12 DE RAIFFEISEN-BODE d. aandeelen Centrale Bank e. aandeelen Coöp. Grondkapitaalbank f. deposito-obligaties Centrale Bank g. overige waardepapieren, (koers 31 Dec.) h. vaste goederen i. meubilair j. postcheque en girodienst. Rubriek 4. Nog te vorderen rente voorschotten. Dit saldo moet aanwijzen de rente van voorschotten, welke op 31 December van het afgeloopen boekjaar aan de Bank verschuldigd was, doch nog niet ver effend. Het saldo dezer rubriek is gelijk aan het eindcijfer der 8e kolom van het uittreksel uit grootboek II. Rubriek 5. Nog te vorderen rente effecten. Hiervan is een specificatie gewenscht. Rubriek 6. Nog te vorderen provisie en kosten. Deze rubriek wijst het totaal aan der lle kolom van het uittreksel uit grootboek II. Schulden. Rubriek 9 en 10. Spaargelden en termijndeposito's. Indien de Boerenleenbank een afzonderlijke Stichting Spaarbank heeft Verschuldigd aan de Spaarbank. Voor het totaal hiervan verwijzen wij naar de kolom men 8 (en 6) der uittreksels uit de grootboeken I (en IT). Rubriek 11. Verschuldigde rente termijndeposito's aan de Spaarbank. Hierop moet worden vermeld de per 31 December verschuldigde rente van termijndeposito's. Zie uit treksel IT kolom 10. Is aan de Boerenleenbank een afzonderlijke Spaar bank verbonden, dan wordt de aanduiding „Verschul digde rente termijndeposito's" doorgehaald. Zoo niet, dan vervalt de omschrijving „aan de Spaarbank". Rubriek 12. Schuld in loopende rekening. In deze rubriek worden de schulden in loopende reke ning vermeld. Het eindtotaal is gelijk aan het eind cijfer der 7e kolom van het uittreksel uit groot boek III. Evenals bij rubriek 3 op de balans wordt ook hier in een voorkolommetje een overzicht gegeven van den aard dier schulden, n.1. a. rekeninghouders b. Centrale Bank c. reservefonds. Rubriek 13. Saldo winst. Wijst het winstsaldo aan, gemaakt in het afgeloopen boekjaar. Afsluiting dagboek en controle balans. Wanneer de balans geheel op bovenomschreven wijze is ingevuld, zal na telling der debet- en creditzijde moeten blijken, dat de eindtotalen aan elkaar gelijk zijn. Zooals reeds hierboven werd behandeld, hebben we de rente van grootboek I en III benevens onkosten en provisie bijgeschreven. Wanneer alle posten zijn ingeboekt en overeenstemming tusschen dagboek en de eindtotalen der uittreksels I, II en III, benevens het specificatieboek, is vastgesteld, kan het dagboek worden afgesloten, hetgeen als volgt plaats vindt Alle kolommen van het dagboek worden opgeteld en de totalen in inkt ingevuld. Vervolgens worden de saldi der kolommen bepaald A. Kassaldo is het verschil tusschen de kolommen 5 en 10 van het dagboek. B. Spaargelden. Het saldo, verschuldigd bij het einde het jaar, wordt bepaald door het totaalbedrag van kolom 11 naar kolom 6 in het dagboek over te bren gen en het verschil dezer beide kolommen te bepalen. C. Voorschotten. Het saldo te vorderen in het dagboek is gelijk aan het verschil tusschen de kolommen 12 en 7. D. Loopende rekeningen. Uit het dagboek kan niet worden bepaald het totaal bedrag te vorderen en het totaal verschuldigd bedrag in loopende rekening wel het verschil tusschen deze beide bedragen. Daartoe wordt het verschil tusschen de kolommen 8 en 13 van het dagboek bepaald en tevens in dit boek vastgelegd. E. Bij de vaststelling van de winst of het verlies over het boekjaar vanuit het dagboek, wordt nagegaan welk saldo van de beide kolommen „Intrest", Provisie etc." (9 en 14) het grootst is. Gelijk in de hiervoor bespro ken gevallen wordt het kleinste bedrag onder het grootste geplaatst en het verschil bepaald. Eventueel te vorderen of verschuldigde rente wordt hieronder geplaatst en het winstcijfer bepaald. We hebben nu in het dagboek de eindsaldi vastgelegd van de kas, spaargelden, voorschotten, saldi in loopende rekening en het winstcijfer. Deze kunnen aan de hand van de balans als volgt worden gecontroleerd A. Het kassaldo op de balans (rubriek 1) moet in over eenstemming zijn met het verschil der kolommen 5 en 10 uit het dagboek. B. Het saldo spaargelden op de balans (rubrieken 9/10) moet in overeenstemming zijn met het verschil der kolommen 6 en 11 uit het dagboek. C. Het saldo voorschotten op de balans (rubriek 2) moet in overeenstemming zijn met het verschil van de ko lommen 12 en 7 uit het dagboek. D. Van de loopende rekeningen is alleen het saldo te controleeren, vandaar dat het verschil tusschen de totalen van rubriek 3 en 12 op de balans in overeen stemming moet zijn met het verschil van de kolommen 8 en 13 uit het dagboek. E. Het winstsaldo op de balans (rubriek 13) moet in overeenstemming zijn met het verschil tusschen de kolommen 9 en 14 uit het dagboek. Bij laatstgenoemd saldo moet rekening gehouden worden met nog te vorderen of verschuldigde rente. Wanneer gebleken is, dat de balans in overeenstemming is met de uittreksels en het dagboek, dan kan het dagboek in het nieuwe jaar met de balanscijfers worden heropend. Het is daarbij niet noodzakelijk de balanscijfers per 1 Januari in het dagboek te schrijven. De posten, die vóór het gereedkomen der balans in het nieuwe jaar zijn geboekt, kunnen met inkt worden geteld en getransporteerd. Is de balans gereed, dan worden de balanscijfers dus in het dagboek ingeboekt op den datum, waarop zij klaar is. Het inboeken der balans ge'schiedt aldus a. Spaargelden (rubriek 9/10) naar kolom 6 van het dag boek. b. Loop. rekening creditsaldi (rubriek 12) naar kolom 8 van het dagboek. c. Winst en eventueel verschuldigde termijndeposito- rente (rubriek 11 en 13) naar kolom 9 van het dagboek. Het totaal der onder a, b en c genoemde bedragen wordt in kolom 5 van het dagboek geboekt.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1936 | | pagina 4