74 DE RAIFFE1SE N-B ODE. Het is gewenscht, dat eenmaal per jaar aan de Cen trale Bank opgave wordt verstrekt van de namen en adressen der leden van Bestuur en Raad van Toezicht. Men h o ud e voor gewoonte deze op gave direct na de Algemeene Vergadering te zenden. (Zie pag. 273 v.h. Handboekje 3e druk Wenken".) \y2 1930 ad 1.000.000.— (waarvan uitgegeven 310.000. Serie E ad 1000. Nrs. 19 30 48 84 102 109 161 173 185 217 247 288. Serie E ad 500. Nr. 981 ab. 4 1931 ad 1.000.000.—. Serie F ad 1000. Nrs. 8 10 37 73 75 83 107 132 142 158 161 162 175 187 244 248 251 266 282 323 332 342 344 345 348 383 415 423 630 646 711 762 782 791 863 918 Serie F ad 500. Nrs. 456 ab, 459 ab, 983 ab, 998 ab. Losbaar per 1 April 1934 ten kantore der Bank en/of bij de kantoren van de Incasso Bank N.V. REDACTIONEEL GEDEELTE. DE TAAK DER BANKEN GEDURENDE DE CRISIS. De banken moeten tegenwoordig heel wat critiek verduren. Zij zijn te weinig scheutig met het verleenen van nieuwe credieten en voorschotten. Zij doen er verkeerd aan in dezen tijd aan te dringen op aflossingen en moeten blij zijn als zij de rente binnen krijgen. Zij moesten minder rente berekenen en zij moesten minder executeeren. Sommigen zijn zelfs van meening, dat de banken mede moeten werken aan zooge naamde crediet-inflatie, d.w.z. verleening van credieten op groote schaal, om daardoor het economisch leven weer op gang te brengen (een soort inspuiting met. bankbiljetten). Het schijnt, dat al die critiek uitoefenende en raadgevende stuurlui aan den wal een paar eenvoudige waarheden uit het oog verliezen, en het schijnt dus gewenscht om deze eens in herinnering te brengen. De eerste waarheid is, dat een goed bankwezen een levens kwestie is voor de moderne maatschappij. De tweede waarheid is, dat een onmisbare voorwaarde voor een goed bankwezen is, dat de beleggers (deposanten, spaar ders) vertrouwen erin stellen; dat deze het vertrouwen koes teren dat de gelden, die zij bij de bank hebben gestort, door haar op tijd zullen worden terug betaald. Hieruit volgt de derde waarheid, dat de banken er in de eerste plaats voor moeten zorgen, dat zij ook werkelijk in staat zijn om die gelden op tijd terug te betalen. Met andere woor den zij moeten die gelden soliede en liquide beleggen en zij moeten er angstvallig tegen waken, dat zij op die beleggingen verlies lijden. Zijn deze eenvoudige waarheden (men kan wel haast zeg gen: deze waarheden als koeien) door de crisis misschien op geheven Het kan wel zijn, dat de crisis ook de koersen van sommige economische dogma's heeft doen dalen, maar dat zij de hif boven genoemde beginselen heeft aangetast, moet ten stt ligste worden ontkend. Eerder gelden zij in crisis-tijd dubl sterk. Een goed bankwezen is tijdens een crisis dubbel noo zakelijk; als dan óók nog het bankwezen ineen mocht storti zou de ellende eerst recht bodemloos zijn. En vertrouwen v; het publiek is tijdens de crisis ook dubbel noodig; gebrek a; vertrouwen kan gedurende een crisis veel ernstiger gevolg hebben dan in tijden, waarin alles goed gaat. De genoemde grondwaarheden blijven dus van kracht. Maar daarmede is de critiek, welke op de banken wor| uitgeoefend, ontzenuwd. Want dan is het onjuist te eisch< dat de banken weer op royale wijze voorschotten en credieti gaan verleenen. Hierdoor immers zouden zij haar in del tijden zoo hoognoodige liquiditeit in gevaar brengen. Mi| schien ook zou de soliditeit er minder op wordenzoolang tijden zoo onzeker zijn, kunnen er maar weinig nieuwe posti worden verleend, die geen risico opleveren. Zeker zou de sol diteit in ernstige mate lijden, wanneer de banken gingen doJ aan crediet-inflatie. Dit is eigenlijk niet anders dan een ziic vere speculatie, die kan gelukken, maar ook kan mislukke^ Het is mogelijk, dat de crediet-inflatie het economisch levi weer op gang zal brengen, maar het is ook mogelijk, dat dl niet het geval zal zijn en dit laatste is zelfs waarschijnlijk, af de omstandigheden tegenwerken. Mislukt de speculatie, d; zijn de gevolgen natuurlijk niet te overzien. Het is ook onjuist om van de banken te eischen om tevred< te zijn met rente-betaling en geen aflossing te verlange: Het afzien van aflossingen leidt tot „bevriezing" van de ui zettingen, en benadeelt dus de liquiditeit, en misschien ook soliditeit. Want men weet niet wat de toekomst zal brenge: en „binnen is binnen". Het blijkt nu ook onjuist te zijn, om van de banken eischen, dat zij niet executeeren, als zij dat noodig achten. E banken executeeren natuurlijk alleen, als zij meenen, dat dc>< langer wachten verlies of grooter verlies zal ontstaan. Exect1* teeren zij in zulk een geval niet, dan zondigen zij tegen dj derde hierboven uitgesproken grondwaarheiddat zij ervoc moeten waken, dat zij geen verliezen lijden. Ten slotte blijkt het onjuist te zijn om van de banken eischen, dat zij minder rente berekenen. Tenminste als d, rente zoo matig is, als bij de Boerenleenbanken steeds het g j val is. Een bank heeft een reserve noodigdat is vooral i| dezen tijd duidelijk. Maar om een reserve te kunnen vormer moet winst gemaakt worden, en om winst te kunen make^ moet men een behoorlijke rente berekenen. De toepassing van gezonde beginselen doet dikwijls pij Zoo is het ook hier. Veel aangenamer zou het zijn, wannec| wij aan de critiek gevolg konden geven, wanneer wij royaa en coulant konden zijn. Het zou aangenamer zijn voor dg betrokken debiteuren en crediet-aanvragers, en ook voor on# zelf. Want het is niet prettig om „hard" te moeten zijn. Maar zachte heelmeesters maken stinkende wonden. e Indien cheques of wissels bij de Centrale Bank be- taalbaar gesteld zijn, is het noodzakelijk, dat de Centrale 3 Bank in het bezit is van een adviseerend orderbiljet. Men voorkomt oponthoud en overbodige correspon dentie door direct een orderbriefje te zenden, zoodra uit een ontvangen adviesstrookje blijkt, dat een rekening- houder een cheque op de Boerenleenbank heeft afge geven, welke betaalbaar gesteld is bij de Centrale Bank.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1934 | | pagina 2