DE RAIFFEISEN-BÓDE 6o Omtrent 291 bijzondere spaarbanken vermeldt de stati stiek o.a. de volgende cijfers (door ons afgerond) 1929 1930 1931 1932 1933 Inlagen 189 millioen 229 249 207 214 Terugbetalingen 175 millioen 194 243 223 208 Saldo tegoed per 31 Dec. 380 millioen 429 449 446 465 Bij de beoordeeling van deze cijfers moeten we er rekening mede houden, dat verreweg de belangrijkste dezer spaarbanken in de steden gevestigd zijn en dat 40 van die banken ongeveer van het geheele bijzondere spaar- bankbedrijf omvatten. Volgens deze cijfers zien we, evenals bij die van de Rijkspostspaarbank, in de drie eerstgenoemde jaren een toeneming der omzetten als invloed der economische crisis op het spaarbankwezen, zooals we die hierboven reeds hebben opgemerkt en waardoor behalve de werkelijke spaargelden, ook de in het bedrijf vrijkomende gelden door de spaarbanken werden aangetrokken. Raadplegen we daarbij de maandcijfers van inlagen en terugbetalingen, dan blijkt verder de invloed van de ver trouwenscrisis na den val van het Engelsche pond. Hier zien we een in vergelijking met de Rijkspost spaarbank tegenovergestelde uitwerking. Na September 1931 toch zien we een overwegen van onttrekkingen, welke stand houdt tot ongeveer Mei 1932. Volgens gegevens in een artikel van den Heer H. W. Broek, Directeur der Nutsspaarbank te den Haag over het spaarbankbedrijf en de economische crisis (Handelsberich ten 5 Mei 1932) werd bij 37 spaarbanken (waaronder de grootste) tusschen 21 September en 31 December 1931 f 19.250.000.meer uitbetaald dan ingelegd. Interessant is het, de cijfers van de Spaarbanken der boerenleenbanken aan bovenstaande gegevens te toetsen. Voor de boerenleenbanken, aangesloten bij de Centrale Bank te Utrecht, diepen we uit onze Mededeelingen de volgende cijfers op (afgerond in millioenen) 1928 1929 1930 1931 1932 1933 1934 Inlagen 161 millioen 171 176 154 108 109 124 T erugbetalingen 134 millioen 147 157 171 134 109 H6 -fc Saldo tegoed per 31 Dec. 295 millioen 310 338 321 295 295 308 Vergelijken we deze cijfers met die van de Rijkspost spaarbank en de bijzondere spaarbanken, dan komen we tot de conclusie, dat in de uitwerking van de crisis op de bedrijven der spaarbanken in hoofdzaak drie phasen zijn te onderscheiden, n.1. eerste phase (tot September 1931) groote aantrekking van gelden, die elders door verschillende oorzaken geen belegging meer vinden, tweede phase: (na 21 September 1931) tijdelijke onttrek king van gelden aan de bijzondere spaar banken en aan de spaarbanken van de boerenleenbanken en ongewone aantrek king van gelden door de Rijkspostspaar bank. derde phase (na medio 1932) teruggetrokken gelden keeren voor een groot deel terug. Toe stand weer stationnair, hoewel o.i. ver schijnselen zijn waar te nemen, welke er op wijzen dat vooral ten plattelande in tering van „spaargelden" is ingetreden. De eerste phase kenmerkt zich dus, zooals we zaJ door een groote aantrekking van gelden. Dit zijn j „spaargelden" in den engeren zin, maar kasoverschoilj en vrijgekomen gelden tengevolge van le. de ongeneigdheid bij velen om wegens de onzeki verhoudingen vrijgekomen gelden op langeren terul te beleggen 2e. de verminderde behoefte aan bedrijfskapitaal in 1 del en industrie 3e. de minder aangename ervaringen opgedaan ter beunj 4e. de lage rente bij commercieële bankinstellingen vj deposito's. De grootere omzetten, zoowel van stortingen en ten betalingen wijzen erop, dat het aangetrokken geld voon groot gedeelte beslaat uit tijdelijk overtollig geld, uit „I gewone" spaargelden, tot hoogere bedragen, niettegi staande èn bij de bijzondere spaarbanken èn bij de boerl leenbanken door renteverlaging en andere maatregelenj opname van groote bedragen zooveel mogelijk werd tegl gegaan. (In 1931 verlaagde de Centrale Bank hare ret tot het ongekend lage peil van 2y2 en zond over de ai' trekking van ongewone spaargelden een circulaire aan boerenleenbanken). Die aantrekking van gelden duurt tot 21 Septemlj 1931, den dag waarop Engeland besloot den goud standaard los te laten. Met den val van het pond sterlij waardoor het bekende verlies van de Nederlandsche Baij werd veroorzaakt, trad een vertrouwenscrisis in. De dj geldkoers liep op, de koersen van beleggingswaard daalden belangrijk. Een algemeene angst, ook voor waardevastheid van den gulden maakte zich van beleggend publiek meester. Vooreerst moesten enkj kleinere particuliere banken het ontgelden. Opvragini hadden daarbij in zoodanige mate plaats, dat meerdj de loketten moesten sluiten. De kranten vermeldden i groote koppen elk bankje en elk kassierskantoortje, gering van beteekenis ook, dat tuimelde. Een en anij deed de onrust steeds grooter worden. Steeds meer p; culiere bankinstellingen, die hare liquiditeit niet hl doende mate verzorgden, moesten de gevolgen onderJ den en hare loketten sluiten. Het spreekt vanzelf, dat een en ander niet zonder terl slag kon blijven voor de bijzondere spaarbanken en boert! leenbanken. We zien dan ook in het laatste kwartaal tj 19.il en begin 1932 vooral onttrekkingen van gelden die boerenleenbanken, in de omgeving van de bank nst lingen die ten gronde gingen of hunne betalingen staaktl In Zeeland raakten een viertal kassiersinstellingen aan grond de débacle bij de Kamper- en Zwartsluiser ba bracht opschudding in Overijssel, Gelderland en Utreclï de moeilijkheden van de Boaz Bank te Vlaardingen en Middenstandsbank te Alblasserdam brachten terugslag i die omgeving; de débacle bij de Handels- en Landbo» bank maakte ook in landbouwstreken de menschen wi trouwend. Ook uit vrees voor den gulden werden belai rijke bedragen omgezet in vaste eigendommen. Geruststellende verklaringen van den President der f derlandsche Bank over de positie van den gulden, van Ministers de Geer en Colijn, schenen tijdelijk echter ii kalmeerend te werken. Zooals we boven zagen boekten de bijzondere spas banken eveneens een aanzienlijke teruggang van spa. gelden. Veel van het teruggetrokken geld belandde weer oude kous of cabinet, in geheime bergplaatsen boven of den grond. 1) Deze cijfers berusten op een schatting, daar die over de maani j November en December nog niet bekend zijn. Tot 31 October wa: de cijfers voor stortingen (zonder bijgeschreven rente) en ter. betalingen resp. 99 en 100 millioen.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1935 | | pagina 2