DE RAIFFEISE N-B ODE. 79 De een wil de geheele aflossing wel betalen (de ander is in minder goeden doen), maar vraagt, of hij dan voor de helft (f50.verhaal heeft op zijn medeborg. Wat hierop te antwoorden? 'lil I Antwoord. Volgens art. 1881 Burgerlijk Wetboeki heeft een borg, die de schuld heeft voldaan, verhaal op zijn mede-borgen, ieder voor zijn aandeel, in twee ge vallen: wanneer de schuldenaar op het oogenblik van de betaling door den borg verkeerde in staat van faillisse ment; en wanneer de borg betaalde na gerechtelijk daar toe te zijn aangesproken. Wanneer een dezer gevallen zich dus niet voordoet, heeft de borg, die betaalt, zeker geen verhaal op zijn medeborg. Stel nu, dat de borg, die de aflossing van f 100.wil betalen, zich daartoe eerst laat dagvaarden, of dat de schuldenaar vóór de betaling in staat van faillissement wordt verklaard; heeft hij dan verhaal op zijn medeborg voor de helft? Naar onze meening niet. Immers men kan niet zeggen, dat de borg, die f 100.- betaalt, de schuld voldoet. De schuld bedraagt nog f700. -, en als men haar tusschen beide borgen splitst, is ieders aandeel f350.- Eerst wanneer de eene borg meer dan f350.- betaalt, heeft hij -voor het meerdere verhaal op den medeborg. Deze opvatting is voor den betalenden borg in één- geval onvoord-eelig. Stel, dat de aflossingen over de v olgende jaren weer door den schuldenaar zelf worden voldaan. Dan komt de eene borg (die niet betaald heeft) er af zonder eenige betaling, terwijl de andere f 100. voldaan heeft. Het is niet billijk, dat hij voor de helft van dit bedrag geen verhaal heeft op zijn medeborg. De wet maakt echter een andere meening onmogelijk. Bo vendien kan de borg zich wellicht troosten met verhaal op den schuldenaar zelf (welk verhaal hij in ieder geval heeft); wanneer de schuldenaar de verdere aflossingen zelf kan betalen, zal hij ook den borg nog wel schade loos kunnen stellen. UITKEERINGEN Bij COOP. VEREENIGINGEN1) Reeds meermalen schreven wij over het doen van uit- keeringen na afloop van het boekjaar bij Coöp. Vereeni gingen. In tijden als wij thans beleven is de drang van de leden daartoe grooter dan ooit tevoren, omdat het bedrijf zoo slecht gaat dat nergens geld te maken is. Toch verdient het doen van uitkeeringen, althans bij Coöp. Aankoopvereenigingen, waar dat nog het minst wordt toegepast, in .het algemeen afkeuring. Bij Coöp. Zuivelfabrieken ontmoet het minder bezwaar, indien ten minste een behoorlijke reserveering niet verwaarloosd wordt. Voor alles moet gaan dat voldoende wordt gereser veerd, want daardoor schept zich de vereeniging een stevige positie en is zij tegen een stootje bestand. Is na genoeg geen res-erve aanwezig, dan kan dë geringste te genslag moeilijkheden geven. Nu hoort men tegenwoordig nog al dikwijls de leer ver kondigen dat vroeger meer dan noodig werd afgeschre ven, dat gebouwen en machines op een zoo laag bedrag staan dat daarin een zeer groote stille reserve aanwezig is, maar die opvatting kan moeilijk steun geven als werkelijk moeilijkheden komen, omdat men, wil men weer geld vrij hebben en van die groote stille reserve Overgenomen uit het Algemeen Nederlandsch Landbouwblad van 23 Maart j.1. profiteere-n, gebouwen en machines weer op de balans zou moeten verhoogen, wat toch ook moeilijk gaat. Het gevaar van een uitkeering is vooral hierin gele gen dat de ledenvergadering de balans heeft vast te stel len en als die vergadering besluit om het geheele over schot of een