HET BEHEER EENER BOERENLEENBANK.
10
DE RAIFFEISEN-BODE.
woordig in een wanverhouding tot de verkoopwaarde.
Gekapitaliseerde opbrengst en verkoopwaarde liggen zeer
ver uit elkaar. Daarom is de verkoopwaarde tegenwoordig
een onjuiste grondslag voor de berekening van het bedrag,
dat op hypotheek kan worden verstrekt.
Minder ver uit elkaar liggen de opbrengst en de netto
pachtwaarde. Wel is waar zijn ook de pachten aan den
hoogen kant, maar zij volgen de opbrengst, het werkelijke
rendement van het bedrijf, toch tamelijk dicht. Daarom
richte men zich, wanneer men wil berekenen welke ver
plichtingen de schuldenaar kan dragen, naar de gekapitali
seerde netto-pachtwaarde, d.i. de gebruikswaarde in den
boven aangegeven zin.
Moet men, wanneer men de gebruikswaarde als grond
slag neemt, ook vasthouden aan den eisch van een derde
overwaarde? Het is denkbaar, dat de lezer bij zich zelf
zal opmerken de gebruikswaarde is toch al zoo laag, dat
wij wel tot 100 van de gebruikswaarde kunnen gaan
dan is er toch nog voldoende overwaarde.
Hiermede kunnen wij niet instemmen. Zooals zoo juist
reeds werd gezegd, zijn de pachten in verhouding tot de
werkelijke opbrengst aan den hoogen kant. Dus is ook de
op de pacht gebaseerde gebruikswaarde aan den hoogen
kant, in verhouding tot de gekapitaliseerde opbrengst.
Daarom is het gewenscht om ook op de gebruikswaarde
een veilige marge (j/j) te nemen, en om dus als grens voor
hypotheken vast te stellen tweede derde van de ge
bruikswaarde. Zoodoende schakelt men ook eenigszins uit
het risico, gelegen in de mogelijkheid van verdere daling
van de nog steeds kunstmatig opgehouden prijzen.
De nieuwe grens, die in acht worde genomen, is dus
twee derde van de gebruikswaarde in den boven aange
geven zin (20 X geschatte netto-pachtopbrengst). Deze
grens zal, althans in den tegenwoordigen tijd, belangrijk
beneden de oude grens twee derde van de verkoop
waarde blijven. Een juridisch bezwaar bestaat daar
tegen niet. De grens, gesteld in Art. 39 der Statuten, is
een maximummen mag tot twee derde der verkoop
waarde gaan, maar men behoeft niet zoover te gaan.
De grens van Art. 39 blijft natuurlijk gelden. Mocht dus
te eeniger tijd de gebruikswaarde hooger worden dan de
verkoopwaarde, dan zou de grens van twee derde der
gebruikswaarde automatisch buiten werking treden.
Wij spreken de hoop uit, dat de Besturen onzer Locale
Banken en de Raden van Toezicht het bovenstaande
ernstig zullen overwegen, en dat zij zich met het advies
van het Bestuur der Centrale Bank zullen kunnen ver
eenigen.
Hoofdstuk II. De Boekhouding der Bank (vervolg).
De Rekening.
De Jaarrekening, bij onze Boerenleenbanken in gebruik,
geeft in beknopten vorm een overzicht van de ontvangsten
en uitgaven, die in een bepaald jaar hebben plaats ge
vonden.
Zooals reeds eerder werd opgemerkt, is de boekhouding
van de Boerenleenbanken gesplitst in een administratie
voor
1. spaargelden
2. voorschotten
3. loopende rekeningen, waarbij ook de z.g. „onper
soonlijke" rekeningen zijn ondergebracht
4. diverse ontvangsten en uitgaven.
Deze indeeling is ook weer bij de Rekening terug te
vinden.
Wij zullen de Rekening hieronder in het kort nader uit
eenzetten.
Elke rubriek op de Rekening heeft een nummer. Daar
achter bevindt zich de omschrijving en het bedrag der
rubriek en vervolgens een tweede nummer, dat verwijst
naar de overeenkomstige nummers van de kolommen op
de uittreksels der grootboeken, waar dit bedrag te
vinden is.
A. Ontvangsten.
Rubriek 1. Hierop wordt vermeld de inhoud der kas bij
den aanvang van het boekjaar, welk bedrag gevonden
kan worden op de balans van het voorafgaande boek
jaar.
Rubriek 2 en 3. In den loop van het boekjaar ontvan
gen spaargelden en termijndeposito's, benevens bij
geschreven rente, of indien de Bank een Stichting
Spaarbank heeft „Ontvangen door de Spaarbank".
Voor de in deze rubriek te vermelden bedragen wordt
verwezen naar de kolommen 4 en 5 (en T 4) van het
uittreksel van Grootboek I (en I T.).
In de geldkolommen der rubrieken 2 en 3 worden dus
de bedragen ingevuld, die als eindsaldi in de desbe
treffende kolommen der uittreksels voorkomen.
Waar hieronder verder naar kolommen van uittreksels
verwezen wordt, moeten de eindsaldi dezer kolommen
in de betrokken rubriek worden ingevuld.
Rubriek 4. Terugbetaalde voorschotten.
Zie hiervoor kolom 4 uittreksel II.
Rubriek 5. Ontvangsten in loopende rekening verwijst
naar kolom 5 uittreksel grootboek III.
Deze rubriek wordt in een voorkolommetje in een
7-tal onderdeelen gesplist, n.1.
a. van mede-leden
b. van de Centrale Bank
c. jaardeposito Centrale Bank
d. verkochte waarden (effecten, meubilair etc.)
e. afschrijvingen
f. op de reserve gebrachte winst
g. postcheque- en girodienst.
Rubriek 6. Ontvangen rente.
Deze rubriek is ingedeeld in
a. voorschotten (zie kolom 7 uittreksel II)
b. loop. rekening (zie kolom 8 en 11 uittreksel III)
c. effecten
d. Centrale Bank (zie kolom 8 uittreksel III)
e. jaardeposito Centrale Bank (zie kolom 8 uit
treksel III).
Rubriek 7. Ontvangen provisie en kosten
a. van voorschotten (zie kolom 10 uittreksel II)
b. van loop. rekening (zie kolom 11 uittreksel III)
Rubriek 8. Diverse ontvangsten volgens specificatie.
Deze ontvangsten zijn niet op de uittreksels vermeld,
maar kunnen uit het specificatieboek voor diverse
ontvangsten en uitgaven worden overgenomen.