VOLMACHT VOOR KASSIERS.
DE STATUTEN VERLANGEN EEN SCHRIFTELIJKE VOLMACHT I
De aansprakelijkheid van het
Bestuur in verband met de
nieuwe schuldbekentenis en
crediet-akte.
94
DE RAIFFEISEN-BODE
Art. 18 lid 3 der statuten van onze Boerenleenbanken
bepaalt
Het Bestuur is bevoegd den kassier en zijn plaats
vervanger schriftelijk te machtigen namens de Bank
te teekenen voor ontvangst van geïnde gelden en voor
hetgeen dit verder hem mocht opdragen.
Voor het teekenen namens de Bank, speciaal voor ont
vangst van gelden, heeft de kassier dus een volmacht
noodig. En wel een schriftelijke volmacht.
Onder nummer 8 van de Stichtingsakte van de afzonder
lijke Spaarbanken, die bij vrijwel alle Boerenleenbanken
bestaan, wordt bepaald
Het Bestuur kan den kassier of diens plaatsvervanger
machtigen namens de Stichting voor ontvangst van
gelden te teekenen.
Hier wordt niet gesproken van een, schriftelijke vol
macht. Toch is een schriftelijke volmacht ook hier ge-
wenscht. Zoo iets belangrijks dient wel schriftelijk te wor
den vastgelegd.
Wij hebben den indruk, dat verschillende besturen van
het vereischte van een (schriftelijke) volmacht niet op de
hoogte zijn, althans zich daar niet erg om bekommeren.
Bij tamelijk veel Boerenleenbanken ontbreekt de volmacht.
Dit gemis is nu wel niet zoo verschrikkelijk ernstig, maar
het is toch juister, wanneer men zich aan de statuten
houdt. Het is moeilijk te zeggen, welke bezwaren uit het
ontbreken der volmacht kunnen voortvloeien de practijk
levert altijd weer nieuwe verrassingen op. Dus ook al
kunnen wij ons niet direct indenken, dat bepaalde moei
lijkheden uit het ontbreken der volmacht zullen voort
vloeien, toch is het zeer gewenscht, dat men het statutaire
voorschrift opvolgt.
Wij hebben een model-volmacht opgesteld, welke wij
hieronder laten volgen
De ondergeteekenden,
tezamen vormende het Bestuur van de Coöperatieve
Boerenleenbank tegevestigd in de
Gemeente en van de Stichting
„Spaarbank der Coöperatieve Boerenleenbank te
gevestigd in de Gemeente
gebruik makende van de bevoegdheid, aan hun Col
lege verleend bij artikel 18 der statuten van de Boeren
leenbank en bij bepaling nummer 8 van de Stichtings
akte der Spaarbank, verklaren bij dezen aan den
Heerwonende teKassier
van de Boerenleenbank en van de Spaarbank voor
meld, volmacht te verleenen om voor en namens
A. de Boerenleenbank
1. gelden in ontvangst te nemen en daarvoor be
wijs van ontvangst te teekenen en af te geven;
2. gelden uit te betalen, voor zoover zulks berust
op besluiten van het Bestuur
B. de Spaarbank
1. gelden in ontvangst te nemen en daarvoor be
wijs van ontvangst te teekenen en af te geven;
2. spaargelden uit te betalen.
Aldus geteekend teden19.
Wij adviseeren aan die besturen, die hun kassier nog
geen volmacht hebben verleend, om alsnog een volmacht
overeenkomstig bovenstaand model op te maken. Het
model is in de laatst-gehouden Centrale Ringvergadering
besproken en door deze goedgekeurd.
De volmacht moet worden gesteld op zegel van 0,30.
In de laatst gehouden Centrale Ringvergadering is be
raadslaagd over de nieuwe schuldbekentenis en crediet-
akte.
Onder meer is gesproken over de bepaling, dat de
schuldenaar of credietnemer geen verplichtingen (inbe
grepen borgstellingen) mag aangaan tegenover andere
Banken of geldschieters, noch zekerheid mag verleenen
voor andere schulden, zonder voorafgaande schriftelijke
toestemming der Boerenleenbank, en dat bij overtreding
dezer bepaling een zekere boete kan worden geheven.
De vraag werd gesteld
in hoever kan het bestuur aansprakelijk worden ge
houden voor niet-nakoming dezer bepaling?
Men achtte het gewenscht, dat deze vraag in de
Raiffeisen-Bode zou worden behandeld, en het is met ge
noegen, dat wij aan dezen wensch gevolg geven.
Wij doen het met des te meer genoegen, omdat wij in
staat meenen te zijn een positief en afdoend antwoord te
geven. Wij achten het aan geen twijfel onderhevig, dat het
Bestuur wegens niet-nakoming van genoemde bepaling
niet aansprakelijk kan worden gesteld.
Immers wanneer de bepaling wordt overtreden, wanneer
dus de schuldenaar verplichtingen aangaat tegenover
andere Banken of geldschieters zonder voorafgaande toe
stemming der Boerenleenbank, dan is dit niet de fout van
het bestuur der Boerenleenbank, doch uitsluitend de fout
van den schuldenaar zelf, die zich niet stoort aan een uit
drukkelijk door hem aangegane verplichting. Het Bestuur
kan er niets aan doen, dat hij zich daaraan onttrekt; het
kon dit niet voorkomen. Zelfs niet, wanneer het ervan op
de hoogte was, dat de schuldenaar plan had om andere
verplichtingen aan te gaan. Immers het kan den schulde
naar niet vast houden het kan hem niet beletten zijn
handteekening op een schuldbekentenis of borgstellings
akte te zetten.
Waar er dus geen sprake kan zijn van een fout of na
latigheid van het Bestuur, kan er evenmin sprake zijn van
verantwoordelijkheid van het Bestuur daarvoor.
Men kan zich ook nog afvragen, of het bestuur misschien
verantwoordelijk zou zijn voor het niet heffen van de
boete, die volgens de bepaling in kwestie kan worden ge
heven in geval van overtreding. Ook op deze vraag past
een ontkennend antwoord. Immers de bepaling verplicht