maandrooster vestigen, willen wij deze gelegenheid benut ten door er op te wijzen, dat vóór 1 Juli a.s. het aangifte biljet voor de Doodehandsbelasting zal moeten worden ingediend. Men raadplege daarbij onze desbetreffende circulaire van November 1934 en hetgeen omtrent de in vulling van het nieuwe (in den loop van het vorige jaar in gevoerde) aangiftebiljet staat vermeld op blz. 250 en vol gende van het Handboekje (4e druk). Onorganisatorisch optreden. Het zij mij vergund naar aanleiding van een artikeltje in het April-nummer van de Raiffeisen-Bode over boven staand onderwerp een enkele opmerking te maken. De redactie noemt het benoemen van een commissie naast het bestuur „om de bank te behouden en zaken te regelen" onorganisatorisch, en geeft den raad, om bij aldien dat punt niet op de agenda stond, de benoeming tegen te houden. Het komt mij voor, dat die benoeming onder alle om standigheden moet getracht worden tegen te houden. Die commissie kan en mag geen „zaken regelen". Zelfs de Raad van Toezicht, die is ingesteld om toezicht op het be stuur te houden, mag geen enkele bestuursdaad doen. Een dergelijke commissie kan wel adviseeren, maar is niet bevoegd iets te doen wat het bestuur of beheer be treft. Elke daad in die richting is onwettig. Wel kan de ledenvergadering het geheele bestuur ontslaan, desnoods den geheelen Raad van Toezicht erbij en nieuwe colleges benoemen, mits natuurlijk dat een agendapunt is. Het be noemen van een commissie om „zaken te regelen" kan door het bestuur niet belet worden, maar het bestuur heeft tegenover een dergelijke commissie geen enkele ver- plichting en behoeft geen enkele inlichting te geven, noch naar hare adviezen te handelen. Nog een andere opmerking zou ik gaarne maken om misverstand te voorkomen. In het artikel „Het beheer eener boerenleenbank" wordt op blz. 75 gezegd „Het z.g. verbeteringscrediet zal veelal kunnen worden gedekt door tweede hypotheek plus verpanding enz." Duidelijkheidshalve zou ik daar gaarne aan verbonden zien de woorden „mits ook de eerste hypotheek door de boerenleenbank is verleend omdat m.i. een boerenleen bank nimmer een tweede hypotheek mag verleenen als een derde een eerste hypotheek op het goed heeft. Aalten, Mei 1937. JOH. OBBINK. Noot der Redactie. Dat de boerenleenbank nimmer een voorschot of cre- diet onder tweede hypotheek mag verleenen, wanneer een derde een eerste hypotheek op het goed heeft, is een stel- ling, die wij niet voor 100 °/o kunnen onderschrijven. Wij zijn in het geheel geen voorstanders van tweede hypo theek, en vooral niet van tweede hypotheek op een goed, waarop een ander eerste hypotheek heeft, maar als de tweede hypotheek wordt aangevuld door andere zeker heid (zooals wordt verondersteld in de door den geachten inzender aangehaalde zinsnede uit de Raiffeisen-Bode), is een absolute afwijzing van tweede hypotheek op een goed, waarop een ander eerste hypotheek heeft, o.i. niet op haar plaats. Wel is voorzichtigheid op haar plaats, en in zoo verre doet het ons dan ook genoegen, dat de geachte in zender het punt nog even heeft aangesneden. Voorzich- tigheid is op haar plaats, omdat een tweede hypotheek- houder, die niet tegelijk eerste is, niet zoo gemakkelijk van zijn hypotheek gebruik kan maken en bij faillissement van den schuldenaar misschien in de faillissementskosten moet bijdragen. Een tweede hypotheek op een goed, waarop een ander eerste hypotheek heeft, is dus minder waard dan een tweede hypotheek op een goed, waarop de tweede hypotheekhouder zelf ook de eerste heeft. Maar wanneer er nog andere zekerheid bij komt, is het best mogelijk, dat een tweede hypotheek op een goed, waarop een ander eerste hypotheek heeft, te samen met die andere zekerheid voldoende dekking vormt. Dat hangt niet alleen af van de tweede hypotheek, maar ook van de waarde van de andere zekerheid. Zelfs is het mogelijk, dat zulk een tweede hypotheek alleen voldoende dekking vormt. Wanneer een onroerend goed ter waarde van 20.000.belast is met een eerste hypotheek van 4.000.ten behoeve van een derde, kan de Boerenleenbank met gerust gemoed nog eens een paar duizend gulden onder tweede hypotheek erop geven. Al is de executie ook iets minder eenvoudig, schade is prac- tisch toch ondenkbaar. En ook voor bijdrage in de faillisse mentskosten zal zij, als er nog zulk een belangrijke over waarde blijft, niet bevreesd behoeven te zijn. Al is dus, naar onze meening, het advies van den ge- achten inzender te positief ingekleed, dit neemt niet weg, dat voorzichtigheid tegenover tweede hypotheek vereischt is, en vooral in die gevallen, waarin de eerste hypotheek aan een derde is verleend. Inlichtingen aan den fiscus. Het Meinummer van de Raiffeisen-Bode geeft den raad aan den fiscus geen inlichtingen te verstrekken inzake den finantieelen toestand van de „slachtoffers" van den fiscus, met welk advies ik ten volle instem. Aan het slot van dat artikel wordt gezegd, dat het nimmer de bedoeling kan zijn belastingontduiking in de hand te werken, en aange- zien dit zoo geheel de meening van het bestuur onzer bank is, kan het goed zijn mede te deelen, welke houding ons bestuur in deze inneemt. Reeds jaren lang wordt, ook al wordt dit door het „slachtoffer" verzocht, geen enkele inlichting aan den fiscus gegeven. Veelal is een dergelijk verzoek ondersteund door een briefje door den inspecteur geschreven, waarop dan de belanghebbende zijn handteekening geplaatst heeft. Wordt de handteekening geweigerd, dan kan een zoo hooge aanslag volgen, dat men wel reclameeren moet en met de bewijzen voor den dag komen. Een positieve weigering is hier de aangewezen weg. Maar ook belastingontduiking wordt door onze bank tegengegaan. Het komt nu en dan voor, dat een spaarder verlangt dat zijn spaarboekje door een ander vervangen wordt, om daardoor den inspecteur te misleiden. Soms wordt dan vooraf een vrij groot bedrag van het boekje opgevraagd of wel wordt een bedrag overgeschreven op een spaarboekje van de kinderen, zoodat op het nieuwe boekje slechts een klein bedrag overblijft, en het boekje gerust aan den inspecteur kan worden getoond.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1937 | | pagina 6