DE RA IF F EIS EN-B O DE. 75 AFLOSSINGEN. Het lijkt niet bepaald de tijd om over aflossingen te .reken. Toch is het niet overbodig om er althans eenige ge- chten aan te wijd'en. Het is wel gemakkelijk om aflossin- n eenvoudig achterwege te laten,maar wij mogen toch niet ilaten eens te overdenken wat hiervan het g.evolg is. Dit zal kwijls zijn: dat de schuldenaar er hoe langer dieper in komt. De eigenlijke grond voor aflossingen is gelegen in waarde- rmindering van datgene, waarvoor men heeft geleend, anneer een boer een voorschot opneemt om zich een zaai- achine aan te schaffen, zal die machine in een zeker aantal ren nagenoeg waardeloos worden. Elk jaar wordt haar larde wat minder. Het juiste bedrag der jaarlijksche larde-vermindering is natuurlijk niet preci.es uit te maken, aar vast staat, dat de machine na b.v. tien jaar (als dit ge- 1 fout is, vergeve men ons dit, want wij hebben van ma- ines geen verstand), ongeveer waardeloos zail zijn. [Als nu een boer een machine koopt, en hiervoor een voor- jhot van b.v. 500.opneemt, wordt hij armer noch rijker, lij krijgt een schuld van 5°°-- maar daar staat tegen- ver een gelijke „tegenwaarde" in den vorm der machine. ■Wanneer hij echter niet aflost, zal hij na tien jaren nog fn schuld van 500.— hebben, maar zal de „tegenwaarde' (rdwenen zijn. Dan zal dus de boer 500.armer zijn (worden. Tenminste als hij de 500-n'e' elders heeft elegd. I Dit voorbeeld maakt het groote nadeel van het achter- ege laten van aflossingen voldoende duidelijk. De schulden 'rminderen niet, terwijl de gewone waarde-vermindering in de bezittingen doorgaat. De schuldenaar komt er dus, «als wij zoo juist zeiden, hoe langer hoe dieper in te zitten. Nu zijn in de practijk de meeste, gevallen niet zoo een- ludig en doorzichtig als het boven gegeven voorbeeld. Veel iken, waarvoor wordt geleend, vertoonen geen regelmatige raarde-vermindering. Zij zijn veeleer onderwerpen aan vaarde-schommelingen. Dit geldt in het bijzonder voor land. Vis dat goed wordt gebruikt, wordt de innerlijke waarde liervan ni.et kleiner. De waarde schommelt tengevolge van Ie economische verhoudingen. Wil men bij leeningen, aangegaan voor aankoop van land, ie aflossingen regelen naar de „tegenwaarde" (dus naar de lldswaarde van het land), dan zouden in goede tijden in 't geheel geen aflossingen behoeven te worden betaald, en tl slechte tijden zouden juist heel zware aflossingen moeten vorden voldaan. Men voelt, dat dit niet gaat. Daarom moeten .ij leeningen, aangegaan voor land, de aflossingen worden ;edaan in de goede tijden. Deze kunnen dan eigenlijk gelden Is „vooruitbetalingen" voor mogelijke slechte jaren, en als [ie vooruitbetalingen groot genoeg zijn geweest, kunnen de aflossingen in slechte jaren wel achterwege blijven. Maar nu vil het ongeluk, dat men in de goede jaren dikwijls onvol- fcende heeft afgelost; men was optimistisch, men meende Lt het niet noodig was. Daarvan plukken wij nu de wrange jachten, en daarvan is het gevolg, dat in vele gevallen af- Issingen thans niet gemist kunnen worden. I Ook bij een voorschot, opgenomen voor aanschaffing van *11 veestapel, ligt de zaak niet zoo .eenvoudig als bij de ma- :hine. Ook hier is er geen regelmatige waarde-vernrindering fcn de „tegenwaarde" (het vee). De veehouder kan dit v.ee ?p peil houden uit eigen aanfok. En het is ook aan waarde- Ihommelingen onderhevig tengevolge van de economische [rhoudingen. Echter moet zoowel met het oog op de toch in Ier geval bestaande kans op vermindering van de gebruiks- larde van den veestapel als met het oog op de kans van lardedaling als gevolg der tijdsomstandigheden, bij voor- jnotten, aangegaan voor aankoop van vee, gestreefd worden lar behoorlijke aflossing. En evenals bij land zal deze af- ■ssing ook en z.elfs in