86
D E RAIFFEISE N-B ODE.
REDACTIONEEL GEDEELTE.
DE ONTBINDING VAN HET HUWELIJK VAN
EEN SCHULDENAAR OF BORG.
De meeste menschen zijn gehuwd in gemeenschap van
goederen. In de hier volgende uiteenzetting gaan wij
hiervan uit; met andere gevallen rekenen wij dus niet.
Wanneer iemand een voorschot ontvangt van een
Boerenleenbank, is voor zijn schuld niet alleen hij voor
zich aansprakelijk, maar de gemeenschap van goederen,
tusschen hem en zijn vrouw bestaande, is ervoor aan
sprakelijk. Wanneer een man en een vrouw in gemeen
schap van goederen zijn gehuwd, zijn zij ook financieel
geheel één. De man treedt naar buiten wel op als schul
denaar (ten minste bij het opnemen van een voorschot),
maar in het wezen der zaak zijn hij en zijn vrouw ge
zamenlijk schuldenaar; of, zooals men ook wel zegt, is
de gemeenschap, de gemeene boedel de schuldenaar.
Stellen wij nu, dat het huwelijk van een voorschot-
nemer wordt ontbonden door het overlijden van zijn
vrouw (om een normaal geval te nemen). Volgens de
wet wordt dan de gemeene boedel in twee helften ge
splitst. Tot den gemeenen boedel behooren natuurlijk
niet alleen de bezittingen, maar ook de schulden. Tot de
nalatenschap van de vrouw behoort dus ook de helft van
de door den man aangegane schulden. De nalatenschap
is dus, met andere woorden, voor de helft dier schulden
aansprakelijk. En als de erven der vrouw (meestal de
kinderen en de man) de nalatenschap zuiver (d.i. niet
onder voorrecht van boedelbeschrijving) aanvaarden,
gaat die aansprakelijkheid voor de helft ook op hen over.
De wet geeft op den regel, dat de gemeene boedel in
twee helften wordt verdeeld, een belangrijke aanvulling:
de man blijft tegenover de schuldeischers van den ge
meenen boedel aansprakelijk voor de volle schulden.
Als dus de vrouw van een schuldenaar eener Boeren
leenbank is overleden, kan de Bank den schuldenaar
blijven aanspreken voor de volle 100% der schuld; bo
vendien kan zij de nalatenschap, eventueel ook de erven
der vrouw aanspreken voor 50 der schuld.
Moet de Bank, wanneer zij weet, dat de man voor de
volle 100 aansprakelijk blijft, nu ook maar denken,
dat het niet noodig is om de nalatenschap van de vrouw
voor de 50% aan te spreken? De Bank kan zulks na
laten, zoolang de nalatenschap der vrouw onverdeeld
blijft. Wordt zij echter verdeeld, dan is het zeer ge-
wenscht, dat de Bank mee deelt. Tenzij natuurlijk de
post zoo soliede is, dat het niet hindert, dat de helft van
de bezittingen van den gemeenen boedel wordt verdeeld.
I11 vele gevallen echter zal dit wèl hinderen, en daarom
geven wij het advieswanneer de vrouw van een schul
denaar overlijdt, en haar nalatenschap wordt verdeeld,
diene men als regel de vordering der Bank bij den notaris,
die de nalatenschap behandelt, in. (Berust de behande
ling niet bij een notaris, dan bij de erfgenamen zelf).
Wat hier gezegd is omtrent een gewone schuld, geldt
ook voor een borgstelling. Ook dit is trouwens een
schuld, zij het een min of meer subsidiaire schuld. Over
lijdt dus de vrouw van een borg, dan diene men de
vordering wegens borgstelling in, ten minste wanneer
de nalatenschap wordt verdeeld. Men is dit naar onze
meening tegenover den medeborg zelfs moreel verplicht.
Doet men het niet, dan laat men practisch een gedeelte
van het verhaal glippen, en dit zou ten nadeele van den
medeborg kunnen strekken.
