52 DE RAIFFEISEN-BODE slachtoffer worden gemaakt en derhalve executie's van hen worden voorkomen. Daarin zijn wij naar mijne meening steeds geslaagd, en meen ik ook dat dit in het algemeen gesproken met onze grootere grondeigenaren in den lande Ivoor zoover zij crediteuren waren), het geval is. De resultaten van de werkzaamheden van de Commissie- Donner tot uitvoering van het bekende besluit van Z.E. Minister Steenberghe (van welk besluit ik geen bewonde raar ben als achtende dit eenerzijds onnoodig en anderzijds een gevaarlijke daad voor de credietverleening in het algemeen hebben dit duidelijk bewezen. Deze commissie wist dikwijls tusschen debiteur en crediteur alles op te lossen, doordien partijen elkaar tegemoet kwamen, doch nam nog nimmer eene beslissing tot toewijzing van het ver zoek van den debiteur. Eere daarom aan de Commissie- Donner, die zoo juist en verstandig te werk ging Ik spreek hier natuurlijk niet ten aanzien van geldnemers die niet bepaald door de crisis doch door eigen wan gedrag (en die zijn er ook!) te gronde gingen. De crisis, die wij beleefd hebben en nog geenszins te boven zijn, heeft zoodanige afmetingen aangenomen, als niet te voorzien waren en dat (om ons tot het grondbezit te be perken zonder ons op het gebied van industrie, scheepvaart en zakenwereld in het algemeen te begeven) het voldoende bekend is hoe tal van groote landgoederen gesloten, ver laten en verkocht zijn geworden en vele bezitters van groot grondbezit al of niet met hypotheek bezwaard, zwaar ge troffen werden en in zeer behoeftige omstandigheden geraakten. Natuurlijk waren ook de kleinere grondbezitters vooral wanneer zij in dure tijden gekocht hadden en dat bezit met geleend geld (al of niet onder hypothecair verband) betaald hadden, zwaar getroffen, en het is zooals ik reeds zeide in zoodanige gevallen, wanneer het deugdzame personen be treft, geboden, dat in deze tijden crediteur en debiteur elkaar zooveel mogelijk ontzien en men over en weer zijn best doet om tezamen door deze zware tijden heen te komen. Dat dit zoowel in het algemeen als in onze Organisatie zeer zeker gebeurt, staat voor mij vast en ik ben, teneinde deze goede mentaliteit (die m.i. nog een zeer groote rol speelt) niet te verstoren in het algemeen niet voor strenge wettelijke regelingen, die zoo licht de goede verstandhouding tusschen debiteur en crediteur verstoren. En nu nog eens een enkel woord over hypotheken in het bijzonder. Vanwege het niet te loochenen feit, dat er met de daling in waarde, die de vaste goederen hebben ondergaan, velen zijn, die, toen zij in den tijd van hoogconjunctuur hun eigendommen voor een groot deel met geleend geld (onder hypothecair verband) kochten, thans ten zeerste bezwaard zitten en niet weten, hoe zij de rente en aflossing moeten voldoen, is er in de laatste jaren veel over dit onderwerp te doen geweest en meermalen zijn er stemmen opgegaan die, daarbij nog aanvoerende (wat m.i. geenszins altijd waar is), dat de crediteur altijd de sterkere partij is, dezen crediteur maar eenvoudig van een deel van het te goeder trouw door hem geleende geld willen amputeeren en dit doodkalm aan den debiteur geven. Zeker is het voor een debiteur heel aangenaam en heel aanlokkelijk om het geld, hem ter leen gegeven, voortaan geheel of gedeeltelijk als zijn eigendom te kunnen be schouwen. Doch, is dit niet een alles ontwrichtend beginsel? Dat de credietnemer geenszins altijd de zwakste partij is behoeft m.i. geen uitvoerige toelichting. Er zijn toch tal van credietnemers, die groote zaken doen en groote bedrijven hebben en finantiëel veel sterker zijn dan hun crediet- gevers, zooals bijvoorbeeld weduwen en weezen, minder jarigen en oude menschjes, die soms al wat zij bezitten en Sedert dien is het vertrouwen in hypotheken immers zoodanig geschokt, dat allerwege geklaagd wordt, dat degenen, die het noodig hebben, haast geen geld op hypotheek meer kunnen bekomen. Alvorens tot aanschaffing van een schrijf- of telmachine over te gaan, vrage men in lichtingen aan de Centrale Bank, Materiaal- afdeeling. Zij geeft U de meest volledige inlichtingen, en wijst U de machines aan welke speciaal voor het gebruik bij Uwe Boerenleenbank geschikt zijn. Zij noemt U betrouwbare en coulante firma's waarmede U zich in ver binding kunt stellen of belast zich desge- wenscht zelf met de levering, terwijl zoo- noodig iemand van het personeel der Centrale Bank' U bezoekt om U met het gebruik van de aan te schaffen machine vertrouwd te maken. in hun dikwijls zeer werkzaam leven hebben overgespaard, in een hypotheek je hebben belegd, omdat dit zoo veilig werd geacht. «Jl; Doch dat daargelaten, vraag ik, wat is een hypotheek schuld? Het antwoord is: niet anders dan eene leening waarvoor men tot „meerderen waarborg" eenige vast goea verbonden heeft. Men had ook die leening kunnen aangaan met borgen of wel bloot op goed vertrouwen. Doch als mer nu tot „meerderen waarborg" inschrijving op vast goed heefl genomen, dan beteekent dit toch niet, dat de plicht om het geleende geld terug te geven vervalt of vermindert, wan neer de waarde van dat vast goed vermindert (of in geval van borgstelling) wanneer de borg insolvent wordt. En als men de hypothecaire inschrijving zonder dat terugbetaling is geschied royeert, dan is daarmede de geldleening toch niet vereffend? En omgekeerd, als het onderpand in waarde stijgt, wordt daarmede de schuld toch niet grooter? Doch, afgescheiden van dat alles, is het toch lijnrecht in strijd met het groote beginsel dat ik boven vooropstelde, dat wat men eerlijk en te goeder trouw ter leen heeft gekregen, men dit ook steeds, als de tijd daarvoor gekomen is, eerlijk moet teruggeven. Natuurlijk blijf ik van meening dat, zooals ik boven reeds zeide, in deze crisistijden debiteur en crediteur elkaar zoo veel mogelijk tegemoet moeten komen, doch dat de wet aan dit evengenoemd beginsel tekort wil doen, acht ik prin- cipiëel uit den booze. Nu weet ik wel, dat van verschillende zijden een soort van parallel is getrokken tusschen degenen, die onder zware hypotheeklasten zitten en degenen, die tegen hooge pachten gehuurd hadden. Voor deze laatsten is bij de pachtwet voorziening getrof fen en evenzoo wilden sommigen ook wettelijke voorzie ning hebben ten bate van hen, die bezwaard waren met hooge hypotheken. Hoewel ook al geen bewonderaar van de pachtwet, als oordeelende deze ook onnoodig, overtuigd als ik ben, dat tusschen verpachter en pachter onderling in het algemeen zeer bevredigende oplossingen worden verkregen, en ik het voor die enkele gevallen, waarin een verpachter eens on redelijk zoude zijn, zeer betreur, dat daarvoor een wet in het leven geroepen wordt, die allerwege die goede verstand houding dreigt te verstoren, moet ik toch op het groote onderscheid tusschen beide toestanden even wijzen.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1936 | | pagina 2