4
DE RAIFFEISE N-B ODE
generaal, den heer Deterding. Het is niet onze bedoeling deze
denkbeelden hier te gaan bespreken. Om U de waarheid te
zeggen, lezer, zij zijn ons niet alle even helder. Of dat aan
ons ligt dan wel aan de denkbeelden, vermogen wij natuurlijk
niet te beoordeelen.
Wij willen ons hier alleen even bezig houden met een advies,
dat de heer Deterding meent te moeten geven ten aanzien
van credietverleening. Hij schrijft: „Denkbaar is ook, dat alle
landen terugkeeren tot een meer practische goudpolitiek. Dit
is dadelijk mogelijk, als het door particulieren opgepotte goud,
dat een bedrag vormt van f 450 millioen, naar de centrale
banken (de eenige juiste plaats voor zulk oppotten) door ver
koop afvloeit, waarvoor dan nieuw crediet ten beloope van
eenige malen dit bedrag kan worden geschapen."
De heer Deterding adviseert dus credietverleening op groote
schaal (z.g. crediet-expansie). Hij vergeet echter zich bezig
te houden met een paar détails van het vraagstuk der crediet-
expansie. In de eerste plaats bemoeit hij zich gemakshalve
maar niet met de vraag van de soliditeit en de liquiditeit der
te verleenen credieten. Waar zijn de soliede geld-opnemers,
die een slordige paar honderd millioen crediet waard zijn?
Wil de heer Deterding de scheepvaartmaatschappijen, de
textielfabrikanten, de boeren en tuinders met dat crediet ge
lukkig maken? Misschien, dat er banken zijn, die op groote
schaal crediet willen verleenen aan dergelijke debiteuren, als
de heer Deterding zich borg stelt. Doch deze is hiervoor
een te schrander man. Dan echter movt hij ook zoo schrander
zijn om te bedenken, dat er in tijden als deze geen crediet
op groote schaal op veilige wijze te plaatsen is. En dan zwijgen
wij nog maar van de liquiditeit, die natuurlijk ook hevig in
het gedrang zou komen.
De heer Deterding vergeet nog iets anders. Hij spreekt van
„crediet scheppen", alsof crediet een soort bouwsel is, dat men
op een leege plaats kan neerzetten. Dit is een klein misverstand.
Voor credietverleening moet er niet alleen een credietgever
zijn, maar ook een credietnemer, die het wil hebben. De cre-
dietgevers „scheppen" niet zoo maar crediet; crediet is iets,
waarnaar vraag moet bestaan. Hoe kan men crediet verleenen,
als niemand er naar solliciteert, als er eenvoudig geen emplooi
voor credieten is? En dat is tegenwoordig het geval. Er is
afgezien van een soort crisis-crediet, dat de heer D. wel niet
zal bedoelen geen vraag naar crediet op eenigszins bedui
dende schaal.
Er is nog een andere kleinigheid, die blijkbaar de aandacht
des heeren D. niet heeft vermogen te trekken. Hij schijnt
niet te hebben bemerkt, dat de Nederlandsche Bank al boorde
vol met goud zit. Zij heeft goud genoeg om een paar honderd
millioen crediet te kunnen verleenen. Waarom doet zij dit
niet yindt zij het zoo mooi om al dat goud renteloos in haar
kelders te hebben liggen? Is zij schuw van zaken doen 'ge
worden? Zij moet in tijden als deze wel bijzonder voorzichtig
zijn, maar het is niet aannemelijk, dat zij niet bereid zou zijn
om het belangrijke metaalsaldo, dat zij "tot haar beschikking
heeft, dienstbaar te maken aan gezonde credietverleening.
Dat zij dit niet doet, wordt dan ook alleen veroorzaakt door
het feit, dat er geen voldoende vraag naar crediet is.
Had de heer Deterding zich hieromtrent georiënteerd, dan
had hij zijn advies om door nog meer goud naar de centrale
bank te brengen de credietverleening te bevorderen, ongetwij
feld te rechter tijd ingeslikt.
Dat hij dit niet heeft gedaan, is ons echter een welkome
aanleiding om hierover eens iets te zeggen. Want de heer
Deterding is niet de eenige stuurman aan den wal, die crediet-
expansie voorstaat. Ook anderen borduren op dit stramien.
