DE RAIFFEISE N-B ODE 27 If verplichting tot geheimhouding, niettegenstaande de door- astende wijze waarop in dat land de means-tests plaats linden. Een oud conflict. Het uitzicht wordt, aldus spr., nog ruimer, indien wij de |lik wenden buiten het spaarbankbedrijf. Het is een oud "con flict. De overheid moet om goed en juist te kunnen regeeren jver betrouwbare gegevens beschikken. Daartegenover staat, dat in de samenleving, zooals die in onzen tijd in onze streken iran den aardbol bestaat, een groot deel van de handelingen der cpenschen op vertrouwen is gebaseerd. Een aantal ambten en aeroepen, zooals dat van den geestelijke, den advocaat en den dokter, kunnen alleen uitgeoefend worden, indien het publiek zich in vol vertrouwen tot de beoefenaren van de ambten en xroepen kan wenden en die ambten en beroepen zijn voor een ioed functioneeren van het maatschappelijk leven even onont beerlijk als de rechtspraak of de sociale wetten. I Dat conflict komt ook in de wetgeving tot uiting. Spr. be- fandelt daarop eerst de wetsbepalingen op grond waarvan de ■verheid inlichtingen kan inwinnen. Daarbij stelt hij vast, dat Ir geen bepaling bestaat dat de steunorganen gerechtigd zijn retuigen op te roepen of bij derden een onderzoek in te stellen. Nergens staat voorgeschreven dat een spaarbank verplicht is, inlichtingen te verstrekken aan Maatschappelijk Hulpbetoon. Beroepsgeheim. I Daarnaast en ten deele daartegenover behandelt spr. de [oorschriften gegeven ter verzekering van een richtige ge- feimhouding. In de eerste plaats hebben die bepalingen de strekking met boete en gevangenisstraf te bedraigen hen, die len geheim, hetwelk zij moeten bewaren, bekend maken, en £11 tweede beoogen zij de voorschriften om de overheid in te lichten voor de vertrouwensberoepen op te heffen. Deze katste groep voorschriften, die het verschooningsrecht betref- Een, behandelt spr. eerst om daarna over te gaan tot de be- .angrijke positieve bepalingen over de zwijgplicht. Spr. wijst pp art. 272 W. v. Str., dat de grondslag vormt voor het be- loepsgeheim. De wet heeft aan den rechter overgelaten, uit te haken voor welke beroepen geheimhouding verplicht is. Dat s naar vaste rechtspraak, gebaseerd op eeuwenoude traditie, iet geval bij geestelijken, advocaten en doktoren. Verder vindt Ie rechter voorschriften in tal van bijzondere wetten. Zoo iijv. voor de ambtenaren der Postspaarbank en een enkele iemeentelijke spaarbank. Maar voor de particuliere spaar banken heeft de wetgever geen speciale voorschriften gegeven :n de rechter moet dus nagaan of uit den aard van de spaar banken een verplichting tot geheimhouding volgt. I Spr. vermeldt de rechtspraak over gewone handelsbanken :n wijst op het verschil in karakter met spaarbanken. Vooral de deinere zijn vertrouwensinstituten, de bestuurders de ver- :rouwenslieden van de kleine spaarders. Evenals in Frank- Ijk de agents de change, de effectenmakelaars en commission- ïaris gerangschikt worden onder de vertrouwenslieden, zoo fou spr. dat voor ons land ook willen doen voor de spaar- fenken, met name de kleine spaarbanken in de kleine plaatsen. Ipr. ziet aldus in het gestelde geval geen conflict: eenerzijds Intbreekt een wettelijke verplichting om steunambtenaren in :e lichten, anderzijds bestaat voor de meeste spaarbanken een wijgplicht. Vervolgens zag spr. onder de oogen, in höeverre een mach- ging van den werklooze de spaarbank tot het geven van in- chtingen moest brengen. Het eenige gevolg van zulk een tiachtiging was, dat een strafvervolging wegens schending fan geheimen niet meer kon worden ingesteld. Maar de spaar bank kon zich door die machtiging niet laten afbrengen van (aar geheimhoudingsplicht, die niet gebaseerd was op een pezegging aan den bepaalden inlegger, waarvan ontslag kon porden verleend, maar die voortvloeide uit de noodwendig heid om ter bevordering van het spaarwezen in het algemeen een gegevens bekend te maken. De