3» DE RAIFFE I S E N-B ODE. REDACTIONEEL GEDEELTE. DE INSPECTIE DER CENTRALE BANK EN DE CONTROLE DER BOERENLEENBANKEN. Wanneer ik onder dit opschrift enkele woorden op papier zet om in onze Raiffeisen-Bode te plaatsen, dan meen ik daar goed aan te doen, omdat ten aanzien van beide zaken zoo dikwijls, bij diegenen, die minder daarin doorgedrongen zijn, verwarring bestaat. Vooral blijkt die verwarring, wanneer er bij een onzer 729 boerenleenbanken eens een keer fraude heeft plaats gehad. Het groote publiek vooral dat deel, dat geheel buiten onze organisatie staat is in zoo'n geval zeer geneigd om de schuld van het niet tijdig ontdekken van de fraude te wijten aan de minder goede werking der Inspectie door onze Centrale Bank en voegt daar nog soms aan toe, dat dit onbegrijpelijk is, waar de Centrale Bank toch immers over een Hoofdinspec teur met 20 inspecteurs en adjunct-inspecteurs beschikt. En toch is het daarvoor min of meer aansprakelijk stellen onzer Inspecteurs doorgaans zoowel principieel als practisch absoluut onjuist. Hierop eens even het licht te laten vallen is de reden waar om ik thans de pen opneem. Principieel onjuistImmers de personen, die zoo spreken, stellen zich doorgaans de Coöp. Centrale Raiffeisen-Bank voor, als een landbouwbank met 729 filialen of bijkantoren. En dit nu is een groote vergissing, die er niet alleen bij het groote publiek, maar zelfs bij tal van andere groote finan- cieële instellingen, maar niet uit te krijgen is. Integendeel, onze Coöp. Centrale Raiffeisen-Bank of beter nog gezegd Raiffeisenorganisatie, is geheel iets anders. Het is een soort federatie van oorspronkelijk enkele doch thans talrijke boerenleenbanken, die elk zelfstandige coöpe ratieve instellingen zijn. Men bedenke, dat eene boerenleenbank een vereeniging is van onderling (uit eenzelfde streek) coöperatief verbonden personen, die voor de schulden van die vereeniging onbeperkt aansprakelijk zijn, en waar een ieder geld kan cleponeeren en elk lid dier coöperatieve vereeniging onder behoorlijke waarborg geld kan leenen. Toen in verschillende plaatsen van ons land dergelijke coöperatieve (boerenleen-) banken waren opgericht, gevoelden die banken behoefte aan een centrale instelling, waar elk dier boerenleenbanken zijne overtollige gelden kon deponeeren en omgekeerd die boerenleenbanken, die meer credieten wilden geven dan de bij hen gedeponeerde gelden toelieten, gelden konden opnemen. Dat Centrale punt feitelijk niet anders bedoeld dan eene Auswechselstelle tusschen de bestaande boerenleenbanken hebben die banken toen in 't leven geroepen en verkreeg den naam van de Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Bank (ook weer geschoeid op coöperatieven grondslag, waarvan de boe renleenbanken de leden zijn). Met deze feiten voor oogen is het duidelijk, dat het absurd is om de Coöp. Centrale Raiffeisen-Bank te zien als een bank met filialen en is het onderscheid flagrant. In den loop der jaren hebben zich vervolgens in tal van plaatsen nog dergelijke boerenleenbanken geconstitueerd, die daarna weer lid onzer coöperatieve organisatie werden en voorts tal van werkzaamheden aan hare Centrale Bank, waar in zij uit den aard der zaak de souvereine macht zijn en blij ven, opdroegen en zoo ook de taak om vanwege die Centrale Bank elke boerenleenbank tenminste eenmaal per jaar te doen inspecteeren. Het karakter, dat echter elke boerenleenbank eene zelfstan dige coöperatieve instelling is met eigen bestuur en eigen raad van toezicht en met eigen statuut, bij welk statuut aan dat be stuur de voortdurende controle op het finantieel beheer hunner H.HKassiers worden beleefd en dringend verzocht in de hoofden der grootboekrekeningen steeds te ver melden de juiste en volledige namen en adressen, als mede de juiste boekjesnummers. Daardoor worden vele onaangenaamheden en veel correspondentie bij het verzenden der controle-biljetten door de afdeeling Inspectie vermeden. bank is opgedragen, is daarbij echter allerminst te loor ge gaan. En thans komende tot het hoofdpunt van deze beschou wing stel ik de vraag: „wat is nu het doel der tenminste éénmaal per jaar door de Centrale Bank gehouden inspectie eener boerenleenbank, en waarin bestaat en moet bestaan de controle van het bestuur eener boerenleenbank op het finan- cieël beheer zijner bank?" Deze vraag is zeer kort te beantwoorden en wel als volgt De controle van het bestuur eener boerenleenbank moet daarin bestaan, dat gecontroleerd wordt of de kassier dier bank ten aanzien van in- en uitgaande gelden alles behoorlijk in orde heeft en geen fouten heeft begaan. De taak der Inspectie door de Centrale Bank is om te zien of in die bank alles door het bestuur dier bank gedaan wordt, zooals het behoort, en of dit zich gedraagt overeenkomstig de voorschriften hem bij statuut en reglementen gegeven. Zoo bezien en zoo is het en niet anders moet dus de controle op den kassier door het bestuur van de boeren leenbank geschieden en heeft de Inspectie der Centrale Bank bij hare inspectie na te gaan of die controle inderdaad be hoorlijk volgens de reglementen geschiedt en voor zoover zij dit doen kan (doch daar is zij om na te noemen redenen niet volkomen toe in staat) te zien of op dien dag de zaak in orde is. Constateert de Inspecteur van de Centrale Bank, dat het bestuur der boerenleenbank in zijn controle nalatig is, of dit onvoldoende doet, dan heeft de Inspectie daar in haar inspectie rapport (welke inspectierapporten respectievelijk aan 't bestuur van elke bank worden overgelegd en waarvan ook het bestuur der Centrale Bank zorgvuldig kennis neemt en dientengevolge ook meermalen zijn invloed aanwendt) ernstig op te wijzen en 't bestuur der boerenleenbank ook mondeling zijn taak in deze onder 't oog te brengen. Heeft zij dit gedaan, dan gaat de Inspectie vrij uit en heeft al ontstaat er ook fraude haar plicht gedaan. Ziedaar wat principieel niet te loochenen valt. En nu de praktische zijde. De praktijk gaat hier parallel met het principe! Immers praktisch is het onmogelijk dat de inspectie der Centrale Bank in staat zoude zijn om de controle die het bestuur der boeren leenbank kan en moet uitoefenen, van dat bestuur over te nemen en zulks in zijne plaats te doen. De statuten der boerenleenbanken schrijven in art. 19 letter h voor, dat het Bestuur tenminste eenmaal per maand de boe ken en bescheiden moet contröleeren, de kas opnemen en daar van moet doen blijken uit de notulen, terwijl art. 24 letter e dierzelfde statuten aan den raad van toezicht der boerenleen bank de verplichting oplegt zich elke drie maanden te over tuigen ie. of de boeken der bank geregeld worden bijgehouden; 2e of de kas uitkomt, en 3e. of het bestuur ten deze zijne verplichtingen nakomt. Tenslotte bevat het model huishoudelijk reglement (art. 11 voor elke boerenleenbank nog de volgende bepaling „Jaarlijks, in de maand „(doorgaans Januari)" moeten alle spaarboekjes, voorschotboekjes en boekjes voor loopende re kening bij het bestuur worden ingeleverd. Spaar- en loopende

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1933 | | pagina 2