22 DE RAIFFEISEN BODE. ongewoon werk zou willen steunen) er weer fraude werd gepleegd. Wanneer een dergelijk systeem zou worden toegepast, zou den de contróle-staten op het einde van het jaar m.i. gevoeglijk achterwege kunnen blijven. Teneinde de werkzaamheden voor de Centrale Bank hier aan verbonden wat te verdeelen, zou de verzending van de controle-biljetten niet voor alle Banken per i Januari behoe ven te geschieden. De bedoeling is, eenmaal per jaar een controle-biljet, nage zien door de Inspectie, te zenden aan alle cliënten van de Boerenleenbanken. Ook zou het niet ondienstig zijn, de klanten er op attent te maken, dat voor het vervolg een dergelijke controle door de Centrale Bank in het leven is geroepen, terwijl het ook kon worden afgedrukt in de verschillende boekjes, teneinde de gemoederen door de invoering van een dergelijk nieuw sy steem niet overstuur te maken. Het zou m.i. voor de zwakkelingen zeer zeker een maatregel zijn, zich vooraf nog eens te bedenken voor en aleer tot knoeierijen over te gaan, gezien de groote kans voor een spoedige ontdekking. Voor hen alleen zou hierdoor al een heilzaam werk worden verricht, terwijl het waarborgfonds binnen enkele jaren een hoogte zou bereiken, dat misschien bijdragen niet meer noo- dig zouden zijn. Laten wij zulks hopen! U beleefd dankend voor de verleende plaatsruimte, verblijf ik met de meeste hoogachting J. P. LIEFHEBBER, Kassier Coöp. Boerenleenbank te Alphen a. d. Rijn. Noot van de redactie: Met waardeering voor de belangstelling in het onderwerp, namen we kennis van het advies van den geachten inzender. Reeds vroeger is het denkbeeld geopperd, om aan het einde van het boekjaar alle cliënten contrólebiljetten te zenden. Het systeem van den geachten inzender is al iets beter, omdat het daarbij mogelijk wordt de inspectie te doen medewerken. Intusschen staan we ook sceptisch tegenover dit systeem, vooral omdat de ervaring leert, dat vele cliënten, hij verschil in de gezonden contrölebiljetten, naar den kassier gaan in- plaats van mededeeling te doen aan de inspectie. O.i. moet gestreefd worden naar een afdoende jaarlijksche controle, waarbij het beste contrólemateriaal (n.1. de boekjes) ter beschikking staat. Kapelle Z.-B., 16 Augustus 1933. Redactie Raiff. Bode, Utrecht. WelEd. Heeren, Het deed me goed het ingezonden stuk van den Heer Leem huis in Uw geëerd blad te lezen. Meer dan eens heb ik gedacht in dien geest te schrijven, want ik erger me steeds als ik be richten van fraude lees en vooral nog als die over eenige jaren terug loopen. Controle is best, maar als dit door Bestuur en Raad van Toezicht moet geschieden, dan vind ik dit te veel geëischt. De meesten van hen doen dit zoo goed mogelijk, maar het werk is te veel omvattend. Bovendien doen de mees ten het gratis, en al staat er belooning op, dan zullen ze er te veel tijd aan moeten besteden om het loonend te maken. De kassiers zelve moeten zorgen, dat alles in orde is. Het werk gaat bij gedeelten en is eiken dag overzichtelijk. Daarom zou ik de leden van Bestuur en die van den Raad van Toezicht aanraden niet een controle te houden over één of 3 maanden, maar een greep over 3 of 4 verschillende datums op welke nog al veel is omgegaan, en daarvan alles nazien in de Dagboeken, Grootb. I, II en III en de contróleboekjes, van Inlagen en Uit gaven. Daarvan zouden betere resultaten het gevolg zijn. Bij voorbaat dank voor de plaatsing, W. K. C. SCHRIER. Kassier Coöp. Boerenleenbank Kapelle Z.B. Noot: De geachte inzender is blijkbaar de idee toegedaan steek proeven te nemen. Dat systeem zal echter nooit geheel