DE RAIFFEISEN-BODE
'l 2o. Uitstel van betaling van een gedeelte van achter-
11 stallige of van nog niet vervallen rentetermijnen van een
1 vordering als onder lo. genoemd
3o. Uitstel van betaling van een gedeelte van achter-
stallige of nog niet vervallen termijnen van bedongen tus-
schentijdsche aflossingen, van een vordering als onder lo.
1 genoemd.
1 Art. 2.
1. De hypothecaire schuldenaar, wiens landelijk eigen-
dom door een schuldeischer, die in het bezit is van een
ixecutorialen titel, met gerechtelijke uitwinning, of door
>en hypothecairen schuldeischer met verkoop krachtens het
>ij art. 1223, 2e lid, van het Burgerlijk Wetboek vermelde
>eding wordt bedreigd of die met een faillissements-
lanvrage door een of meer van zijn schuldeischers wordt
>edreigd, kan zich wenden tot Onzen Minister, met het ver
bek, overeenkomstig artikel 5, lid 4, jo. 7, lid 3 van het
ürisisorganisatiebesluit 1933, zooals dit laatstelijk is ge-
vijzigd, te willen beslissen, dat de toekomstige gebruikers
ran dat landelijk eigendom als georganiseerden tot crisis-
irganisaties niet zullen worden toegelaten, of dat, indien zij
eeds zijn toegelaten, hun toelating zal worden ingetrokken.
2. Het verzoekschrift moet mede inhouden de namen en
voonplaatsen van de overige schuldeischers van den schul-
lenaar.
3. Het verzoekschrift wordt ingediend uiterlijk 14 dagen
ia het leggen van executoriaal beslag of na aanzegging van
len verkoop krachtens het bij artikel 1223, tweede lid, van
iet Burgerlijk Wetboek gemaakte beding, of, indien geen
aanzegging heeft plaats gehad uiterlijk veertien dagen na
den dag, waarop de aangevangen tenuitvoerlegging van dat
beding redelijkerwijze geacht moet worden den schuldenaar
bekend te zijn, en binnen 8 dagen na dan dag dar verzending
aan den schuldenaar van de oproeping om gehoord te wor
den op het verzoek tot faillietverklaring of na dien der
faillietverklaring, indien de schuldenaar terzake van het
verzoek tot faillietverklaring niet is opgeroepen.
Art. 3.
1. De Minister stelt het verzoekschrift onverwijld in
handen van de hypotheeK-commissie.
12. De Commissie zendt onverwijld bij aangeteekenden
brief een afschrift van het verzoekschrift aan de naar haar
meening daarvoor in aanmerking komende schuldeischers,
benevens een uitnoodiging daarop te antwoorden uiterlijk
veertien dagen na den dag der verzending. De Secretaris
jeekent op het verzoekschrift en de afschriften den dag der
Jrerzending aan.
3. Afschrift van het antwoord wordt door de Commissie
pan den schuldenaar onverwijld toegezonden.
4. De Commissie bepaalt zoo spoedig mogelijk den dag
pn het uur, waarop de zitting ter behandeling van de zaak
zal worden gehouden. De Commissie geeft daarvan onver
wijld kennis aan den schuldenaar en alle schuldeischers
aan wie, overeenkomstig het tweede lid van dit artikel, een
afschrift van het verzoekschrift is toegezonden.
5. De Commissie kan genoemde personen oproepen ten
einde ter zitting te worden gehoord. Blijkt haar, dat het
gewenscht is, dat nog andere dan de in lid 2 van dit artikel
genoemde schuldeischers worden gehoord, dan roept zij ook
peze op.
6. De Commissie kan ieder van hen uitnoodigen be
paalde, door bewijsstukken gestaafde gegevens nopens
eigen inkomen of vermogen te verstrekken.
