UIT ONZE BOERENLEENBANKEN. DE RAIFFEISEN-BODE 85 Model-hypotheekacten. Bij het opstellen van mijn vorig artikel over deze aan gelegenheid had ik maar weinig vrije tijd. Ik heb toen slechts de voornaamste punten naar voren gebracht. Maar het is mij gebleken, dat mijn beknoptheid oorzaak is geweest van misverstand. Daarom wil ik graag dit misverstand weg nemen, door wat dieper op deze aangelegenheid in te gaan. Ik wil aannemen, dat wij het er over eens zijn, dat op de gewone voorschotten onzer Banken regelmatig moet worden afgelost. Buiten beschouwing blijven de gevallen, dat door tijdsomstandigheden de voorschotnemer onmach tig is om af te lossen. De aflossingsplicht blijft ook daar, al kan die plicht helaas niet altijd worden nagekomen. Verder ben ik van meening en hier gaat het om dat er ook geen credieten mogen worden verleend zonder een vooropgezette verplichte aflossing of inperking van het crediet. Enkele uitzonderingen misschien daargelaten, moet bij de Boerenleenbanken nog meer dan tot dusver de stel regel gehuldigd worden: geen leening zonder aflossing of inperking! De loopende rekeningen debet zonder inperking behooren naar mijn meening bij de Boerenleenbanken niet thuis. Om in het boerenvak te blijven, zou ik willen zeggen: dat is een waarheid als een koe Toch ben ik er niet goed gerust op, dat alle bankbesturen hiermee grif zullen instemmen. Bij de algemeene banken zijn credieten zonder inperking regel. Daar wordt de bepaling gemaakt, dat het crediet één of meerdere malen per jaar blanco dient te komen; dat alle financieele aangelegenheden van den credietnemer over de Bank moeten gaan. Daar gaat een uitgebreid accountantsonderzoek voor af. Daar is een uitgebreid des kundig personeel aanwezig om de algemeene gang van zaken en die in de branche van den credietnemer in het bijzonder, zorgvuldig in het oog te houden. Daar ziet men op de ver leende credieten nauwlettend toe en aarzelt zoo noodig niet, de cliënt er financieel aan te wagen, als de belangen van de Bank dit noodig maken. En ondanks dit alles, is het maar gelukkig, dat de winstmarges ruim zijn, omdat een groot gedeelte der winst telkens noodig is voor afschrijving op de kwade posten. Bij de Boerenleenbank niets hiervan. Geen accountants onderzoek, geen deskundig personeel, geen verplichting alles over de Bank te leiden, geen afslachten van voorschot nemers en geen winstmarge ruim genoeg, om groote gaten te stoppen. De loopende rekeningen, die in de structuur der alge meene Banken volkomen passen, doen dit niet bij de Boeren leenbanken, waar ze eigenlijk maar klakkeloos zijn overge nomen. Naar mijn meening dient bij ons de restrictie van geregelde jaarlijksche inperking als onafwendbare voor waarde te gelden. ,,Maar de credieten, die in den loop van het jaar eenigen tijd blanco komen?!" zal men mij tegenwerpen. Allereerst zou ik willen opmerken, dat deze soort bij onze Boerenleenbanken vermoedelijk vrij sporadisch voorkomen. Maar bovendien blijft ook bij deze posten het gevaar drei gen, dat in moeilijke omstandigheden het blanco komen wel eens vergeten kan worden, en dat dus de rekening juist in top staat als de volwaardigheid der dekking problematisch wordt. Dus ook bij deze soort posten is een jaarlijksche inperking van het crediet noodig. Onze hoofdstelling luidt dus: geen leeningen zonder regel matige aflossingen en inperkingen. Welnu, als dit ook bij alle hypotheken gebeurt, vervalt in dit opzicht het verschil tusschen vaste- en crediet- hypotheek. En dan is er naar mijn meening voor het bezwaar der Redactie, dat het gevolg van de aanvaarding van mijn voorstel een lichtvaardiger credietverleening zou kunnen zijn, geen enkele grond aanwezig. Integendeel, bij de Ban ken, die nog niet doordrongen waren van de gedachte, dat