Wij schrijven over dit onderwerp, omdat wij wel eens
hebben ondervonden, dat de mogelijkheid om de helft
der schuld op de nalatenschap van de vrouw van schul
denaar of borg te verhalen, niet algemeen bekend is.
Het is gewenscht, dat deze mogelijkheid algemeen be
kend wordt, omdat men zich in tijden als deze over het
algemeen geen verhaalsmogelijkheden mag laten ont
gaan.
Onze uiteenzetting is niet geheel volledig. Deskundige
lezers zullen wellicht opmerken, dat wij verzuimen mel
ding te maken van het recht der vrouw en haar erf
genamen om van de gemeenschap afstand te doen, van
de bijzondere bepaling omtrent voor huwelijksche schul
den, enz.. Maar wij meenen ons niet in dergelijke bij
zonderheden te moeten begeven. De strekking van dit
artikeltje is alleen, dat men op zijn qui vive moet zijn
en bij verdeeling van de nalatenschap der vrouw de
helft der vordering moet indienen.
STAATSCONTROLE OP DE BANKEN.
De omstandigheden dwingen den staat hoe langer hoe
meer in te grijpen in het economisch leven. Ook op het
gebied van het bankwezen neemt men dit verschijnsel
waar. Zeer kort geleden heeft de regeering van de Ver-
eenigde Staten de groote banken onder zekere controle
gebracht, zulks naar aanleiding van de bekende moeilijk
heden. Al wat langer geleden was het de Duitsche
regeering, die zich genoopt zag de banken bij te sprin
gen' en daarbij vanzelfsprekend een groote macht over
de banken kreeg. Ook de Oostenrijksche staat is zoo
nauw bij het bankwezen betrokken, dat men wel kan
zeggen, dat de banken geen onafhankelijk bestaan meer
leiden. Om van Rusland nu maar te zwijgen.
Staatscontrole hangt in de lucht. Is een tiental jaren
geleden in ons land ook niet de staatscontrole over
levensverzekering- maatschappijen ingevoerd?
In verschillende landen, waar de banken nog niet
onder controle staan, wordt nu over dit onderwerp ge
sproken. Zoo juist nog lazen wij een uitvoerig artikel
erover in het orgaan van onze Zwitsersche zuster-cen-
trale.
Ook in ons land komt het af en toe aan de orde. Naar
wij meenen hebben eenige politieke partijen de controle
op de banken in hun program opgenomen. Men kan
echter niet zeggen, dat de zaak op het oogenblik bij ons
actueel is.
Het is echter toch niet ongewenscht, dat wij onze
gedachten erover laten gaan. De kwestie is van groot
belang.
Wij voor ons zijn van meening, dat staatscontrole op
het bankwezen niet in beginsel verwerpelijk is. Van al
te ver gaande bemoeiingen van den staat met het ocono-
misch leven zijn wij (abnormale omstandigheden buiten
beschouwing gelaten) tegenstanders. Een bescheiden
mate van controle kan o.i. echter geen kwaad, en doet
wellicht goed. Het bankwezen is ten slotte voor het
geheele volk zoo belangrijk, dat reeds daarom staats
controle verdedigbaar is. De staat controleert ook de
levensverzekering-maatschappijen. De banken zijn min
stens even belangrijk, en kunnen van het door het
publiek in hen gestelde vertrouwen minstens even ge
makkelijk misbruik maken. De overwegingen, die tot de
controle op de levensverzekering-maatschappijen heb
ben geleid, gelden dus ook voor de banken.
Hoe ver moet de controle gaan Zij moet alleen
strekken om misbruiken te voorkomen. Het eigenlijke
bankbeleid moet buiten de zeggenschap van den staat
blijven. Anders krijgt de politiek invloed erop, en de
gevolgen daarvan zouden funest zijn. De controle zou
speciaal moeten dienen om speculatie's te voorkomen.
Natuurlijk zou zij zoo moeten worden ingericht, dat zij
weinig ambtelijke rompslomp en weinig kosten mede
brengt. Zooveel mogelijk zou gebruik moeten worden