12
DE RAIFFEISE N.-B ODE.
II.
In het tweede deel van dit artikel worden nu nog
eenige beschouwingen gewijd aan het vaste crediet.
Moeilijker dan de vraag, hoever men kan gaan met
bedrijfscrediet, is de vraag, in hoever het vaste crediet
goed, economisch verantwoord is. Nauwkeurige beant
woording dezer vraag is eigenlijk niet mogelijk. Ik zal
mij moeten bepalen tot het aangeven van enkele alge-
meene richtlijnen.
Dat te veel vast crediet slecht is, is duidelijk. Het is
slecht voor de betrokken tuinder persoonlijk en het is
schadelijk voor de tuinderij in het algemeen. Wanneer
een tuinder de aanschaffing van zijn bedrijf voor 100 of
90 procent uit geleend geld bekostigt,, laadt hij daarmee
een zware schuld op zich. Zoodra de conjunctuur ook
maar een geringe daling vertoont, zal hij met zijn ver
plichtingen ter zake van aflossing en rente-betaling vast
loopen. De waarde van zijn bedrijf zal dan tegelijk wel
verminderen, en de geldschieter zal zich allicht haasten
om tot invordering over te gaan. Bij een daling van de
conjunctuur wreekt een teveel aan vast crediet zich dus
onmiddellijk. En een daling van de conjunctuur behoort
vrijwel altijd tot de mogelijkheden. Het is dus duidelijk,
dat het niet in het belang van den tuinder is, om de
aanschaffing of uitbreiding van zijn bedrijf geheel of
bijna geheel met geleend geld te financieren,
Een teveel aan vast crediet is, naar ik zeide, ook scha
delijk voor de tuinderij in het algemeen. Het is duidelijk,,
dat het de strekking heeft een ongezonde uitbreiding der
tuinderij te veroorzaken. Wanneer gemakkelijk veel cre
diet te krijgen is, zullen onvoorzichtige en optimistische
lieden (en die zijn er heel wat!) ertoe komen om op hoop
van zegen bedrijven te gaan beginnen of bestaande be
drijven te gaan uitbreiden. Met het gevolg, dat er over
productie ontstaat, en de toestand in de geheele tuinderij
bedorven wordt.
Dat zulk een ongezonde uitbreiding in de afgeloopen
jaren waar te nemen viel, wie zal dat ontkennen? En
evenmin is het te ontkennen, dat deze uitbreiding althans
gedeeltelijk te wijten is aan het feit, dat vele tuinders te
veel crediet namen en verkregen. Zoowel zij als de be
trokken geldgevers hebben in dit opzicht lichtvaardig
gehandeld. De droevige ervaring, die wij thans opdoen,
moge een les zijn voor de toekomst.2)
Het vaste crediet mag dus in geen geval 1000/0 be-
loopen van de waarde van het bedrijf. Er moet een marge
zijn. En die marge moet natuurlijk worden gevuld door
de eigen middelen van den tuinder.
Hoe groot die marge moet zijn dat is de interes
sante vraag, waarop ik juist geen nauwkeurig antwoord
kan geven. Dat is en blijft een kwestie van aanvoelen eni
het is dus een vraag, die de een anders zal beantwoorden
dan de ander.
Wel meen ik hieromtrent het volgende te kunnen zeg
gen. In goede tijden zal de marge grooter moeten zijn
dan in slechte. Immers de waarde, die een bedrijf in
goeden tijd heeft, kan heel wat meer dalen dan de waarde,
die het heeft in slechten tijd.
Wij hebben nu wel gezien, dat de waarde van een be
drijf in luttele jaren gemakkelijk met de helft kan dalen.