bepaalde inlegger heeft aar geen kijk ophij kijkt alleen naar zijn naaste eigenbelang je bestuurder van de spaarbank daarentegen moet zich af- I means-test onderzoek naar iemands middelen. vragen hoe hij als beoefenaar van vertrouwensberoep heeft te handelen. Een bevredigende regeling. Spr. achtte de geschetste positie, zooals dit uit de thans be staande voorschriften volgt, bevredigend en ingrijpen van den wetgever niet noodig. Zeker is het van groot belang, dat steuntrekkers juiste opgaven doen en tegenover hen die frau deeren mag men in het algemeen niet te veel égards hebben. Maar de mogelijkheid van ongestoord sparen is ook een groot algemeen belang. Reeds uit financieel oogpuntde particu liere banken brengen 400 millioen gulden in het het produc tieve verkeer terug uit inleggingen, die gemiddeld nog geen 400 per stuk beloopen. Voorts berekende spr. dat de fraude niet groote bedragen kan betreffen, ook al omdat 1/3 deel van het tegoed door den werklooze behouden mag worden. Werkelijk ernstige fraude moet worden tegengegaan met de gewone machtsmiddelen van de justitie. Maar voor die enkele gevallen is het niet noodig, het geheele spaarwezen in gevaar te brengen. Spr. ging tenslotte nog enkele andere mogelijk heden na, o.a. een door een directeur van Maatschappelijk Hulpbetoon aan de hand gedaan, doch meende, dat in de prak tijk toch het gevolg zou zijn ondermijning van het vertrouwen in veiligheid van het spaarbankwezen met vlucht uit de spaar banken. En dat was een grooter kwaad, mede omdat daardoor een deel van de bevolking getroffen zou worden dat uit goede want spaarzame burgers bestaat. NIEUWE SCHULDBEKENTENISSEN. Uit bij onze Materiaal-afdeeling ingekomen aanvragen is ons gebleken, dat men blijkbaar niet algemeen begrepen heeft, dat de afschriften van schuldbekentenissen, welke men aan de borgen en aan den schuldenaar kan afgeven, vrij van zegel zijn. De prijs van deze afschriften is I cent per stuk, hier komen dus géén zegelkosten bij. Alléén voor het geval dat men een afschrift „voor copie conform" wenscht af te teekenen is zegelrecht verschuldigd. Dit is echter geenszins noodzakelijk. Voorts wijzen wij erop, dat de banken, die nog oude for mulieren in voorraad hebben, deze kunnen blijven gebruiken. Inruil tegen nieuwe is niet noodzakelijk. Ook worden aan banken, die aan de oude formulieren de voorkeur mochten geven, uit de voorraad oude formulieren, die de Materiaal- Afdeeling door inruil heeft verkregen, nog oude formulieren geleverd, zoolang deze voorraad strekt. Wil men de nieuwe modellen gebruiken, dan kunnen desge- wenscht de nog voorradige oud model schuldbekentenissen aan de Materiaal-afdeeling teruggezonden wordenvoor de segehvaarde wordt dan de rekening van de betrokken bank gecrediteerd. Tenslotte kan nog worden medegedeeld, dat ook van de credietacten, formulier 150 en 151, binnen afzienbaren tijd, een nieuw model zal verschijnen, echter zal dit vermoede lijk niet eerder kunnen zijn dan in November. HET MIDDENSTANDSCREDIETWEZEN. In ons vorig nummer kwam een artikeltje onder boven- staanden titel voor, dat gebleken is niet juist te zijn. De Ned. Mi'ddenstandsbank deed ons het verzoek het in het volgend nummer te rectificeeren, aan welk verzoek wij gaarne voldoen. Wij laten daartoe het schrijven van de Middenstanclsbank (met weglating van enkele niet ter zake doende alinea's) volgen Mijne Heeren, In No. 3 van Uw orgaan d.d. September 1934 komt een artikel voor onder den titel „Middenstandscredietwezen", waarin de Staatsgarantie voor onze instelling wordt ter sprake gebracht en, in verband daarmede, conclusies worden getrok ken, welke zoo onjuist zijn, dat wij ons genoopt voelen een en ander recht te zetten. Wij vertrouwen, dat U deze rectificatie in het volgend nummer van Uw blad zult willen opnemen. Inderdaad is destijds door de Regeering een garantie ge-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1934 | | pagina 3