DE RAIFFEISEN-BODE
95
periodieke aflossingen kunnen verminderen? De wet stelt
als grens 5 van de gebruikswaarde van het onroerend
landelijk eigendom. De gebruikswaarde, te schatten door
officiëele taxateurs, is 20 maal de netto-pacht-opbrengst.
Wij kunnen dus zeggen, dat het minimum, waartoe de be
talingsverplichtingen mogen worden verminderd, gelijk is
aan de geschatte netto-pachtopbrengst van het onroerend
eigendom van den betrokken schuldenaar.
Door een voorbeeld worde dit verduidelijkt. Stel dat een
hypotheekboer een hypotheek op zijn boerderij heeft van
15.000,Deze boerderij is 10 H.A. groot en heeft een
verkoopwaarde van 18.000,Behalve zijn hypotheek
heeft hij nog een losse schuld van 3.000,Hij kan zijn
rente niet geheel betalen, en hij wordt deswege met executie
bedreigd. Hij doet nu een verzoek aan den rechter tot ver
mindering van zijn rente-verplichtingen. De rechter laat nu
de gebruikswaarde van het land taxeeren. Als wij de netto-
pachtopbrengst per H.A. stellen op 60,komen wij op
een minimum-bedrag, dat de schuldenaar moet opbrengen,
van 600,Als wij even aannemen, dat de rechter zich
aan dit minimum houdt, behoeft de schuldenaar aan rente
en periodieke aflossing op zijn beide schulden per jaar dus
niet meer dan 600,te voldoen. De hypotheekrente gaat
natuurlijk voor, en men behoeft niet lang te rekenen om te
zien, dat de hypotheekhouder uit die 600,juist 4 rente
kan krijgen, en dat er voor den lossen schuldeischer niets
overschiet.
Nu is die 600,die 5 der gebruikswaarde, een
minimum. De rechter kan het door den schuldenaar te be
talen bedrag hooger stellen, en te verwachten valt, dat hij dit
in vele gevallen zal doen. Immers hij moet niet alleen
rekening houden met de belangen van den schuldenaar,
maar ook met die van den schuldeischer. Maar verhooging
van het minimum zal den lossen schuldeischer niet altijd
baten. Éérst krijgen de hypotheekhouders hun volle rente;
de eerste bovendien 1 aflossing, als aflossing bedongen is.
Het is dus mogelijk, dat de losse schuldeischers in sommige
gevallen niet of slechts gedeeltelijk aan het bod zullen
komen, en de rente, om nog te zwijgen van periodieke
aflossing, geheel of ten deele zullen moeten derven.
Nu zult U waarschijnlijk denken, Mijne Heeren dit is
voor de Boerenleenbanken niet zoo erg, want onze „losse'
voorschotten en credieten zijn toch gedekt door borgstelling,
en als de schuldenaar zelf, overeenkomstig rechterlijke uit
spraak, de rente niet kan betalen, zullen de borgen natuur
lijk moeten bijpassen.
Indien U aldus denkt, Mijne Heeren, rekent U echter
buiten den waard in dit geval den wetgever.
De vermindering van rente en periodieke aflossing, aldus
de wet, werkt óók tegenover de borgen. Wanneer dus de
rechter de betalingen, door den schuldenaar te doen, mocht
verminderen in dier voege, dat de rente op een losse schuld
geheel of gedeeltelijk wegvalt, kan de schuldeischer de
ontbrekende rente niet op de borgen verhalen.
Ik heb gezegd, Mijne Heeren, dat ik mij niet zou begeven
in critiek op de wettelijke maatregelen, maar hier moet mij
toch van het hart, dat het Bestuur der Centrale Bank tegen
deze regeling een ernstige grief koestert. Dat de rechter
uitmaakt, dat de schuldenaar zijn rente niet kan betalen -
wij kunnen er zoo noodig vrede mee hebben. Maar dat ons
dan het recht ontnomen wordt om de rente op de borgen
te verhalen, terwijl die borgen misschien zeer goed zijn
dat, Mijne Heeren, wil er bij ons niet in.
Tot zoover over de vermindering van rente en periodieke
aflossing, welke de landbouwcrisishypotheekwet mogelijk
zal maken. Thans nog een enkel woord over het uitstel van
algeheele aflossing, dat een hypotheekboer op grond der
wet zal kunnen verzoeken.
Zooals reeds gezegd, hij kan zulk een verzoek instellen,
wanneer een zijner schuldeischers algeheele aflossing van
hem vordert en hem deswege bedreigt met executie of wan
neer die schuldeischer de borgen tot aflossing aanspreekt.
