Bestellingen
Handboekje
voor den nieuwen
druk van het
kunnen nu reeds
aan de afdeeling
Expeditie worden
opgegeven.
D ÏL KAIf f
Je aansprakelijkheid der erfgenamen tegenover de schuld-
dschers onverschillig. Reeds thans dus heeft de Bank van den
geachten inzender het recht om de erfgenamen van de vrouw
(kinderen en weduwnaar) aan te spreken tot betaling van
50 der schuld. Alleen: zoolang de boedel niet verdeeld is,
zullen de kinderen misschien niet veel bezitten. Behalve na
tuurlijk, als zij uit anderen hoofde iets hebben of krijgen. Bij
voorbeeld door te erven van hun grootvader van mpeders kant.
Als de kinderen minderjarig zijn, moet in het oog worden
gehouden, dat de wet den voogd verplicht om een aan minder
jarigen toegevallen nalatenschap niet te aanvaarden dan on
der voorrecht van boedelbeschrijving. Wanneer dus de kinde
ren minderjarig zijn, kan de schuld niet worden verhaald op
hun persoonlijk vermogen (inbegrepen wat zij persoonlijk
van anderen ervendoch alleen op den boedel.
Later, nadat zij meerderjarig zijn geworden, kunnen zij de
nalatenschap zuiver aanvaarden, waardoor zij ook in hun per
soonlijk vermogen aansprakelijk worden. Zij behouden echter
ook dan de bevoegdheid om onder voorrecht van boedelbe
schrijving te aanvaarden.
Wat de tweede vraag van den geachten inzender betreft,
inderdaad kan de curator de uitkeering, die hij voor de borg
stelling doet, verhalen op den schuldenaar. In de praktijk
wordt van deze mogelijkheid echter weinig gebruik gemaakt.
Want het verhaal kan eerst geschieden na betaling. Dat wil
dus zeggen, dat de curator eerst de uitdeelingslijst moet op
maken en op grond daarvan betalen; dan krijgt de failliete
ooedel een nieuwe vordering, welke weer geïncasseerd kan
worden en vervolgens op een nieuwe uitdeelingslijst tot ver
deeling moet worden gebracht. Gewoonlijk zijn uitkeeringen
uit faillissementen -niet zoo groot, dat het verhaal op den
schuldenaar die moeite loont, en in de praktijk hebben wij dan
ook niet veel van de uitoefening van dat verhaal gemerkt.
Dit neemt echter niet weg, dat de door den geachten inzen
der bedoelde oplossing zeer aanbevelenswaardig is. Het is een
leemte in ons artikel, dat hierop niet is gewezen, en wij zijn
den geachten inzender erkentelijk, dat hij ons de gelegenheid
geeft om deze leemte aan te vullen.
De conclusie moet dus zijn: als een borg failliet gaat,
trachte men een anderen (goeden) borg in zijn plaats te krij
gen lukt dat niet, dan worde de borgstelling in het faillisse
ment ingediend.
Aan dc Redactie van de Raiffciscn-Bode,
Utrecht.
Mijnheer,
Gaarne zou ik iets willen opmerken naar aanleiding van
net antwoord van de Redactie op het ingezonden stuk van den
Heer Leemhuis Jr. in het jongste nummer van de R.B. inzake
fraude van den voormaligen kassier van de Bank te Schalk
wijk.
Zoowel de vragen van den heer L. als het antwoord van de
■Redactie heb ik met belangstelling gelezen; wat het laatste
betreft ook met volle instemming, v.n.1. waar U bezwaar
maakt tegen ,,het geven van een cursus in de wijze waarop op
;en geraffineerde manier bedrog kan worden gepleegd".
Mijn opmerking betreft dan ook meer in het algemeen de
mentaliteit, waaronder de controle op den kassier moet wor-
ilen uitgeoefend. Daarbij sta voorop dat de controle zoo doel
treffend mogelijk moet zijn. En deze wordt door een serieus
Jen betrouwbaar kassier ook nooit gevreesd; noch die van het
llestuur, noch die van den R. v. T., noch die van de Inspectie
•'an de "C.B. De Kassier zal daar veeleer prijs op stellen. De
meest strenge controle zal hem zelfs prikkelen tot zoo mogelijk
nog grootere nauwgezetheid en accuratesse. Alleen maar, met
■die controle mag nimmer bij den kassier de indruk worden
gewekt, als zou hij bij voorbaat moeten worden verdacht van
sen neiging om oneerlijk te zijn. Ook bij de scherpste controle
moet de factor vertrouwen" niet a priori worden uitgescha
keld. Ware het anders dan zou dit uiteraard funest werken op
Je psyche van den kassier. De gedachte van voortdurend, als
net ware, onder verdenking te staan, zou de ambitie voor zijn
werk geheel wegnemen en zou zelfs aanleiding kunnen geven
tot het zoeken van verschillende mogelijkheden om de controle
te overtroeven. Het zou ook schadelijk werken op de onder
linge verhoudingen. Niet alleen op die tusschen den kassier en
zijn superieurren, maar ook op die tusschen hem en het pu
bliek. Een kassier, die niet het volle vertrouwen geniet van
het Bestuur, kan onmogelijk vertrouwen erlangen bij het pu
bliek, wat voor een goeden gang van zaken m.i. toch een
eerste vereischte is.
Van de zijde van Bankbestuur en Inspectie wachte men er
zich daarom wel voor om het vertrouwen, door het publiek in
den kassier gesteld, niet te verzwakken door bij dat publiek,
zij het onbedoeld, den indruk te vestigen dat men vooral
voorzichtig dient te zijn tegenover den kassier van een Boe
renleenbank.
Zooals ik reeds opmerkte, een goed kassier vreest geen
enkele controle, stelt daar zelfs grooten prijs op. Maar men
vervalle daarbij niet van het eene uiterste in het andere. Waar
..te" voor komt, is nooit goed. Te groot vertrouwen niet, maar
te weinig vertrouwen ook niet. En daarom meende ik goed te
doen de zaak ook eens van deze zijde te belichten.
Hoogachtend,
Uw dw.,
„Kassier."
Noot van de redactie:
Het behoeft geen betoog, dat de factor vertrouwen niet
gemist kan worden en dus een zaak van zeer groote beteeke-
nis is.
Bestuurders van onze locale banken en de inspectie kunnen
zich gelukkig prijzen, dat ze de kassiers in het algemeen met
vertrouwen kunnen tegemoet treden. De geachte inzender
vergete echter niet, dat wanneer het vertrouwen wordt be
schaamd, zooals helaas enkele malen is voorgekomen, dit geen
goed doet aan den naam van onzen kassiersstand en ook het
publiek daardoor een verkeerden indruk krijgt van onze
banken.
Doorgaans wordt er bovendien nog gehamerd op de in
spectie en m,en laat het voorkomen alsof deze heeft verzuimd
voldoende controle uit te oefenen. Daardoor bekruipt ons bij
voorkomende gevallen het gevoel, dat ook het vertrouwen in
de inspectie wordt geschokt.
Om dus den goeden naam van onzen kassiersstand, van
onze boerenleenbanken en van onze inspectie te handhaven,
zoeken wij naar middelen liefst niet te omslachtig en te
kostbaar om de controle zoo doeltreffend mogelijk te
maken.
De ondervinding leert ons, dat het streven er meer en
meer op gericht dient te zijn de jaarlijksche controle der
boekjes afdoende te doen plaats hebben.
Men zie het bericht onder „Mededeelingen" in dit nummer afgedrukt.