DE RAIFFEISEN-BODE.
Als ren de 600.als annuïteit beschouwt, is de
leening in 19 a 20 jaar afgelost.
Ouderdoms-
Weduwe-
Weezen-verzorging
het Collectief-Contract
Lips' Brandkast.
23
UIT ONZE BOERENLEENBANKEN.
Hypotheken een nieuwe grens.
Olst, 11 Augustus 1936.
Aan de Redactie van „De Raiffeisen-Bode".
Mijne Heeren,
Naar aanleiding van Uw redactioneel gedeelte, in R.B.
van Augustus j.1. „Hypotheken een nieuwe grens", ben
ik zoo vrij het volgende te bemerken
I. U vermeldt in dit schrijven o.a. in de 2de kolom, op
de 2de alinea van boven „Als een boerderij een netto
opbrengst levert van 500.zal de eigenaar aan rente
en periodieke aflossing op zijn hypotheek ook 500.
kunnen betalen. Moet hij meer betalen, dan moet hij in
teren en als dat zich eenige jaren voortzet, loopt hij vast."
Enz.
M.i. is dit niet geheel zuiver gesteld voor zoover er in
dit bedrag de factor „aflossing" voorkomt, behoeft er nog
geen intering plaats te vinden. Zoolang de rente nog uit
de netto-opbrengst betaald kan worden, wordt er m.i. niet
ingeteerd. Wel kan er voor de aflossing opnieuw geleend
moeten worden of van eigen kapitaal wat moeten worden
afgenomen, doch dan heeft er nog slechts een verplaatsing
van schuld of vermogen plaats. Natuurlijk is het gewenscht
dat z.g. uit de netto-opbrengst kan worden afgelost, zooals
dit met het aflossings-systeem bij onze Boerenleenbanken
de bedoeling is. Wij zullen dan ook de laatsten zijn, om
geld uit te leenen om te kunnen laten aflossen.
II. Voort-redeneerende op bovenstaand voorbeeld,
blijkt, dat het bedrag aan aflossing, theoretisch berekend,
niet op 10 en ook nog niet op 5 kan worden vastge
steld, van de hypotheek. Het is natuurlijk afhankelijk van
de bedongen rente-voet. Beschouwen we echter het rente
type van 4 als het normale voor dezen tijd, dan kan
de berekening van het maximum aflossingsbestanddeel,
voor het eerste jaar, als volgt plaats vinden
5/100 X gebruiksw. is de netto-opbrengst.
4/100 X 2/3 gebruiksw. is de hyp.rente.
De netto-pachtopbr. Hyp.rente is beschikbaar voor
aflossing, alzoo 15/300 gebr.w. 8/300 gebr.w. is 7/300
gebr.w. is aflossing, of wel 3/2 X 7/300 is 21/600 is 3l/2
van het hypotheekbedrag is het eerste jaar beschikbaar
voor aflossing. Wel komt dan elk jaar meer beschikbaar,
doch dan vervallen wij in de annuïteiten.
Het is niet mijn bedoeling critiek uit te oefenen, want ik
ga met Uw adviezen geheel accoord, evenwel wil ik er
maar mede zeggen, dat het eene met het andere verband
houdt.
Hoogachtend,
G. LODEWEGENS.
Noot der Redactie.
De critische opmerking onder I is wel juist althans
in theorie. Maar practisch lijkt het er toch wel veel op,
dat intering plaats grijpt, omdat het practisch meestal uit
gesloten zal zijn om voor aflossing, die niet uit de bedrijfs
opbrengsten betaald kan worden, opnieuw te leenen.
De tweede door den geachten inzender aangehaalde zin
kan beter worden gelezen als volgt „Moet hij meer be
talen, dan zal hij zijn overige bezit (dus speciaal zijn inven
taris) moeten interen, en als dat zich eenige jaren voortzet,
loopt hij vast".
Tegenover de intering van den inventaris staat dit is
de strekking van des inzenders opmerking een vermeer
dering van de overwaarde der boerderij (afgezien van
waarde-schommelingen, veroorzaakt door de conjunctuur).
Practisch echter zal deze vermeerdering der overwaarde
den boer gewoonlijk niet in staat stellen om de intering
van zijn inventaris te voorkomen. Het is niet gemakkelijk
(en bovendien kostbaar) om voor de jaarlijksche aflos
singen geld op tweede, derde, enz. hypotheek op te nemen.
Met de berekening sub II kunnen wij ons geheel ver
eenigen. Het lijkt ons gewenscht om haar door een voor
beeld te verduidelijken. Stel, dat de netto-opbrengst van
een boerderij is 600.per jaar. De gebruikswaarde is
het twintigvoud hiervan. Dus 12.000.De hypotheek
wordt bepaald op twee derde, dus 8.000.De rente
bedraagt 4 320.'s jaars. De eigenaar kan uit de
netto-opbrengst dus aflossen 600.minus 320.
280.oftewel 3^2 Dit geldt, gelijk de inzender op
merkt, voor het eerste jaar. Elk volgend jaar kan iets meer
worden afgelost, omdat de hoofdsom en daarmee ook de
rente vermindert. Het bestanddeel „aflossing" in de
600.netto-opbrengst wordt dus elk jaar grooter.
Wij weten natuurlijk zeer wel, dat zulk een geschatte
netto-opbrengst slechts op papier juist is. In de werkelijk
heid is de netto-opbrengst het eene jaar zus, het andere
zoo het eene jaar hooger, het andere lager. De geschatte
netto-opbrengst moet dan ook alleen worden beschouwd
als richtlijn. Zulk een richtlijn is zeer noodig dat heeft
de ervaring ons nu wel geleerd.
Waarom de inzender juist de percentages 10 en 5 noemt
als te hooge percentages van aflossing, is ons niet duidelijk.
Noemt hij het eerstgenoemde percentage misschien in ver
band met de dispensatie-regeling? Maar deze heeft met
de beoordeeling van de betalingscapaciteiten van de schul
denaren niets te maken. Is het noemen van 10 misschien
een teeken? Dat men de aflossing wel eens op dat percen
tage stelt, alleen omdat men binnen de grenzen der dispen
satie-regeling wil blijven? Als deze gewoonte bestaat (wij
weten het niet), moeten wij echter erop wijzen, dat zij
verkeerd is. Het is natuurlijk heel goed om binnen de
grenzen der dispensatie-regeling te willen blijven, maar
men moet bij de bepaling van het aflossingspercentage
ook, en zelfs in de eerste plaats, rekening houden met de
betalingscapaciteiten van den schuldenaar.
Voor
(óók met premie-staking bij
invaliditeit)
op de voorwaarden van
geeft de Centrale
Bank gaarne inlichtingen.
TE KOOP
aangeboden wegens verbouwing en aanschaffing van een
kluis, een
Afmetingen uitw. 139 x 80 x 70 c.M.
Te bevragen: Coöp. Boerenleenbank te Bennekom.