17. De Commissie is voorts bevoegd een betalingsregeling
en of een uitstelregeling te ontwerpen en deze ter teekening
foor te leggen aan alle in het vorig lid bedoelde personen,
indien de schuldenaar aannemelijk maakt, dat hij in ver
pand met de heerschende buitengewone tijdsomstandigheden
niet in staat is aan zijn verplichtingen geheel te voldoen,
Jenzij de schuldeischer door totstandkoming van de be-
talings- of uitstelregeling in zijn belangen meer zou worden
benadeeld dan de schuldenaar bij niet-totstandkoming daar
van of er andere omstandigheden zijn, die het voorstellen
van een betalings- of uitstelregeling onredelijk zouden
maken.
Hoofdsommen van hypothecaire geldleeningen zullen
in geen geval door de betalingsregeling mogen worden aan
getast.
Art. 4.
1. Wordt een door de Commissie ontworpen betalings-
of uitstelregeling aanvaard, dan deelt de Commissie zulks
aan den Minister mede. De beslissing op het verzoekschrift
blijft dan achterwege.
2. Behoudens in het geval in het vorig lid voorzien,
brengt de Commissie haar advies uit in den vorm van een
ontwerp-beschikking.
3. De Commissie ontwerpt een beschikking, houdende
afwijzing van het verzoek, wanneer de schuldenaar niet aan
nemelijk heeft gemaakt, dat hij in verband met de heer
schende buitengewone tijdsomstandigheden niet in staat is
aan zijn verplichtingen geheel te voldoen, of de schuld
eischer door inwilliging van het verzoek in zijn belangen
meer zou worden benadeeld, dan de schuldenaar door afwij
zing van het verzoek of er andere omstandigheden zijn, die
inwilliging van het verzoek onredelijk zouden maken.
4. De Commissie ontwerpt een beslissing als bedoeld in
artikel 5, lid 4, jo artikel 7, lid 3, voornoemd, indien een
door de Commissie ontworpen uitstel- en/of betalings
regeling niet wordt aanvaard. Indien zij daartoe termen aan
wezig acht, neemt zij in de ontwerp-beslissing zoodanige
voorwaarden en bepalingen op, als zij in het belang van de
schuldeischers noodig oordeelt.
Art. 5.
1. De Minister beslist zoo spoedig mogelijk. De beslis
sing is met redenen omkleed.
2. Het gezag van de beslissing strekt zich niet verder
uit dan tusschen de in artikel 3, lid 5 van dit besluit, ge
noemde personen.
Art. 6.
1. De Minister kan op verzoek van den belanghebbenden
schuldeischer zijn beslissing als bedoeld in artikel 5, lid 4
jo. art. 7, lid 3 van het Crisisorganisatiebesluit 1933, zoo
als dit laatstelijk is gewijzigd, intrekken, indien de schulde
naar handelt in strijd met de door den Minister gestelde
voorwaarden of gemaakte bepalingen, of indien de schuld
eischer aantoont, of wel, dat de omstandigheden sedert
het oogenblik, waarop de beslissing is gegeven, zoodanig
zijn veranderd, dat, hadden deze bestaan op genoemd
oogenblik, de beslissing een andere zou zijn geweest, of
wel, dat de omstandigheden anders zijn dan de tegen
partij van den verzoeker bij de behandeling van het oor
spronkelijk verzoek heeft voorgesteld.
2. Voorts kan de Minister, op verzoek van den schulde
naar of van den belanghebbenden schuldeischer, op de in
het vorige lid bedoelde gronden de door hem gestelde
voorwaarden of gemaakte bepalingen wijzigen.
3. Ten slotte kan de Minister op verzoek van den
schuldenaar, op de in het eerste lid genoemde gronden,
een afwijzende beslissing intrekken.
4. De artikelen 4 en 5 van dit besluit zijn van over
eenkomstige toepassing.
Art. 7.
De Minister kan zijn ingevolge dit besluit genomen be
slissingen ook ambtshalve intrekken, de Hypotheekcom
missie gehoord.
Art. 8.
De Minister deelt zijn beslissingen schriftelijk mede aan
de in artikel 3, lid 5, van dit besluit, genoemde personen.
Art. 9.
De Commissie is bevoegd zoodanige personen op te
roepen, als zij te harer voorlichting noodig acht. Aan de
verschenen personen wordt vergoeding van reis- en ver
blijfkosten toegelegd op den voet als door Onzen Minister
te bepalen.