De rechter willigt het verzoek in, wanneer de schuldenaar
aannemelijk maakt, dat hij uitsluitend of nagenoeg uitslui
tend ten gevolge van de huidige tijdsomstandigheden niet
in staat is aan zijn verplichting tot aflossing te voldoen,
tenzij de schuldeischer door het uitstel van aflossing meer
in zijn belangen zou worden benadeeld dan de schuldenaar
door weigering van uitstel of wanneer er andere omstandig
heden zijn, die inwilliging van het verzoek onredelijk maken.
Dezelfde ruime formule dus, die wij reeds tegenkwamen bij
de bespreking van vermindering van rente of periodieke
aflossing.
Wat nu is de werking van een beslissing, waarbij uitstel
van algeheele aflossing wordt toegestaan, tegenover de
borgen voor een losse schuld? Deze vraag brandt U zonder
twijfel op de lippen, na wat U heeft gehoord omtrent de
werking van rente-vermindering tegenover de borgen. Het
antwoord op deze vraag kan iets minder onbevredigend
luiden. De wet bepaalt, dat het uitstel van algeheele aflos
sing tegenover de borgen werkt, alléén voorzoover de be
trekkelijke schuld als gedekt kan worden beschouwd door
de verkoopwaarde van het onroerend landelijk eigendom
van den schuldenaar.
Wanneer dus om nogmaals een voorbeeld te geven
een hypotheekboer 15.000,hypotheek heeft op een
boerderij ter waarde van 18.000,en hij heeft een losse
schuld van 5.000,dan zal het hem verleende uitstel
van aflossing der losse schuld slechts gedeeltelijk tegen
over de borgen werken. Een gedeelte er van, en wel
3.000,is gedekt door de verkoopwaarde van de boer
derij, en voor dit gedeelte werkt het uitstel ook tegenover
de borgen. Het restant, 2.000,zal dus op de borgen
kunnen worden verhaald.
Wanneer echter de losse schuld 3.000,is, zij geheel
gedekt door de waarde van de boerderij, en zal de schuld
eischer, zoolang het uitstel loopt, dus niets van de borgen
kunnen vorderen. Als de schuldeischer tijdens het uitstel de
rente nog maar kreeg, zou dit niet zoo erg zijn, maar de
schuldenaar kan misschien ook een beslissing uitlokken, die
tengevolge heeft, dat hij en zijn borgen de rente niet be
hoeven te betalen.
Al is de regeling betreffende het uitstel van algeheele
aflossing dus niet zóó bezwaarlijk, wat het verhaal op de
borgen betreft, als de regeling van de rente-vermindering,
dat er voor den schuldeischer bezwaar aan verbonden kan
zijn, is toch wel duidelijk.
Ik wil U niet langer met den inhoud van de Landbouw
crisishypotheekwet vermoeien. Voor wij er van afstappen,
wil ik alleen nog op den voorgrond stellen, dat de mede
gedeelde inhoud nog niet definitief is. Immers de Tweede
Kamer kan bij de openbare behandeling nog amendementen
aanbrengen.
Wij wenden ons nu tot ons derde en laatste onderwerp:
het practische belang, dat de diverse maatregelen voor de
Boerenleenbanken hebben of kunnen hebben.
Het vaste lasten ontwerp is voor ons van zeer weinig
practisch belang. Als wij bedenken, dat de rente, welke de
Boerenleenbanken aan haar voorschotnemers berekenen
gemiddeld ten hoogste 4% is, dan komen wij terstond
tot de conclusie, dat vaststelling van een maximum-rente
van 4% op eerste en 5V2 op tweede hypotheken feite
lijk geheel langs ons heen gaat.
Wat het hypotheekcommissiebesluit betreft, er zijn betrek
kelijk weinig Boerenleenbanken, die hiermede in aanraking
zijn gekomen. Dit is niet meer dan natuurlijk. Het hypo
theekcommissiebesluit dient om onredelijke executie s te
keeren. En de Boerenleenbanken zullen de laatsten zijn om
zich aan onredelijke executie s schuldig te maken. Voor
zoover de Boerenleenbanken met het hypotheekcommissie
besluit in aanraking zijn gekomen, hebben wij kunnen con-
stateeren, dat het besluit op voorzichtige en uiterst bekwame
wijze werd toegepast. Niet alleen met de belangen van den
schuldenaar maar ook met de rechtmatige belangen van de
schuldeischers werd rekening gehouden. Van de toepassing
van maatregelen als deze hangt zeer veel af.