4 DE RA IE E E I S E N-B ODE. rekening had gehouden met de practische belangen van den landbouw. Dat de practische boer niet ingenomen kan zijn met de toegepaste regeeringsmaatregelen, al zijn deze ook nog zoo goed bedoeld, vindt zijn ontstaan in de resultaten dier maatregelen, die practisch geen of weinig nut voor den land- bouwstand hebben afgeworpen. Ondanks de getroffen steunmaatregelen, ondanks zijn langen zwaren dagtaak, ondanks zijn sober leven ontvangt de boer voor zijn product niet datgene, wat hij noodig heeft voor instandhouding van zijn bedrijf en voor zijn noodzakelijk levensonderhoud. Het is een gebiedende eisch, dat de boer leven moet uit de opbrengst van zijn bedrijf, d.w.z. de opbrengst van zijn pro duct moet voor hem zooveel aan geldswaarde opbrengen, dat hij in staat is zijn pacht te betalen, zijn hypotheekrente of zijn rente voor bedrijfscrediet en alle andere op het bedrijf vallende onkosten te voldoen en zich een onbezorgd bestaan te ver zekeren. Waar als gevolg van de uitvoering van de crisiswetten de arbeider zijn spek en de middenstander zijn natuurboter betrekkelijk hoog in prijs moet betalen, wordt bij deze cate gorie menschen den indruk verwekt, alsof de boer door deze wetten flink wordt geholpenen wordt bij de eersten een soort van wrevel aangekweekt, die men hoort uiten in uitdrukkingen als deze: Jan boezeroen moet voor den boer helpen betalen; terwijl bij den laatstgenoemden stand een soort van afgunst ontstaat, die geuit wordt met de klachtvoor den middenstand wordt niets gedaan. De werkelijke waarheid echter is, dat ondanks de crisis- wetten de boer met kunst en vliegwerk ontvangt 3 cent voor zijn liter melk en 16 cent voor zijn pond varkensvleesch, het geen nauwelijks de helft is van de prijs die hij er voor moest ontvangen ter bestrijding van zijn exploitatiekosten. Ik heb hier voor mij een berekening van een pachtboer, die met de volgende rekening verscheen voor een crisispachtkamerge huurd een ha bouwland voor 50.aangewend voor kunst mest 49.voor benoodigd zaaigraan n.uitbetaald voor grondwerking, maaien, inrijden en dorschen 79.75, of in totaal 189.75; geteeld rogge, waarvan eene opbrengst werd geoogst van 40 hl schoon zaad, berekend tegen 3. de hl, maakt 120.en 4500 kg stroo, berekend tegen 6. de 1000 kg, bracht op 27.of totale opbrengst 147. Hieruit blijkt dat deze ha gepacht land voor dien betrokken pachter een verlies bracht van 42.75. Ik moet hier echter nog aan toevoegen, dat dit nog een betrekkelijk gunstig geval ïs, omdat dit land tegen matige pacht was ingehuurd en de arbeidsloonen beneden het gemiddelde zijn berekend. Als rentmeester van een groot grondbezitter, sta ik in een bijzondere positie, die mij noopt, ernstig rekening te houden zoowel met de belangen van pachtheer en met die van den pachter. Zij moeten beide van den bodem leven, en bij voortbe staan van dezen toestand gaan beide te gronde. Ik heb reeds jaren met bezorgdheid de ontwikkelingsgang van den landbouw gade geslagen, en het heeft mij lang ver wonderd dat onze overheid en onze deskundige vertrouwens mannen geen open oog hebben gehad voor een der ernstigste gevolgen, die thans onzen landbouw teistert, n.1. de vernieti ging der waarde van onze voortbrengselen, want door de daling der graanprijzen daalde de bodemopbrengst, en door de daling der waarde van den bodemopbrengst daalde nood zakelijk de bodemwaarde. Deze noodlottige ontwikkelingsgang is helaas niet tijdig ge noeg ingezien, want door bijkoop van goedkoop buitenlandsch graan zijn onze landbouwbedrijven geworden speculatieve vee- en zuivelbedrijven, speculatieve varkensmesterijen en specu latieve kippenhouderijendie met goedkoop buitenlandsch graan winsten hebben kunnen maken, geheel buiten hun land bouwbedrijf om. Men kan dan ook constateeren, dat van 1880 af de graanbouw geleidelijk is teruggeloopen en wegens de voordeeliger exploitatiekosten werd omgezet in weidebouw, wier opbrengst aan vee en zuivel in een stadium is geraakt, waarvoor geen exploitatie meer te vinden schijnt te zijn, en er een machtigingswet voor noodig wordt geoordeeld om op lossing te