groot deel daarvan uit te keeren, het gevaar voor onvoldoende reserveering zeer groot wordt. Het best is eigenlijk in de statuten een vast percentage van een overschot vast te leggen dat in elk geval moet worden afgeschreven. De leden hebben dan niet het recht daaraan te tornen. Wil men dan een verder overschot uitkeeren, dan is daartegen minder bezwaar, maar toch blijft een uitkeering als stelsel af te keuren. Een uitkeering kan ook nog andere bezwaren hebben. Bij een zuivelfabriek, waar slechts -een enkele grondstof verwerkt wordt en aan elk lid wordt uitbetaald volgens de door hem geleverde waarde aan melkvet, kan de ver deeling van een overschot vrijwel juist geschieden, omdat alleen het artikel melk verwerkt wordt en daarop alleen het overschot behaald is. Bij aankoopvereenigingen is het veel moeilijker, zoo niet onmogelijk om precies ieder het zijne te geven. Er zijn led-en die vrijwel uitsluitend meststoffen en andere die vrijwel uitsluitend voederartikelen afnemen. Het komt ook voor en is zelfs vrijwel regel, dat de winst slechts op enkele artikel-en behaald wordt, in den regel op voederartikelen. De verdeeling van een overschot kan moeilijk anders plaats hebben dan gebaseerd op de bedragen waarvoor goederen afgenomen zijn, onverschillig of dat mest- of voederstoffen zijn. Daardoor krijgt men den toestand dat b.v. op de artikelen slakkenmeel en kainiet, waarop als regel geen winst gemaakt wordt, evenzeer een uitkeering gegeven wordt als op granen, die eigenlijk de winst brachten. Nog andere bezwaren zijn, dat, als tot het doen van een uitkeering besloten wordt, de fiscus daarvan bijna 10 o/0 wil mee hebben, waarop men in den regel niet -erg gesteld is. Wij vinden het op zich zelf al onjuist dat van een uitkeering bij Coöp. Vereenigingen een belasting ge heven wordt, omdat het eigenlijk niets anders is dan het teruggeven van een te veel betaald-en prijs. Bij de zuivel fabrieken is nu wel uitgemaakt dat zij niet meer onder de dividend- en tantièmebelasting vallen, maar waarom dit bij andere Coöperaties nog wel gehandhaafd blijft, is niet erg duidelijk. Allerlei middelen zijn aangeraden om aan die belasting te ontkomen, o.a. het in plaats van een uitdeeling in geld, dit in goederen te doen, of wel de goederen tegen een zooveel lageren prijs af te geven dat ieder het bedrag zijner hem toekomende uitkeering ontvangen heeft. Geen dezer middelen is bruikbaar, want welke vorm van uitkeering men ook kiest, ze zijn alle belastbaar. Was het maar mogelijk bij -een artnkoopvereeniging, zooals bij een zuivelfabriek, elke maand af te rekenen over de ontvangen melk, zoodat, bijzondere gevallen voorbehouden, -er eigenlijk van geen winst of verlies sprake behoeft te zijn, ten minste niet in die mate dat men daarmede ernstig rekening behoeft te houden, dan was de zaak gemakkelijk genoeg. Maar bij een aankoopvereeniging met malerij en ma gazijn, zijn in den regel zooveel voorraden waarin een zoodanig kapitaal gestoken is, en die zoodanig aai prijs- schommeling onderhevig zijn, dat de winst of het ver lies in enkele maanden in de duizenden loopen kan. Veel hangt ook af van het meerdere of mindere geluk bij het aankoopen, want de markt vooruit overzien is eenvoudig onmogelijk. Toch zoeken enkele vereenigingen, ondanks de moei lijkheden om een juiste prijscalculatie te maken, een weg om reeds in den loop van het jaar zoodanig te „boeren"

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1933 | | pagina 3