AIFFEISEN-BODE DE CREDIETGEVING VOOR DEN LANDBOUW. EENfEN TWINTIGSTE JAARGANG No. 7 JANUARI 1936 OFFICIÉÉL ORGAAN VAN DE COÖPERATIEVE CENTRALE RAIFFEISEN-BANK TE UTRECHT INHOUD: REDACTIONEEL GEDEELTE. ZIE MEDEDEELINGEN OP BLZ. 57. REDACTIE EN ADMINISTRATIE KR NIEUWE GRACHT 29 UTRECHT TE LEF. 15867 VERSCHIJNT DEN EERSTEN VAN IEDERE MAAND ABONNEMENT F 0.50 PER JAAR LOSSE NUMMERS 10 CENT FRANCO PER POST Redactioneel Gedeelte. IDe credietgeving voor den Landbouw. 2. Het Beheer eener Boerenleenbank. (Ver volg). 3. De doodehandsbelasting. 4. Borgstelling gedekt door hypotheek. 5. Spaargelden van werkloozen en steun. 6. Geld- en Effectenmarkt. b. Mededeelingen. 1. Zegeling in loopende-rekening-boekjes per 31 December. 2. Kramer-akte. c. Advertentiën. (Met tot slot een woord tot onze lezers bij de intrede van het nieuwe jaar). In het op het Landhuishoudkundig Congres te Apeldoorn door den Heer Dr. G. W. Huysmans, Directeur van de Coöperatieve Centrale Boerenleenbank te Eindhoven, uit gebrachte prae-advies wordt onder punt 4 f (zie Raiffeisen- Bode van October 1935) de nadruk gelegd op de wensche- lijkheid van in ruime mate ook grondcrediet beschikbaar te stellen, hetzij door bij geldgevers alle schroom (welke inderdaad ontstaan is sedert het Koninklijk Besluit van Z.E. Minister Steenberghe) daarvoor weg te nemen, hetzij door zulks van overheidswege te doen. IHet gaat hier om grondcrediet en niet om bedrijfs- credieten, waar de Boerenleenbanken in het algemeen vol doende in voorzien. Het grondcrediet is inderdaad, sedert schroom voor hypo thecaire belegging is ontstaan, niet zoo gemakkelijk ver krijgbaar en de Boerenleenbanken mogen en kunnen zich in het algemeen met het oog op het slechts beschikken over |te allen tijde opvraagbare gelden, niet op dien weg be wegen. Dit gevoelende, heeft de Centrale Bank te Utrecht reeds verscheidene jaren geleden de Grondkapitaalbank opge richt, welke echter alleen maar gelden mag verstrekken aan Coöperatieve Vereenigingen en dus ook ten deze zeer beperkt is in haar werk. Toch zijn in den loop der jaren aanzienlijke kapitalen door de Centrale Bank en de Grondkapitaalbank zoowel voor grond- als voor bedrijfscrediet hetzij onder borgstelling, hetzij onder hypothecairen waarborg ter leen verstrekt, waardoor naar mijne meening groote diensten aan den land bouwenden stand in ons land zijn bewezen. Gelukkig is dat in de eerste plaats doof onze Centrale Bank en ook in de tweede zij het ook niet in de laatste plaats, door onze Boerenleenbanken in het algemeen met voorzichtigheid gedaan; en wel vooral, omdat men zich be wust was, dat het geld dat men uitleende, geen eigen bezit was, waarmede men kan doen wat men wil, doch het geld van anderen, die zulks te goeder trouw aan ons toever trouwden en in beheer gegeven hebben. En nu geldt in onze groote Organisatie nog gelukkig altijd het groote beginsel, dat, wat men eerlijk en te goeder trouw ter leen heeft bekomen, men dat ook steeds eerlijk en zonder daaraan te tornen als de tijd daarvoor verschenen is, moet terug geven. Nu weet ik wel, dat in de laatste jaren dit beginsel niet meer altijd door iedereen als onaantastbaar wordt be schouwd, doch ik durf hier te verklaren, dat dit voor mij nog steeds „het groote beginsel" is, dat ik tot het uiterste blijf verdedigen en dat mij ook in mijn functie van Voor zitter van het Bestuur onzer zoo groote Organisatie immer voor oogen heeft gestaan en tot richtsnoer gediend. En ik vraag mij af, waar zou het met onze geheele Orga nisatie heen, als dat beginsel ook maar in het minst werd losgelaten? Door daar angstvallig aan vast te houden heb ik naar ik mij vlei ook eenigszins het vertrouwen dier Organisatie gekregen en hoop ik dit ook te behouden en nimmer te be schamen. En nu kan men de vraag stellen, is het mogelijk geweest om aan dat beginsel gedurende den achter ons liggenden crisistijd dien wij helaas nog geenszins te boven zijn vast te houden, en dan antwoord ik daar ondanks alles wat men daar langs wettelijken weg (ik denk hier aan het hypothecair crediet) aan heeft getracht te knagen en te tornen volmondig ,,ja!" op. Natuurlijk! hoe voorzichtig de leeningen (hetzij onder hypothecaire zekerheid, hetzij onder borgstelling) ook ver leend zijn geworden, zoo zijn er met de geweldige daling der grondprijzen en teruggang in zaken vele gevallen ge weest, waarin jegens onze Organisatie geldnemers niet altijd aan hunne verplichtingen konden voldoen. Alsdan is het de taak van debiteur en crediteur elkaar zooveel mogelijk tegemoet te komen en ligt het ook op den weg van den geldgever om met tact en met welwillendheid zoodanig te handelen, dat oppassende en deugdelijke menschen niet tot

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1936 | | pagina 1