Een onbekende wetsbepaling, die verdient gekend te worden iegelrecht DE RAIFFEISEN-BODE 43 ien schuldenaar staakt zijn betalingen. Al is hij niet liet, duidelijk is toch, dat voldoening zijner schuld met sr van hem te verwachten is. )e Bank spreekt derhalve zijn borgen (laten wij hen >n Z noemen) tot betaling aan. }org Z helaas blijkt ook in minder goeden doen zijn geraakt. Jorg A ontvangt dus van de bank het verzoek om de leele schuld te voldoen. lij geeft hieraan gevolg, denkende, dat hij later misschien i wel verhaal op zijn medeborg zal kunnen uitoefenen, later wordt de positie van borg Z gunstiger, en borg A eekt hem tot vergoeding van de helft aan. ^aar hij krijgt de kous op de kop. Borg Z neemt een rocaat in den arm, die aan borg A spoedig duidelijk akt, dat hij niets van Z te vorderen heeft. 1 d u s het treurige einde van een treu- 5e historie. 3eze historie is geen fantasie, al hebben wij geen bepaald ral op het oog. Zij komt, in diverse variatie's, herhaal- ijk voor. Es ist eine alte Geschichte, doch bleibt sie ner neu. riet treurige einde er van had echter een goed einde >ed voor borg A) kunnen zijn, wanneer men rekening had ïouden met de wetsbepaling, in den titel bedoeld. Dit is art. 1881 Burgerlijk Wetboek. Volgens dit artikel heeft een borg, die meer dan zijn aandeel heeft betaald, slechts in twee gevallen verhaal op zijn medeborgwanneer hij betaald heeft tijdens het faillissement van den schuldenaar, en wanneer hij betaald heeft na daartoe gerechtelijk te zijn aange sproken. Een van deze twee gevallen deed zich in het boven weer- Hoe men kan voorkomen, dat per 31 Dec. bij het saldo eener loopende rekening een zegel in het l.r.-boekje moet worden geplaatst. In het Mei-nummer van de Raiffeisen-Bode bevatte een tikeltje over zegelrecht, waarvan het grootste deel be- ikking had op zegeling van het saldo per 31 Dec. eener >pende rekening. Daar de 31e December weer voor de ür staat, nemen wij dit gedeelte hier nog eens over Men weet, dat de zegelwet bepaalt, dat de stukken, hou- ne opgave van het saldo eener afgesloten rekening- lurant, aan zegelrecht (10 ets.) onderworpen zijn. Als gave van het saldo eener afgesloten rekening-courant erd door ons ook beschouwd de boeking van het saldo per 1 Dec. (na de bijschrijving der rente) in het loopende- :tening-boekje. Vandaar, dat men in het Handboekje (bi. 241 bovenaan) 6st: ,,De vermelding van het saldo in het loopende- •cening-boekje per 31 December is eveneens aan een zegel- :ht van 0,10 onderworpen." Eenigen tijd geleden gewerd ons de opmerking, dat in de cening-courant-boekjes de rekening eigenlijk niet werd af gegeven voorbeeld niet voor, en dus had A geen verhaal op Z. Had A verhaal op Z kunnen krijgen? Zeer zeker, door namelijk aan de bank te verzoeken aan een der voorwaarden, in art. 1881 bedoeld, te voldoen. Wanneer de bank of het faillissement van den hoofdschul denaar had aangevraagd of hem (A) tot betaling had doen dagvaarden, had hij verhaal op Z gekregen. Het aanvragen van faillissement van den schuldenaar alleen om een der borgen verhaal op zijn medeborg te geven, is natuurlijk niet de moeite waard, en komt in de praktijk dan ook niet voor. Wel komt het herhaaldelijk voor, dat een der borgen wordt gedagvaard met het uitsluitend doel om hem verhaal op zijn medeborg te geven. Na dagvaarding wordt natuurlijk door den borg betaald, zoodat er geen proces behoeft te volgen. Het is niet meer dan een pro-forma-dagvaarding, welke de bank op verzoek van het slachtoffer laat uit brengen. De kosten van zulk een dagvaarding komen uit den aard der zaak ten laste van den borg, die er om gevraagd heeft. Zij zijn echter betrekkelijk gering. Daar het in deze ongelukkige tijden meermalen voorkomt, dat een Boerenleenbank een der borgen meer dan zijn part moet laten betalen, is het nuttig, dat art. 1881 even wordt gelicht uit het duffe wetboek, waarin het tusschen duizende andere artikelen een onopvallende plaats inneemt, en dat het een oogenblik in de schijnwerpers per publiciteit (als wij zulk een hoogdravende uitdrukking op ons bescheiden blad mogen toepassen) wordt geplaatst, opdat het bij onze lezers de bekendheid verkrijge, die het verdient, en opdat zij in voorkomende gevallen borgen, die meer dan hun deel betalen moeten, er op kunnen wijzen. Advies omtrent de toepassing van art. 1881 kan te allen tijde worden aangevraagd bij het Juridisch Bureau. gesloten, zoodat men niet kon spreken van het saldo eener afgesloten rekening-courant, zoodat er dus ook geen zegel recht verschuldigd zou zijn. Wij hebben ook hieromtrent de meening van den Minister gevraagd. Zijn antwoord luide als volgt „Wanneer een rekening-courant volgens de staffelmethode wordt aangehouden, dragen de boekingen, gepaard gaande met het opnieuw bepalen van het saldo, welke steeds plaats hebben wanneer nieuwe posten op de rekening worden aan- geteekend, niet het karakter van afsluitingen dezer rekening courant in den zin van art. 34 f der zegelwet 1917. Even min is dit het geval ten aanzien van de saldeering na de beschrijving van de rente op 31 December van elk jaar. De telkens terugkeerende saldeeringen in het rekening-courant boekje behoeven derhalve niet te worden gezegeld." Staffelt men aan het eind van het jaar dus gewoon door, dan is er, aldus de Minister, geen afsluiting der rekening en is er dus ook geen zegelrecht verschuldigd. Naar aanleiding van dit antwoord hebben wij eens een paar gebruikte rekening-courant-boekjes, die toevallig in ons bezit waren, nagekeken, waarbij mij opmerkten, dat in de praktijk lang niet altijd doorgestaffeld wordt aan het eind van het jaar. Dikwijls maakt men een soort afsluiting; men zet b.v. een streep onder het saldo per 31 Dec., of laat een of twee regels er onder open, waarna men het opnieuw boekt als beginsaldo van 1 Januari. In zulk een geval is o.i. zegelrecht verschuldigd (immers er is afsluiting der rekening)en daarom raden wij aan alle

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1934 | | pagina 3