Daarom ben ik persoonlijk van meening, dat men in
goede jarer. niet meer dan 500/0 van de waarde van het
bedrijf als vast .crediet mag geven. Voor sommige be
drijven, namelijk die, welker waarde aan buitengewoon
groote schommelingen onderhevig is, zou ik het percen
tage nog lager willen stellen. Vroeger werd algemeen
Ik merk hierbij op, dat de Boerenleenbanken over liet algemeen
maat hebben gehouden in de credietverleening aan tuinders. Eenige
jaren geleden is op de Cocip. Centrale Raiffeisen-Bank te Utrecht
aandrang uitgeoefend om de credietverleening aan de tuinders uit te
breiden, doch hieraan is geen gevolg gegeven.
aangenomen, dat de grens voor een solide eerste hypo
theek 600/0 ofs/p was. Maar het is gebleken, dat deze
grens in goede jaren te hoog is.
In tijden van depressie kan men m.i. verder gaan dan
tot 500/0. Het is niet aannemelijk, dat een bedrijf, dat
een paar jaar geleden f 20.000 waard was en dat nu
f 10.000 waard is, in 1936 f5.000 waard zal zijn. In theorie
is dit natuurlijk niet onmogelijk, mazfr waarschijnlijk is
het niet. Daarom zal men in slechte tijden een hooger
percentage kunnen geven. Hoe hoog dat is weer moei
lijk in het algemeen te zeggen. Al voelende en tastende
zal men het voor elk geval afzonderlijk moeten bepalen.
In de toekomst zal met het bovenstaande rekening
moeten worden gehouden. Het te hooi en te gras crediet
opnemen, dat in de na-oorlogsjaren bij velen in zwang
was, mag niet meer voorkomen. Het mag niet meer
voorkomen, dat een tuinder zijn bedrijf geheel of bijna
geheel met vreemd geld aankoopt en inricht. Een eerste
hypotheek tot tweederde van de waarde, daarenboven nog
een tweede hypotheek met borgstelling, of een voorschot
onder borgstelling en nog een crediet onder borgstelling,
dat is waarmee heel wat tuinders zijn begonnen. Zij heb
ben een paar jaar van welvaart, of liever schijnwelvaart
erdoor genoten, maar bij de meesten hunner is het nu
bittere armoede. En armoede zonder vooruitzichten, want
hun schulden zijn zoo zwaar, dat het onmogelijk schijnt,
dat zij ze ooit zullen kunnen afdoen.
In de toekomst zullen zoowel de banken als de tuinders
zich moeten beperken. De banken zullen meer volgens
de hier ontwikkelde beginselen te werk moeten gaan.
Dat zal haar eenige moeite, eenige zelfoverwinning kos
ten, want zij zullen dan crediet-aanvragen moeten afslaan,
die door de eraan verbonden borgstelling zeer solide zijn.
In het belang echter van de tuinderij in het algemeen en
van den betrokken tuinder en de betrokken borgen in
het bijzonder, zullen zij zich moeten beperken.
In der Beschrankung zeigt sich der Meister3) dit
geldt óók het tuinderscrediet.
Mr. C. WESTSTRATE,
Hoofdambtenaar der
Coöp. Centrale Raiffeisen-Bank.
3) in de beperking toont zich de meester.
GELD- EN EFFECTENMARKT
gedurende Juli 1933.
De geldmarkt kenmerkte zich in het begin van juli
door zeer hooge geldkoersen. Prolongatie noteerde 4 o/0,
disconto ook zoo ongeveer.
Geleidelijk trad een daling in, de Ned. Bank kon
hunne tarieven weer met 1/2 o/0 verlagen, prolongatie zakte
in tot 11/2 0/0, part. disconto tot 2i/2. Het vertrouwen in
de waardevastheid van den gulden keerde terug en gaf
de noodige rust terug.
De wisselkoersen hebben zeer gefluctueerd.
De noteeringen te Amsterdam waren voor:
3 Juli
17 Juli
26 Juli
Londen
841
8.24
8.26
Berlijn
59
59—
58.90
New-York
1.87
1.72
1 76
Parijs
9-78'/!
9.69
969
Brussel (Belga)
34-79
34-54
34-55
De effectenbeurs gaf voor vele aandeelen koersverhef-
fingen onder den invloed van inflatievrees, welke zich niet
geheel konden handhaven. De obligaties ondervinden
wat hunne koersen betreft de invloed van het hersteld
vertrouwen in den gulden.
De noteeringen te Amsterdam waren: