DE RAIF FEISE N-B ODE.
9i
laalds voorgeschreven, omdat het zoo moeilijk is om al-
neene regels te geven.
Men moet dus zelf maar voor elk bijzonder geval uitmaken,
het gewenscht is om beveiligingsmaatregelen tegen beroo-
g te treffen.
Deze kunnen hierin bestaan, dat de kassier zich door
ïand anders laat vergezellen, als hij een groot bedrag weg
:ngt of haalt. Hoe groot echter het bedrag moet zijn om
^maatregel wenschelijk te maken, is niet in het algemeen
1 te geven. In de eene streek zijn de gevaren zoo veel
loter dan de andere.
Dok het uur van den dag maakt verschil. Evenzoo de
erdere of mindere drukte van den weg, dien de kassier
it. Evenzoo het postuur van den kassier: een martiale
liath zal den aspirant-beroovers meer ontzag inboezemen
1 een grijsaard, door ouderdom gebogen, en deze laatste
I dus meer op veiligheidsmaatregelen bedacht moeten zijn
1 de eerste.
De kassier kan ook een wapen meenemen, of een flinke
ld.
Dat de verzekering bij het Waarborgfonds geldt tot on-
erkt bedrag, wil natuurlijk niet zeggen, dat de kassier
1 geen beperking behoeft op te leggen bij de bedragen,
aarmede hij op stap gaat. Uit den aard der zaak moet hij
et niet meer geld uit gaan dan noodig of wenschelijk is.
pen afzonderlijke vraag is, of het Waarborgfonds ook
it. het risico van berooving van een bode, dien men geld
|t halen of wegbrengen. Een bode behoort niet tot het
Isoneel der bank. Waarschijnlijk is bij het opmaken van
reglement op het Waarborgfonds aan dit geval niet ge
ilt. Het is dus moeilijk om te voorspellen, hoe de Waar-
■gfonds-Commissie eventueel over berooving van een bode
1 oordeelen, en het is derhalve het veiligst om dit risico
dekken door een afzonderlijke verzekering.
ZEGELRECHT.
In het vorige nummer kondigden wij aan, dat wij de
ening van den Minister zouden vragen over de kwestie,
formulier 231 (geloofsbrief voor de algemeene vergade-
Ig) in verband met de nieuwe circulaire omtrent toepassing
:r zegelwet op stukken in briefvorm aan zegelrecht was
perworpen.
RVij kunnen thans bekend maken, dat wij het antwoord
li den Minister hebben bekomen, en dat dit gunstig is. De
loofsbrieven zijn volgens Z.E. nog immer zegelvrij
■geen ons uit den aard der zaak genoegen doet.
Nog een ander genoegen heeft de Minister ons bereid,
en weet, dat de zegelwet bepaalt, dat de stukken, houdende
igave van het saldo eener afgesloten rekening-courant, aan
gelrecht (10 ets) onderworpen zijn. Als opgave van het
Ido eener afgesloten rekening-courant werd door ons ook
schouwd de boeking van het saldo per 3i Dec. (na de bij-
jrijving der rente) in het loopende-rekening-boekje.
li andaar, dat men in het Handboekje (bl. 24i bovenaan)
Et: ,,De vermelding van het saldo in het loopende-rekening-
■kje per 3i December is eveneens aan een zegelrecht van
0,10 onderworpen."
enigen tijd geleden gewerd ons de opmerking, dat in de
lening-courant-boekjes de rekening eigenlijk niet werd af-
lloten, zoodat men niet kon spreken, van het saldo eener
Iesloten rekening-courant, zoodat er dus ook geen zegel-
ït verschuldigd zou zijn.
Vij hebben ook hieromtrent de meening van den Minister
raagd. Zijn antwoord luidde als volgt:
Wanneer een rekening-courant volgens de staffelmethode
'dt aangehouden, dragen de boekingen, gepaard gaande
het opnieuw bepalen van het saldo, welke steeds plaats
Iben wanneer nieuwe posten op de rekening worden aan-
leekend, niet het karakter van afsluitingen dezer rekening-
li'ant in den zin van art. 34 f der zegelwet 1917. Even-
in is dit het geval ten aanzien van de saldeering na de
tchrijving van de rente op 3i December van elk jaar. De
J^ens terugkeerende saldeeringen in het rekening-courant-
«kje behoeven derhalve niet te worden gezegeld."
Staffelt men aan het eind van het jaar dus gewoon door,
dan is er, aldus de Minister, geen afsluiting der rekening en
is er dus ook geen zegelrecht verschuldigd.