de eerste plaats, moeten worden ge- Ban in de goede jaren, om zoodoende te voren gewapend te Ijn tegen de slechte jaren. Voorzoover aan de aflossing in ie goede jaren iets mankeert, zal zij ook in de slechte jaren moeten worden voortgezet. Want anders komt de schuldenaai er hoe langer dieper in. Nu werpt misschien de lezer tegen: „dat is alles goed en wel, maar gij houdt hierbij geen rekening met de mogelijk heid van waarde-vermeerderingde tijden zullen toch wel eens beter worden, en dan komt de „tegenwaarde voor de schulden er van zelf weer." Op deze tegenwerping moet worden geantwoord, dat wij niet de mogelijkheid van betere tijden geen rekening houden en, als wij voorzichtige financiers willen zijn, ook geen rekening mogen houden. Wij mogen, als wij veilig willen gaan, alleen rekening houden met wat menschelijleerwijs ge sproken zeker of op zijn minst waarschijnlijk is. Het bouwen op bloote mogelijkheden, is eenvoudig speculatie. Dat er belangrijk betere tijden zullen komen, is, althans voor zoover betreft de nabije toekomst (en verder vermogen wij niet te zien), noch zeker, noch zelfs maar waarschijnlijk. Het is mogelijk, en wij hopen er ten zeerste op, maar het is ook mogelijk, dat de tijden nog lang slecht zullen blijven. E11 daarom mogen wij onze berekeningen ni.et bouwen op een spoedige verbetering van den toestand. Wij hopen met het bovenstaande .eenig licht te hebben ver spreid omtrent de economische grond der aflossingen. Aan de hand hiervan zal men, naar wij hopen, beter in staat zijn om te beoordeelen of en in hoever ook in dezen tijd nog op het doen van aflossingen moet worden aangedrongen. DE COUPON-BELASTING EN OPHEFFING VAN HET BANKGEHEIM. Naar aanleiding van de invoering der couponbelasting is bij verschillende onzer aangesloten Banken de misvatting ont staan, dat door de invoering van die belasting het z.g.n. bank- geheim zou zijn opgeheven. Niets is in het algemeen mindei waar. In den bestaanden toestand is door d.e nieuwe coupon belasting vrijwel geene wijziging gekomen. Voor binnenlandsche effecten wordt de belasting n.1. vol daan door degenen, die de opbrengst verschudigd zijn, cl.i. de z.g.n. heffing bij de bron. Verzilvering der coupons aan bin nenlandsche effecten blijft dus gaan op de wijze zooals di.e steeds heeft plaats gevonden, dus geen afgifte van gezegelde nota's en door de Banken aanhouden van afschriften daarvan die door den Inspecteur der Belstingen kunnen worden na gegaan. Ook bestaat geene verplichting om omtrent de ge rechtigden op de opbrengst van binnenlandsche coupons eenige inlichting, welke dan ook, te verstrekken. Voor buitenlandsche coupons zal de belasting meestal vol daan worden door zegeling van een nota, coupon-nota ge noernd. De belasting moet voldaan worden door dengene bij wien de opbrengst van buitenlandsche effecten betaalbaar is gesteld of door dengene aan wien de coupons, dividendbe wijzen, 'enz., aan buitenlandsche effecten ter hand worden ge steld, tot wiens gewoon beroep het verzilveren van dergelijke stukken behoort. De Boerenleenbanken zullen derhalve wel nimmer de be lasting verschuldigd worden daar ie. bij een Boerenleenbank wel nooit de opbrengst van buitenlandsche effecten betaalbaar zal worden gesteld, 2e. het verzilveren van buitenlandsche coupons, dividend bewijzen, enz. wel nooit tot haar dagelij ksche beroep zal behooren; hoogstens zal een Boerenleenbank een enkele keer hare bemiddeling verkenen tot het ver zilveren van deze stukken. In verband met het vorenstaande meenen wij. dat de Boerenleenbanken niet verplicht zullen zijn tot het aanhouden van afschriften van coupon-nota's. Indien door een Bank buitenlandsche coupons aan de Centrale Bank ter verzilvering

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1934 | | pagina 3