DE RAIFFEISE N-B ODE. 83 [et gevaar van een crediet blijft, dat in ongunstige tijden ;t het geheele crediet is opgenomen. Wanneer er een voorschot met verplichte aflossing wordt leend, heeft de schuldenaar tenminste een prikkel om zich te spannen. ^oorts is het zeer gewenscht niet te groote credieten en irschotten te verstrekken, omdat helaas maar al te dikwijls kt, dat daarin een groot gevaar schuilt. In tijden van op gingen heeft men namelijk dergelijke credieten, ondanks Tdriemaandelijkschen opzeggingstermijn, niet direct ter chikking. Deze opzeggingstermijn is dikwijls aangevoerd als argu- nt, dat het toch altijd mogelijk was tot invordering over gaan, dus dat deze posten onder de liquide posten konden irden gerekend. De praktijk heeft echter wel anders geleerd. In tijden 11 wantrouwen is er geen enkele bank bereid nieuwe posten te sluiten en overhevelir.g, ook van hypotheken, zal slechts een zeer zeldzaam geval kunnen plaats hebben. Iedere bank ft dan werk genoeg hare eigen positie liquide te houden at de hypotheekbanken betreft, deze hebben alsdan hun schikbare gelden noodig om pandbrieven in te koopen, ten- |de de koers eenigszins op peil te houden). Daarom is het voor een boerenleenbank zaak zeer voor- htig te zijn met het verstrekken van voorschotten en cre- ten, zelfs wanneer men bij de Centrale Bank over een be- kkelijk aanzienlijk tegoed beschikt. Bovendien moet men steeds voor oogen houden, dat wan- er de spaarders hun inlage terug wenschen, de boerenleen- nk de inlagen moet kunnen terugbetalen. Men dient onder alle omstandigheden spaarzaam te zijn. et is beter zich een klein finantieel offer te getroosten, dan belangen van de bank en de leden op het spel te zetten. Natuurlijk zal de Centrale Bank zooveel mogelijk steunen, unieer een Boerenleenbank door groote opvragingen van aargelden in het nauw geraakt, maar men begrijpt, dat de anken, die over een groot tegoed bij de Centrale Bank be- likken, den voorrang moeten hebben, wanneer daar opge- aagd wordt. Ai is de toestand der middelen wter heel wat gunstiger, :h blijft steeds de grootst mogelijke waakzaamheid ten op- :hte van de liquiditeit geboden. Wanneer hier of daar wan- luwen ontstaat, dan zal het onmiddellijk uitbetalen het 011- ilbare middel zijn om dat wantrouwen den kop in te druk- In. Maar daarvoor moeten middelen voorhanden zijn. Een tijdelijk stopzetten van de betaling zou de nekslag be kkenen voor onze mooie organisatie, den nekslag voor de oerenleenbanken en den ondergang voor de voorschot- en edietnemers. Als dit ooit mocht gebeuren, dan zou immers het ver- ouwen weg zijn en seer moeilijk, zoo niet onmogelijk weer heroveren zijn. Het behoeft gelukkig zoo ver niet te komen. Honderden lerenleenbanken hebben de laatste jaren begrepen van welke oote beteekenis een voldoende liquiditeit is. De verhou- ngen tusschen de uitzettingen en de beschikbare middelen ordt beter. De Centrale Bank is steeds waakzaam geweest i houdt al de haar toevertrouwde middelen vlot voor de and om bij te springen, waar dit door omstandigheden nood- akelijk is. (Wordt vervolgd). 'OEPASSING VAN DE ZEGELWET OP STUKKEN IN BRIEFVORM. Aangezien den minister van financiën sedert de publicatie an de beslissingen herhaaldelijk verzoeken om inlichtingen ingaande de toepassing van de Zegelwet op stukken in riefvorm opgemaakt bereiken, heeft hij beslist, dat te dezen anzien het hiernavolgende als richtsnoer dient te worden angenomen I Artikel 23, 12e lid der Zegelwet belast alle niet elders n die wet genoemde stukken, welke worden opgemaakt tot ewijs van privaatrechtelijke overeenkomsten, handelingen, verbintenissen en verklaringen. Hieronder kunnen dus ook vallen stukken in briefvorm opgemaakt; indien^ echter een brief een privaatrechtelijke overeenkomst, handeling, verbin tenis of verklaring inhoudt, staat zonder meer niet vast, dat zulk een brief onder