brengen. De in werking gestelde crisis-steunmaatregelen zijn door hun ontwerpers in hoofdzaak gebaseerd op twee hoofdbe langen, 11.I. 1. het belang van den handel; 2. behoud van de wereldmarkt. Deze hoofdbelangen zijn door de gewijzigde handelspolitiek van het buitenland en door het prijsgeven van den gouden standaard door eenige leden onze ergste vijanden gewordende eerste doordat de handel granen invoert ver be neden de waarde van het graan, dat wij door onze dure exploi tatie van onze eigen bodem zouden moeten ontvangende tweededat het behoud der wereldmarkt ons ruïneert, doordat wij onze voortgebrachte veredelingsproducten aan haar moeten afgeven tegen prijzen die het bestaan van onzen boerenstand vernietigen. De radicaal gewijzigde tijdsomstandigheden, waaronder wij nu leven, vorderen geheel gewijzigde maatregelen, die noodzakelijk spoedig in behandeling zullen moeten worden genomen. De te verwachten maatregelen zullen voor den boerenstand van de grootste beteekenis zijn en ook voor onze boerenleenbanken, want zonder een welvarenden boerenstand is een ge zonde ontwikkeling onzer leenbanken niet denkbaar. Reeds stand van de grootste beteekenis zijn en ook voor onze boeren leenbanken, want zonder een welvarenden boerenstand is een gezonde ontwikkeling onzer leenbanken niet denkbaar. Reeds te lang hebben wij in de grootste onzekerheid verkeerd en wie kent het getal onzer leden die door deze tijdsomstandigheden zijn ten gronde gegaan. Het zou, dunkt mij. geen verloren tijd zijn, indien de beste deskundigen onzer financieele instellingen, die wij in onze gelederen wel kennen, het belangrijk land bouwvraagstuk hielpen onderzoeken, want dit vraagstuk is ook van groote beteekenis voor onze boerenleenbanken, om dat zij ertoe zijn geroepen den boerenstand te financieren. Voor zoo ver het mij als practisch boer gegeven is den crisis toestand te beoordeelen, lijkt mij geen andere oplossing mo gelijk dan deze: er kan geen opbloei in den landbouw intreden, alvorens de door den boer geteelde granen en andere gewassen loonend kunnen worden voortgebracht, en om een loonend gewas te teelen is noodig een gemiddelde opbrengst van 400.per ha. Een geldelijke opbrengst van 400.per ha aan granen en andere gewassen zal den boer weer in staat stellen de met zijn pachtheer overeengekomen pachtsom te be talen, de voorschotrente en rente voor bedrijfscrediet aan de boerenleenbanken of andere geldschieters af te dragen, aan de sociale verzekeringsplichten te voldoen, zijn personeel een be hoorlijk loon te verzekeren, zijn bedrijf in goeden staat te onderhouden en voor een behoorlijk levensonderhoud van zijn gezin zorg te dragen. Een loonende graan- en bodemopbrengst zal als regulateur werken op het geheele bedrijfsleven van den boer, hij zal evenwicht stellen in het vee- en zuivelbedrijf, in de varkensmesterij en in de kippenhouderij en zal deze be drijven tot hunne natuurlijke proportie terugbrengen, en zal de speculatieve bedrijven doen ophouden te bestaan. Een loo nende graan- en bodemopbrengst zal ook alle toegepaste crisissteunmaatregelen overbodig maken en de voorgenomen veeafslachting, een maatregel die diep in het bedrijfsleven van den boer ingrijpt, kunnen voorkomen. Ik wil niet gaan eindigen, alvorens U M. de V. hartelijk dank te zeggen voor de gelegenheid mij gegeven de practische gedachte van een gelderschen boer eens open en bloot te leggen en hoe hij denkt over de getroffen crisismaatregelen en wat hij nuttig en noodzakelijk acht voor den opbloei van den landbouw en onze boerenleenbanken. Ik geef U M. de V. de verzekering, dat ik als boer uit den uitersten hoek van den Achterhoek mee voel met een meewarig en brandend hart voor den op zoo bijzondere wijze door de crisis getroffen boerenstand, en het mijn plicht acht om mee te werken aan den opbouw van een gezondere maatschappij tot heil van stad, land en volk van Nederland. Voordracht, welke de lieer Lubbers, kassier der Boerenleen bank te Breedenbroek, had willen houden voor de laatste algemeene vergadering der Centrale Bank.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1933 | | pagina 4