DE ARTIKELEN 1885 EN 1886 BURGERLIJK WETBOEK WAT BEPALEN ZIJ, EN WAAROM MOETEN DE BORGEN AFSTAND DOEN VAN BEROEP EROP? DE RAIFFEISEN-BODE H.H. Kassiers worden beleefd en dringend verzocht in de hoofden der grootboekrekeningen steeds te ver melden de juiste en volledige namen en adressen, als mede de juiste boekjesnummers. Daardoor worden vele onaangenaamheden en veel correspondentie bij het versenden der controle-biljetten door de af deeling Inspectie vermeden. van de praktijk van het credietverkeer ten plattelande. Bij die samenstelling schijnt veelal ook te zijn voorbijgezien, dat het leggen van lasten op de crediteuren voor het grootste deel weder op de schouders der landbouwende bevolking zelf neerkomt, deels als gevolg van de omstandigheid, dat de Boerenleenbanken op coöperatieve basis staan, ander deels als gevolg van de bijzondere schuldverhoudingen onder die bevolking, waar het aan elkander uitleenen van rfeld een zeer grooten omvang heeft. Het had deze leden verwonderd, dat blijkbaar in dezen het advies van de twee groote Centrale Coöperatieve Boerenleenbanken niet is gevraagd. Wat de positie van de landbouwcredietinstellmgen be treft, verklaarde een deel der leden, hier aan het woord, te gevoelen voor de oplossing, aan de hand gedaan in het schema, door de Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Bank te Utrecht op 17 November 1933 aan den Raad van Ministers gezonden, in welk schema sindsdien nog eveneens aan dien Raad medegedeelde wijzigingen zijn aangebracht. Ook in dat schema is sprake van de financiëele samenwerking van den Staat, welke in dit verslag reeds eerder ter sprake kwam. Van een regeling in dien geest verwachtten zij trouwens ook een meer reëele verlichting van lasien dan van hetgeen thans wordt voorgesteld. Tenslotte stelden eenige leden in dit verband de vraag, of niet, ter voorkoming van een ontwrichting van het met zooveel zorg opgebouwde landbouwcredit, de credieten, verleend door Boerenleenbanken, geheel aan de werking der wet zouden kunnen worden onttrokken. Andere leden achtten die niet wel mogelijk. Eenige leden vonden in de over het landbouwcrediet ge voerde beschouwingen reden, als hun meening te kennen te geven, dat daling van de rente voor credieten van dezen aard sterk in de hand zou worden gewerkt door verlaging van de rente, welke door de Rijkspostspaarbank wordt uit gekeerd. Heeft zulk een verlaging plaats, dan kunnen de Boerenleenbanken ook de rente, uit te keeren ove^ de bij haar belegde spaargelden, verlagen en als gevolg daarvan eveneens de rente, welke zij van haar debiteuren vorderen. Voor de spaarders zou deze verlaging geen groote rol spelen. Andere leden meenden zich tegen dit denkbeeld sterk te moeten verzetten. De door de Rijkspostspaarbank uitge keerde rente bedraagt thans 2.64 pet. De rente op de btaats- en Spoorwegobligatie's beloopt over de geheele linie nog vrijwel 4 pet. Waar ligt vroegen deze leden gezien deze verhouding, de rechtsgrond voor een verlaging van de eerstgenoemde rente, terwijl de Rijkspostspaarbank groote reserve's heeft weten te vergaren en ook thans nog een be langrijke winst maakt Van verschillende zijden werd de opmerking gemaakt, dat het ontwerp zeer moeilijk leesbaar is. De meeste artikelen zijn veel te lang en veel te ingewikkeld gesteld. Gelukt het den leden der Volksvertegenwoordiging al, zij het met inspanning, de bedoeling dier artikelen te verstaan, dit is niet genoeg. Als het ontwerp het Staatsblad bereikt, zal het ook begrijpelijk moeten zijn voor hen, wier belangen het betreft. De leden, hier aan het woord, drongen aan op een zoodanige omwerking, dat het ontwerp gemakkelijker dan thans zal zijn te begrijpen. In al onze schuldbekentenissen en crediet-formulieren, waarin een borgstelling voorkomt, vindt men de clausule, dat de borgen afstand doen van alle beroep op de artikelen 1885 en 1886 Burgerlijk Wetboek. Wat bepalen die artikelen, en wat is het nut van de afstanddoening ervan Artikel 1885 bepaalt De borg is ontslagen, wanneer hij, door toedoen van den schuldeischer, niet meer treden kan in de regten, hypotheken, en voorregten van dien schuldeischer. De beteekenis van dit artikel worde door een voorbeeld verduidelijkt. Een bank heeft aan iemand een voorschot verleend. De dekking bestaat in hypotheek en borgtocht. Op een gegeven oogenblik geeft de Bank vrijwillig royement van de hypo theek. Dan is de borg ontslagen. Immers hij kan dan door toedoen van den schuldeischer (de Bank) niet meer treden in het hypotheekrecht, wanneer hij als borg betaalt (op een andere plaats zegt de wet, dat de borg, die betaalt, van rechtswege in alle rechten treedt, die de schuldeischer tegenover den schuldenaar heeft). Dat een borg, die door toedoen van den schuldeischer de kans verliest om nog iets van den schuldenaar te halen, van zijn borgtocht ontslagen wordt, is eigenlijk niet meer dan billijk. Maar waarom dan de afstanddoening van art. 1885 in al onze formulieren Is die afstanddoening dan niet een groote onbillijkheid tegenover de borgen Neen, in de praktijk is zij dat niet. Zij dient alleen om misbruik te keeren. Wanneer de afstand van het beroep op art. 1885 niet gedaan is, komt de borg in de verleiding om dit artikel te gebruiken, of liever te misbruiken om op immoreele wijze van zijn verplichtingen af te komen. Het gebeurt wel eens, dat een schuldeischer afstand doet van een of ander onbe- teekenend recht daar klampt de borg zich dan aan vast, en met een beroep daarop tracht hij zich aan zijn ver plichtingen te onttrekken. Ter verduidelijking nogmaals een voorbeeld (aan de praktijk ontleend)Een bank verleent een voorschot onder borgstelling. Later neemt zij nog een tweede hypotheek op het onroerend goed van den schuldenaar, om de zekerheid wat te versterken en ook ten gerieve van den borg. Een paar jaren verloopen, en de schuldenaar gaat, op instigatie van

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1935 | | pagina 3