de aangehaalde bepaling moet worden gebracht. De brief moet meer zijn dan een eenvoudig mede- deelingsstukhij moet bovendien opgemaakt zijn om tot be wijs te dienen en dus ook bewijsstuk zijn. Of aan dezen eisch voldaan is, moet objectief worden beoordeeld. Men zal dus hebben na te gaan of, objectief beschouwd, moet worden aangenomen, dat het stuk slechts is geschreven om den geadresseerde mededeeling te doen van het in het stuk opgenomene, dan wel of het is opgemaakt om den geadres seerde bewijs te verschaffen van den inhoud. Zoo zal men b.v. dienen aan te nemen, dat een stuk, waarbij een mondeling met den geadresseerde gesloten overeenkomst wordt bevestigd, een bewijsstuk is. Het zenden van een mededeeling omtrent een aan beide partijen bekend feit zou immers zonder zin zijn. Ook het feit, dat in een brief de voorwaarden, waarop een overeenkomst is aangegaan, of waarop een aanbod wordt gedaan of aangenomén, veel uitgebreider zijn omschreven dan men in een eenvoudige mededeeling pleegt te doen, kan tot de conclusie leiden, dat een bewijsstuk aanwezig is. Staat eenmaal vast, dat men met een bewijsstuk te doen heeft, dan moest nog rekening worden gehouden met de in artikel 32 lid 21 der wet verleende vrijstelling van koopmans brieven. Het criterium van „koopmansbrief" moet niet wor den gezocht in den vorm, doch in den inhoud van het stuk. Immers wilde men het in den vorm zoeken, dan zou men tot het onaanvaardbare resultaat komen, dat elke eenzijdig opge maakte van een koopman afkomstige akte zegelvrij zou kun nen worden gemaakt, door aan het begin en aan het slot respectievelijk de woorden „mijnhéer en „hoogachtend te stellen (verg. vonnis Rechtbank, Tiel, opgenomen in P. W. No. 13346). Als koopmansbrief kan slechts worden aangemerkt een stuk, afkomstig van een koopman in den zin van het Wet boek van Koophandel (afgegeven of verzonden in verband met het bedrijf van dien koopman), dat al is het tot bewijs opgemaakt van de daarin gerelateerde overeenkomst, han deling, verbintenis of verklaring in het algemeen slechts de noodzakelijke elementen bevat. Zijn echter de voorwaarden anders dan men in een brief pleegt te doen zoo uitgebreid omschreven, dat de verhouding in het stuk haar volledige rechtsregeling vindt, dan zal men aan een koopmansbrief niet hebben te denken. Men zal het volledig opgenomen zijn van de voorwaarden ook dan aanwezig moeten achten, als in het stuk naar die voorwaarden is verwezen en deze voorwaarden onder het stuk aan de achterzijde of op een aangehecht vel zijn opgenomen. Wordt daarentegen overeenkomstig de in den handel veelal gevolgde gewoonte verwezen naar algemeen bekende of elders gepubliceerde voorwaarden, dan acht ik dat niet in strijd met het karakter van een koopmansbrief (b.v. verkocht volgens u bekende voorwaardenverkocht-op beursconditiesverkocht volgens de voorwaarden van de vereeniging voorver kocht op voorwaarden gedeponeerd ter griffi van de arron dissementsrechtbank tedee.d. De ambtenaren dienen er zich rekenschap van te geven, dat de boven weergegeven gedragslijn is voorgeschreven, omdat is gebleken, dat van de vrijgevige beslissing P. W. N. 11681 misbruik werd gemaakt. In zeer twijfelachtige gevallen dienen zijn zich daarom van vervolging te onthouden. In de niet zegeling der stukken omschreven in P. W. nos. 12922, 13353 en P3421' welke blijkens het vorenstaande zegelplichtig zouden kunnen zijn, kan ook in het vervolg om practische redenen worden berust. Het is voorts de wensch van den minister, dat voor nor male aanvraagformulieren van zeer beknopten aard, welke geen algemeene of bijzondere voorwaarden inhouden (b.v. om lid van een vereeniging te worden, om als abonné van een tijdschrift te worden ingeschreven e.d.), wordt aangenomen, dat zij als mededeelingsstukken zijn te beschouwen.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1934 | | pagina 3