op de credieten moet worden ingeperkt, worden juist de teu gels strakker aangehaald. Het betreft hier geen dwang van bovenaf, maar een economische noodzakelijkheid. Wij wor den op deze wijze verlost van de geheel willekeurige grens tusschen voorschotten, waarop wel en credieten, waarop niet wordt afgelost. De geheele voorschotverleening komt daarmee op hechtere basis. Er komt dus geen verlies, maar enkel winst te boeken Tegen de vaste hypotheken op zich zelf heb ik eigenlijk weinig bezwaar. Zij vertroebelen echter de zaak en wekken de gedachte, dat bij een crediethypotheek in het algemeen de lijn niet zoo strak aangehaald behoeft te worden. Dat is onjuist Als eerste eisch moet gelden, dat op alle leenin gen regelmatig wordt afgelost. En met deze eisch vervalt automatisch elk voordeel van de vaste voorschotten, in casu ook van de vaste hypotheken. En onder de locale banken zoowel als onder de voorschotnemers zal er geen enkele zijn, die de vaste hypotheken verkiest, want daar is geen enkele reden voor. Én de in ons vorig artikel op genoemde voordeelen der crediet-hypotheek zullen wel steeds aan deze de voorkeur doen geven. Eigenlijk behoeft daar bij de toekenning van het voorschot zelfs geen woord over gewisseld te worden. Bijna geen enkele voorschotnemer is met het verschil der beide soort posten op de hoogte. En nu nog de door mij voorgestane mogelijkheid van het opnieuw opnemen der gelden. Och, als van de 100 posten er 10 zijn, waar op deze wijze de hooge notariëele kosten van een nieuw hypothecair voorschot kunnen worden be spaard, heeft mijn voorstel zijn nut wel bewezen, afgezien van de vele verdere voordeelen. Maar het verzoek om heropnemen van afgeloste gelden moet geheel gelijk ge steld worden met een aanvrage om een nieuw voorschot. Het mag alleen geschieden bij hooge uitzonderingen, in bepaalde gevallen desnoods, en niet dan nadat Bestuur en Raad van Toezicht de waarde van het verbonden goed opnieuw hebben getaxeerd en waar noodig alleen met dispensatie van de Centrale. Daar mag zelfs geen licht vaardigheid aan te pas kunnen komen. Als wij één akte aanvaarden, komt er aan den huldigen chaos in dit opzicht wel voorgoed een eind. En zooals ik reeds opmerkte, zal het gevreesde verlies ongetwijfeld in practische winst verkeeren. Ons streven moet gericht zijn op minder lichtvaardigheid Daar is hier en daar nog wel wat te verbeteren blijkens het onderschrift van de Redactie Ik hoop, dat zij, na mijn nieuwe toelichting haar afwij zend standpunt zal kunnen en willen herzien. En als eenmaal over de soort der akte de beslissing is genomen, komt de belangrijke kwestie aan de orde, welke bepalingen in het algemeene formulier zullen moeten wor den opgenomen. Naar mijn meening spreekt het wel van zelf, dat met name voor de crediet-hypotheek de huidige bepalingen wel een zeer groote wijziging zullen moeten ondergaan. Oostknollendam, 16 April 1937. J. ENNIK, Kassier Knollendam. Noot der Redactie, Het doet ons genoegen, dat de geachte inzender zijn vorig artikel verduidelijkt. Want nu blijkt, dat wij een heel eind samen kunnen gaan. Wij kunnen ons geheel ver eenigen met zijn betoog, dat het gewenscht, zoo niet nood zakelijk is, dat over het algemeen ook bij credieten in loopende rekening een jaarlijksche inperking wordt vast gesteld. Dat wij ons hiermede kunnen vereenigen, blijkt wel uit het feit, dat wij reeds eenigen tijd geleden in onze credietacte's een clausule omtrent de inperking hebben opgenomen. Weliswaar is het gebruik van deze clausule niet dwingend voorgeschreven, maar er blijkt toch wel uit, dat wij een jaarlijksche inperking gewenscht achten. Dit blijkt trouwens ook uit tal van adviezen, verstrekt door onze inspectie.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1937 | | pagina 7