r
SPLITSING VAN EEN BORGSTELLING
DE RAIFFEISEN-BODE.
59
len, teneinde te voorkomen, dat zij worden teleurgesteld
in hun goed vertrouwen, dat zij verhaal krijgen op hun
medeborgen.
Een nieuwe voorziening in onze iormulieren.
Zooals gezegd, een pro forma dagvaarding brengt
kosten mede. Bovendien bestaat altijd het risico, dat men
er niet aan denkt, en dat eene borg zonder meer alles
betaalt. Wij hebben daarom gemeend, dat het in het be
lang der borgen gewenscht is om in de nieuwste druk van
de formulieren 100 (schuldbekentenis met borgstelling)
en 150 (crediet-akte met borgstelling) een nieuwe be
paling op te nemen, waarbij de werking van art. 1881
wordt uitgesloten, zoodat de borgen ook buiten de twee
gevallen, in art. 1881 bedoeld, verhaal op elkander heb
ben. Wanneer andere formulieren, waarin borgstelling
voorkomt, moeten worden herdrukt, zullen wij daarin
dezelfde bepaling opnemen.
In de toekomst zal dus een borg, die geteekend heeft
op een formulier, waarin die nieuwe bepaling is opge
nomen, en die alles betaalt, in ieder geval verhaal op zijn
medeborg kunnen nemen.
Voorloopig echter houde men, gelijk gezegd, met het
bestaan van art. 1881 rekening, en wijze men belang
hebbende borgen hierop.
Behandel de borgen zooals gij zelf als borg behan
deld zoudt willen worden!
Stel hen op de hoogte, wanneer het minder goed gaat
met den schuldenaar wanneer hij nalatig is met
rente-betaling, of wanneer zijn crediet „bevroren"
raakt. En laat de borgen uitstelformulieren teekenen
bij uitstel van de in de schuldbekentenis bepaalde
aflossing. Hierdoor voorkomt gij moeilijkheden
Pas op
Kort geleden kregen wij onder oogen een paar aan
schrijvingen van een kassier, gericht tot twee borgen,
waarbij aan ieder van hen werd verzocht om de helft van
de rente, door den betrokken voorschotnemer verschul
digd, te betalen.
De kassier zal bij het verzenden dier aanschrijvingen
wel niet beseft hebben, dat hij daarmee een zeer gevaar
lijk werkje verrichtte. Hij stelde daarmede de Bank
namelijk bloot aan een beroep van de borgen op schuld
splitsing; een beroep, dat in het bedoelde geval des te
ernstiger zou zijn geweest, omdat één der borgen niet
goed meer was.
Wat beteekent die schuldsplitsing? Men weet, dat de
borgen bij al onze formulieren afstand doen van het voor
recht van schuldsplitsing. Dit beteekent, dat zij ieder
voor de geheele schuld kunnen worden aangesproken. Bij
splitsing der schuld kunnen zij ieder slechts voor een
evenredig deel worden aangesproken. Het is duidelijk, dat
afstand van de schuldsplitsing vooral dan van groot belang
is, wanneer een der borgen buiten staat geraakt om te
betalen. De Bank kan dan den anderen borg voor het ge
heele bedrag aanspreken. Bij splitsing der schuld zou zij
van dien laatsten borg slechts de helftf aangenomen, dat
er twee borgen zijn) kunnen vorderen; en de andere helft
zou zij maar moeten zien te verhalen op den insolventen
borg.
De borgen der Boerenleenbanken kunnen op grond van
onze formulieren dus géén splitsing der schuld eischen.
Maar nu bepaalt art. 1875 Burgerlijk Wetboek „In
dien de schuldeischer zelf, en vrijwillig, zijn rechtsvorde
ring verdeeld heeft, kan hij tegen die schuldsplitsing niet
weder opkomen, al waren zelfs eenige der borgen on
vermogend, vóór den tijd, dat hij de schuld verdeeld
heeft."
Wanneer dus de schuldeischer zelf aldus de wet
vrijwillig zijn vordering verdeelt, zit hij daaraan vast de
borgen kunnen dan een beroep doen op schuldsplitsing.
Het is nu duidelijk, waarom de boven bedoelde aan
schrijvingen zoo gevaarlijk waren voor de Boerenleen
bank. Zij bevatten immers een splitsing van de rente, en
men kan zelfs beweren, dat eruit op te maken valt, dat
de kassier bedoelde de geheele post te splitsen. In ver
band met de insolventie van den eenen borg, was de
Bank door die aanschrijvingen dus zeker de helft van de
rente kwijt (aangenomen, dat de goede borg op zijn qui-
vive was), terwijl bovendien de mogelijkheid werd ge
schapen, dat de goede borg zich ook op splitsing van de
hoofdsom zou kunnen beroepen.
Er zijn nog andere manieren, waarop het splitsings
gevaar kan onstaan. Het ontstaat, wanneer de Bank
zonder eenig voorbehoud genoegen neemt met betaling,
door een der borgen, van de helft der schuld, en daarvoor
een kwitantie afgeeft, waaruit niet blijkt, dat die betaling
van de helft slechts als gedeeltelijke betaling moet wor
den beschouwd.
Het is uit het voorgaande dus wel duidelijk, dat op
passen hier de boodschap is!
Hoe het wèl moet.
Hoe moet het dan wél? Hoe moet men de borgen aan
schrijven, als men ze niet ieder voor hun deel mag aan
spreken? Hiervoor zijn verschillende manieren. Men kan
ze ieder voor de volle rente, de volle aflossing, de volle
hoofdsom aanspreken; als geruststelling kan men er dan
bijvoegen „Tot uw medeborg richten wij een schrijven
van gelijke inhoud" (voegt men dit niet erbij, dan denkt
de geadresseerde, dat men alleen hem voor het geheele
bedrag op den korrel neemt, wat meestal niet het geval zal
zijn). Of men kan ieder van de borgen aanschrijven voor
zijn deel, onder toevoeging „Ofschoon wij U thans
slechts voor een deel der rente (aflossing, schuld) aan
spreken, behouden wij ons Uw aansprakelijkheid voor de
geheele schuld volledig voor."
En wat het aannemen van betaling van een deel be
treft, men kan voorkomen, dat de borg tracht hieruit
schuldsplitsing te distilleeren, door in de kwitantie te
zetten, dat de betaling ontvangen is „in mindering op de