WOEKERPLANTEN IN NEDERLANDS
FINANTIEELE TUINEN.
HET LANDELIJK COÖPERATIEVE
CREDIETWEZEN IN DE WERELD.
28
DE RAIFFEISEN-BODE
De heer Schipper, Voorzitter der Coöperatieve Boeren
leenbank te Zwartemeer, stelde, naar aanleiding van het
overzicht in ,,De Raiffeisenbode" van September j.1., enkele
vragen, welke wij gaarne beantwoorden, omdat er tevens
gelegenheid bestaat een gewenschte aanvulling en correctie
te geven.
Het overzicht betreft het jaar 1934.
Het cijfer van het gemiddeld aantal leden, opgenomen
in den laatsten regel is een drukfout. Het is niet 521
doch 101.
Het grootste gemiddeld aantal leden heeft niet Denemar
ken (418), zooals staat vermeld, doch Marokko (476).
De afgedrukte staat is niet geheel volledig, zoodat scherpe
opmerkers, zooals de heer Schipper, het niet eens konden
worden met de recapitulatie naar de werelddeelen.
In den staat ontbreken gegevens van Danzig, Guade-
loupe, Madagaskar, Martinique, Réunion en Tunis.
Danzig heeft 51 Banken met 3118 leden; balanstotaal
frs 5.905.000; totaal-omzet frs. 35.100.000.
Guadeloupe 29 banken met 2642 leden;
Madagaskar 43 banken met 3009 leden;
Martinique 37 banken met 1441 leden;
Réunion 28 banken met 2530 leden;
Tunis 64 banken.
Van de laatste vijf zijn de balanstotalen en omzet-cijfers
blijkbaar niet bekend, terwijl van Tunis in het jaarboek
slechts het aantal Banken wordt vermeld.
Tevens maken wij van deze gelegenheid gebruik om een
drukfout in het artikel van de Zwitsersche Raiffeisen-Orga-
nisatie te herstellen. Het balanstotaal op 31 December 1935
steeg n.1. niet tot 164 millioen frs, doch tot 364 millioen.
Dit klopt ook beter met het cijfer in het jaarboek (355,7
millioen frs. per 31 December 1934.)
Onder den titel „Woekerplanten in Neerlands Finan
ciële Tuinen", geeft het Finantiëel Weekblad voor den
Fondsenhandel brochures uit, waarin dubieuze onder
nemingen op financiëel gebied aan de kaak worden gesteld.
„Ettelijke honderdduizenden guldens", aldus het voorwoord
tot het eerste deeltje, „verdwijnen jaarlijks in de zakken
van allerlei individuen, die eerlijker arbeid schuwen en aan
den kost trachten te komen door praktijken, waarvoor zij in
verschillende andere landen tot langjarige gevangenis
straffen zouden worden veroordeeld, maar voor welke onze
wetten helaas nog te wijde mazen hebben." Het is de
prijzenswaardige bedoeling der brochure s het publiek tegen
degrelijke „financiëele struikroovers" te waarschuwen.
Tot nog toe zijn drie deeltjes van deze „Woekerplanten"
uitgegeven. Als men ze doorkijkt, slaat men de handen in
elkaar. Hoe is het mogelijk, dat er zóó veel ongerechtigheid
in ons land bestaat! En ook: hoe is het mogelijk, dat een
deel van het publiek zoo dom is, dat het zich door al die
financiëele struikroovers laat vangen. Men moet echter toe
geven, dat de heeren zeer slim zijn en dat hun manipulaties
voor eenvoudige menschen weinig doorzichtig zijn.
In de verschillende deeltjes komen interessante verhalen
voor. Eén ervan willen wij hier weergeven. Het gaat om een
zekeren Bertling en zijn vrouw, handelende onder den naam
„Mr. J. C. van der Meulen". Bertling is inmiddels overleden
en zijn vrouw is failliet verklaard. In de verificatieverga
dering van het faillissement van de weduwe Bertling werd
door den curator verslag uitgebracht, waarin blijkens blz. 20
en volgende van deel III van „Woekerplanten" (welk ge
schrift wij nu verder aan het woord laten) „werd mede
gedeeld, dat de gefailleerde, in navolging van haar echtge
noot, een effectenzaak heeft gedreven met gebruikmaking
van den naam Mr. J. C. van der Meulen en dit in zoodanigen
vorm, dat ieder, die niet uitdrukkelijk gewaarschuwd was,
wel moest aannemen, dat Mr. J. C. van der Meulen ook de
eigenaar der zaak was.
MR. J. C. v. d. MEULEN MEDEPLICHTIG?
„Dit was echter niet het geval. Van der Meulen had slechts
zijn naam aan de onderneming geleend of verhuurd. Aldus
ten minste meen ik een overeenkomst te moeten beschou-
D.i. de curator.
wen, welke in Dec. 1931 tusschen hem en den overleden
echtgenoot van de gefailleerde gesloten is. Naar den schijn
is daarbij het bedrijf van commissionnair in effecten, hetwelk
tot dat tijdstip door van der Meulen gedreven zou zijn, aan
Bertling overgedragen met den daaraan verbonden handels
naam. In werkelijkheid is er echter niet veel anders over
eengekomen, dan dat Bertling araison van 10
van de door hem te maken winst den
naam Mr. J. C. van der Meulen voor een
door Bertling te drijven effectenfirma
mocht gebruiken en zulks, merkwaardig
genoeg, tot wederopzeggens toe.
BERTLINGS VERLEDEN.
Bertling had dezen naam dringend noodig. Met den zijnen
kon hij niet al te goed voor den dag komen, want er lagen
allerlei duistere verwikkelingen met de justitie in
Duitschland, dat zijn vaderland was, achter hem.
Daarenboven dreigde de mogelijkheid, dat hij door zijn be
langrijke Duitsche crediteuren aangepakt zou worden.
Vervolgens moest dij den naam Mr. van der Meulen ter be
schikking hebben, ter wille van den daaraan verbonden
goed-Nederlandschen klank, den titel en het feit, dat de
drager van dien naam oud-Indisch ambtenaar was, hetwelk
van tijd tot tijd, al was het dan in strijd met de overeen
komst, op het briefpapier onder den naam kon worden ver
meld. Dit zou dan bijdragen tot de verkrijging van het
vertrouwen, dat Bertling voor de zaken, welke hij beoogde
te ondernemen, noodig had.
DE WERKMETHODE.
Deze zaken bestonden, kort gezegd, in het drijven van
een b u c k e t-s h o p, een gokkantoor, op de klassieke
en beproefde manier. Het ging er om, het publiek zooveel
mogelijk te animeeren tot het koopen van effecten, voor
namelijk op prolongatie, en de speculatiezucht van het
publiek te dien einde zooveel mogelijk te prikkelen door het
verzenden van allerlei „tips". In circulaires, expresse-
brieven en telegrammen aan de zorgvuldig en met kennis
van zaken uitgekozen adressen (de kosten kwamen er niet
op aan) werden voortdurend voorspiegelingen gedaan om
trent de hooge winsten, welke bij speculatie of bij aankoop