af doende zijn, omdat er zooveel van het toeval blijft afhangen. We blijven aandringen op nakoming van de statutaire ver plichtingen om geregeld de boekhouding en kas te contrölee- ren. Gelukkig kunnen we constateeren, dat verreweg de meeste besturen daar niet tegen opzien en met toewijding ook dit gedeelte van de hun opgedragen taak verrichten. Aan de Redactie van de „Raiffeisen-Bode" Utrecht. Hooggeachte Redactie, Naar aanleiding van Uw artikel in de R.B. van Mei 1933 blz. 86 over ,,de ontbinding van het huwelijk van een schulde naar of borg" deelen wij U mede dat onze Bank momenteel voor een dergelijk geval zit. Dat de post onsolide is willen wij niet bewerendat zij ge heel safe is evenmin. Voorts is het ons niet bekend of er een boedelscheiding zal plaats hebben, en zoo ja, door welken notaris die zal worden behandeld. Is het nu misschien niet het beste dat wij ons in verbinding stellen met den schuldenaar en hem vragen hoe en wat? Gesteld dat de boedel onverdeeld blijft, dan blijft de schuld dus in haar geheel op dien onverdeelden boedel rusten en is er niet meer verhaalsmogelijkheid dan voor 100 omdat boedelscheiding meestal niet eerder plaats heeft dan na het overlijden van den vader. Als nu eens vóór dit laatste de min of meer welgestelde schoonvader van den schuldenaar komt te overlijden, dan is schuldenaar niet meer diens erfgenaam, maar komt het hun toekomende gedeelte van grootvaders nalatenschap recht streeks aan de kinderen van den schuldenaar. Het zou dan niet onmogelijk zijn dat zij daardoor in beteren doen komen dan hun vader, die voor de volle 100 aansprakelijk blijft voor de schulden van zijn onverdeelden boedel. Heeft de Bank in dat geval ook recht van verhaal, zij het voor 50 op de kinderen van den schuldenaar? Of komt dat recht niet eerder dan bij verdeeling van den boedel van hun vader? Gaarne zouden wij hierover nader door U worden ingelicht. In het Juli-nummer van de R.B. komt op de voorpagina een artikeltje voor over „indienen van vorderingen op bor gen". Voor enkele weken gebeurde het ook bij ons dat een der borgen failleerde. Na lezing van bedoeld art. hebben wij ons voor de vraag gesteld of wij de vordering ook bij den Curator zouden indienen. Wij stelden ons echter tevens de vraag welke consequentie dit zou hebben voor den schuldenaar. En dan zou o.i. de Curator op zijn beurt de schuld weer verhalen op den eigenlijken schuldenaar, die daardoor ongetwijfeld ge noodzaakt zou worden te liquideeren. Ons Bestuur wilde dat echter liefst voorkomen. Wij hebben daarom den schuldenaar verzocht om een andere borgstelling. Dit is hem gelukt en nu loopt de post weer onder borgstelling van 2, naar wij meenen, solide personen. Zou in het algemeen een dergelijke oplossing, zoowel voor de Bank als voor den schuldenaar, niet verkieselijker zijn dan door in het indienen der vordering bij den Curator in het faillissement van een der borgen? Het staat natuurlijk anders wanneer de post, voor wat be treft den schuldenaar, al min of meer „wrak" is. In dat geval zou de door U genoemde maatregel, ook in het belang van den medeborg, zeer zeker geëischt worden. Hoogachtend, Namens het Bestuur der Bank, „Kassier". Antwoord der Redactie. Wat het eerste gedeelte van bovenstaand ingezonden stuk betreft, moeten wij doen voorafgaan de opmerking, dat blijkbaar de vrouw van den schuldenaar (niet: van een der borgen) is overleden. Hoewel dit niet met zooveel woorden wordt gezegd, blijkt het toch wel. Of de boedel al dan niet verdeeld wordt, is ten aanzien van

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1933 | | pagina 4