Ouderdoms- Weduwe- Weezen-verzorging het Collectief-Contract DE RAIFFEISEN-BODE 3 le. Kolommen voor ingelegde en teruggehaalde kapi talen. 2. Een kolom, waarin het saldo van den betrokken rekeninghouder is aangeteekend. 3e. Kolommen voor renteberekening. Uit het dagboek worden de inlagen, geboekt onder „totaal" en „loopende-rekening" (resp. 5 en 8), in Groot boek III overgebracht in de kolom „bij de Boerenleenbank gestort", terwijl terugbetalingen uit de kolommen „totaal" en „loopende-rekening "(10 en 13) worden over gebracht in Grootboek III in de kolom „uit de Boeren leenbank ontvangen". Naast de rekeningen van personen en vereenigingen worden in Grootboek III tevens de z.g. onpersoonlijke rekeningen bijgehouden. (Effecten, meubilair, gebouwen, reserve, aaandeelen C. B. enz.). De renteberekening vindt plaats volgens de staffel methode. Aan het einde van het jaar wordt de rente bijgeschre ven, de rekening afgesloten en heropend. Losbladige of gebonden boeken. Welk systeem, losbladig of gebonden, het meest aan bevelenswaardig is, hangt vrijwel uitsluitend af van de grootte der bank en de voorkeur, welke het bestuur en de kassier voor een der beide systemen hebben. In het algemeen zullen voor kleinere banken gebonden boeken voldoende zijn. Heeft daarentegen een Boerenleenbank groote rekenin gencourant (bijv. van Zuivelfabrieken of Aankoopvereeni- gingen) dan zal een losbladig boek zeer zeker beter vol doen, dan een gebonden exemplaar. In een losbladig boek behoudt een rekeninghouder steeds hetzelfde folionummer. Daar men niet behoeft te transporteeren, heeft men de rekening over een geheel jaar bij elkaar, wat bevorderlijk is voor het overzicht. Aan het einde van het jaar kunnen de gebruikte folio's in een speciaal daarvoor bestemde band worden bewaard. Men werkt dus steeds met versch materiaal. Uittreksel Grootboek I, II en III. Specificatie diverse ontvangsten en uitgaven. Na het afsluiten der grootboeken moet overgegaan wor den tot het opmaken der balans. Bij de dubbele methode van boekhouden heeft men bij het opmaken der balans een belangrijk steunpunt in de proefbalans, die uit het grootboek getrokken is. Daar wegens gemis van een journaal en grootboek of andere boeken, die deze zouden kunnen vervangen, bij de boekhouding onzer boerenleenbanken dit steunpunt komt te vervallen, heeft men andere middelen moeten aanwenden om een balans te kunnen opmaken. Deze steunpunten nu zijn de uittreksels uit de Groot boeken I, II en III, benevens de specificatie der diverse ontvangsten en uitgaven uit het dagboek. Met behulp van deze stukken wordt tenslotte de reke ning en balans samengesteld. Uittreksels I, II en III. Deze geven in gecomprimeerden vorm van iedere reke ning afzonderlijk, en nadat ze zijn opgeteld van elk der groepen rekeningen van de Grootboeken I, II en III in totaal, een overzicht van hetgeen op deze rekeningen in den loop van het jaar heeft plaats gevonden. Nemen we als voorbeeld het uittreksel van Grootboek I. Op dit uittreksel treft men de volgende kolommen aan voor Voor (óók met premie-staking bij invaliditeit) op de voorwaarden van geeft de Centrale Bank gaarne inlichtingen. le. Folio van de rekening in Grootboek I. 2e. Serieletter en nummer van het Spaarboekje. 3e. Beginsaldo der rekening. 4e. Ingelegd in het dienstjaar. 5e. Bijgeschreven rente. 6e. Totaal der kolommen 3, 4 en 5. 7e. Terugbetaald in het dienstjaar. 8e. Saldo op het einde van het jaar. 9e. Een rentekolom waarin wordt aangeteekend alle te betalen rente, zoowel die bijgeschreven is als die in den loop van het jaar werd uitbetaald. 10e. De over het boekjaar uitbetaalde rente. Nadat vanuit Grootboek I de kolommen van het uit treksel zijn ingevuld, wordt dit opgeteld en de eindtotalen gecontroleerd met het dagboek. Zooals bekend is, worden, zoodra de balans gereed is, de balanscijfers in het dagboek vermeld (in kolom 6 dus het saldo tegoed der spaarders bij het begin van het jaar). De berekende verschuldigde rente per 31 Dec. wordt in het dagboek aan beide zijden ingeschreven, n.1. in de kolommen „totaal entvangsten" en „spaargelden" (5 en 6) en in de kolommen „totaal uitgaven" en „diverse uit gaven" (10 en 14). In de kolom „spaargelden" van het dagboek (kolom 6) treft men dus bij het einde van het boekjaar aan: le. Saldo-tegoed der spaarders bij het begin van het jaar. 2e. In den loop van het boekjaar ingelegde gelden. 3e. De per het einde van het boekjaar verschuldigde bijgeschreven rente. Het totaal der kolom spaargelden aan den ontvangsten kant van het dagboek moet in overeenstemming zijn met het totaal van kolom 6 van het uittreksel van Grootboek I. Het eindtotaal van de kolom „terugbetaalde spaargel den" in het dagboek moet in overeenstemming zijn met het eindtotaal der kolom van dien naam op uittreksel I (kolom 7). Bestaat tusschen de eindtotalen van de uittreksels en de eindsaldi van de betrokken kolommen in het dagboek overeenstemming, dan kan men constateeren, dat alle overboekingen hebben plaats gevonden. (Wanneer niet alle posten uit het dagboek-Spaarbank stuk voor stuk met het grootboek zijn nagegaan, dan blijft echter de mogelijkheid bestaan, dat een post op de ver keerde rekening is geboekt. Bij de controle der boekjes zal zulks blijken).

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1936 | | pagina 3