Naar aanleiding van dit antwoord hebben wij eens een
paar gebruikte rekening-courant-boekjes, die toevallig in ons
bezit waren, nagekeken, waarbij wij opmerkten, dat in de
praktijk lang niet altijd doorgestaffeld wordt aan het eind
van het jaar. Dikwijls maakt men een soort afsluiting; men
zet b.v. een streep onder het saldo per 3i Dec., of laat een
of twee regels er onder open, waarna men het opnieuw boekt
als beginsaldo van 1 Januari.
In zulk een geval is o.i. zegelrecht verschuldigd (immers
er is afsluiting der rekening), en daarom raden wij aan alle
H.H. Kassiers, om in het vervolg gewoon door te staffelen,
en alles, wat naar afsluiting zweemt, te vermijden. Doet men
dit, dan spaart men een belangrijk aantal zegels uit.
Er staan bij al onze banken ruim 45.000 loopende-rekening-
boekjes uit. Gebruikmaking van de mogelijkheid van zegel-
vrije boeking bespaart dus elk jaar 4.500,
De eerste alinea van blz. 24i van het Handboekje gelieve
men te wijzigen als volgt:
„De vermelding van het saldo in het loopende-rekening-
boekje per 3i December is zegelvrij, wanneer gewoon door-
gestaffeld wordt; wordt echter de rekening op eenigerlei
wijze afgesloten en opnieuw geopend, dan is die vermelding
aan een zegelrecht van 0,10 onderworpen. Ook saldo
biljetten zijn hieraan onderworpen."
DE BOERENLEENBANK ALS INSTELLING VAN
SOCIAAL NUT.
Uit den aard der zaak krijgen wij in dezen tijd van het jaar
heel wat verslagen van Boerenleenbanken onder oogen. Vele
hiervan doen ons weder duidelijk gevoelen, welk een zegen
rijke werking van de Boerenleenbanken kan uitgaan. Onder
de beslommeringen van eiken dag is men geneigd dit te ver
geten zij veroorzaken, dat men haast alleen nog maar moei
lijkheden en gebreken ziet. Daarom is het zoo goed, dat men
nu en dan herinnerd wordt aan het goede, dat van de Boeren
leenbanken kan uitgaan en in vele gevallen ook werkelijk
uitgaat.
Dat goede is in de eerste plaats de zeer billijke rente, die
de Boerenleenbanken hun voorschot- en credietnemers laten
betalen. Gewoonlijk is het ongeveer 4j4 Vijf procent is
een tamelijk groote uitzondering. Ook het percentage van
vier komt wel eens voor, maar hoewel dit voor de schulde
naren heel mooi is, schijnt het ons voor de betrokken bank
minder mooi. De noodzakelijke reserve-vorming moet onder
zulk een percentage lijden.
Is een billijke rente reeds in gewone tijden voor de schulde
naren zeer aangenaam, in deze tijden is zij een ware weldaad.
Stel U voor, dat al onze boeren en tuinders, die geld hebben
van een Boerenleenbank, dit geld eens hadden van een com-
merciëele bank. Zij zouden dan gemiddeld toch zeker 2
meer moeten betalen. Welk een voordeel voor hen, dat de
Boerenleenbanken er zijn! Een voordeel, dat, in cijfers uit
gedrukt, elk jaar toch zeker niet ver van het millioen ver
wijderd zal zijn.
Het tweede goede, dat de Boerenleenbanken over het platte
land verspreiden, is de gunstige rente, welke zij aan haar
spaarders vergoeden. Drie procent, drie en een kwart, soms
zelfs drie en een half procent. Dit laatste percentage is zelfs
wat te mooi, naar onze meening. Evenals een te laag percen
tage voor voorschotten en credieten brengt het de reserve
vorming in het nauw.
Drie procent, drie en een kwart procent, waar krijgt men
dit voor gelden, die dagelijks of op zeer korten termijn op-
eischbaar zijn? Misschien alleen bij eenige Nutsspaarbanken.
En dan bij minder soliede instellingen, maar die komen als
vergelijkingsmateriaal natuurlijk niet in aanmerking.
Niet alleen van zuiver geldelijken aard is het goede, dat
van de Boerenleenbanken uitgaat. Zouden commerciëele
banken hun schuldenaren zoo lankmoedig en met zooveel
begrip voor hun moeilijkheden behandelen als de Boeren
leenbanken dit veelal doen? Dat ook dit een deugd is, voor
overdrijving waarvan men moet waken, spreekt van zelf.