Toevalligerwijze zijn het nooit bankiers het zijn altijd
stuurlui aan den wal professoren, politici, en dergelijke per
sonen, die voor de credieten, die zij anderen willen laten ver
leenen, toch niet verantwoordelijk zijn. Het onaangename van
dergelijke stuurlui is, dat zij hun raadgevingen verstrekken
met een autoriteit, alsof zij 'de schipper zelf zijn. Zij kijken
zelfs meestal op den schipper neer. Wij zullen ons echter maar
niet te veel hiervan aantrekken en ons scheepje besturen op
de wijze, zooals wij dit aan de hand van jarenlange ervaringen
het beste vinden.
VERHUIZING VAN LEDEN.
Op de laatst gehouden vergadering van den Ring „Oosten
van Friesland" werd de wenschelijkheid uitgesproken, dat de
banken elkander onderling kennis zullen geven van verhui
zing van leden, wat dubbele lidmaatschappen kan voorkomen
en wat vooral noodig is, als de finantiëele relaties met de bank
der oude woonplaats niet zijn afgewikkeld.
De secretaris van den Ring deelde ons die uitspraak mede
en meende, dat de aangelegenheid niet alleen van belang is
voor den Ring, maar voor onze geheele organisatie, zoodat
het z.i. aanbeveling zou verdienen o.a. in de Raiffeisenbode
op deze zaak te wijzen.
Wij zijn het volkomen met hem eens, daar wij enkele malen
de ervaring opdeden, dat personen erin geslaagd waren bij
twee boerenleenbanken gelden op te nemen, terwijl de eene
bank van de credietverstrekking van de andere onkundig
bleef.
De geachte secretaris van den Ring ontwierp ook reeds een
briefje, dat kan dienen om de kennisgeving van verhuizing te
doen aan de bank, gevestigd in het ressort of in de omgeving,
waarheen het verhuizende lid vertrokken is.
De inhoud volgt hieronder en spreekt voor zich zélf.
Wij achten dit formulier zeer goed bruikbaar en bevelen
de handelwijze, zooals deze hierboven werd omschreven, ten
zeerste aan.
De formulieren zullen t.z.t. verkrijgbaar gesteld worden
bij de Centrale Bank.
193
Aan het Bestuur van de Bank te
Bij dezen deelen wij U mede, dat te
No
dus in het ressort of in de omgeving van Uwe Bank zich
heeft gevestigd de Heer
die nog lid is van onze Bank.
Indien genoemde persoon lid van Uwe Bank zou willen
worden, zal 't noodig zijn, dat hij eerst zijn financieele relaties
met onze Bank afwikkelt en dat hij ons ledenregister af-
teekent.
Namens het Bestuur der Bank te
Kassier.
Zoo noodig doorhalen.
VRAGENLIJSTEN, CONTRÖLESTATEN EN
GEDRUKTE JAARVERSLAGEN.
Met genoegen kunnen wij constateeren, dat het overgroote
deel der Besturen onzer locale Banken de jaarlijksche controle
der boekjes overeenkomstig de wenken en voorschriften der
Centrale Bank hebben verricht en ons daarvan blijk gaven
met het inzenden der vragenlijsten. Eenige banken zijn echter
hiermede nog achtergebleven. Wij verzoeken die Banken 11a
het lezen van deze mededeeling het bovenstaande zoo spoedig
mogelijk te willen inzenden.
Van onderstaande Banken ontvingen wij na 1 Mei ook
gedrukte jaarverslagen:
Aalten, Alkmaar (Zvb.), Almen, Almkerk, Apeldoorn,
Avenhorn, Babberich, Bathmen, Berkel en Rodenrijs, Blya,
Borne, Breedenbroek, Genemuiden, Gorinchem, 's-Graven-
deel, 's-Gravenzande, Grootschermer, Haarlemmermeer, Has
selt, 's-Heer-Arendskerke, Hellendoorn, Katwijk a/Rijn, Kat
wijk a/Zee, Leeuwarden (Zvb.), Lexmond, Lippenhuizen,
Loosduinen, Luinjeberd, Noordeloos, Oostburg, Oosterwolde
(Fr.), Oudeschoot, Rouveen, Silvolde, Steenderen, Steenderen
en Drempt, Terneuzen, Terwispel, Texel, Uithoorn, Voor
burg, Wanswerd, Warga, Werkendam, Zevenbergen, Zutphen
en Almelo.