I
DE RAIFFEISE N-B ODE.
lerlaging der rente voor spaargelden er min of meer
door werd tegengehouden.
Ook in het belang der Boerenleenbanken dus hopen
wij, dat spoedig een verdere verlaging van de rente
foor beleggingsfondsen zal plaats grijpen.
I Mogelijk is dat zeker. Als de Engelsche Staat tegen
3 o/o kan leenen, behoeft de onze, die .toch zeker niet;
minder soliede is, toch zeker niet meer dan 131/2 of
hoogstens 4 o/0 te geven.
I Geld, dat belegging zoekt, is er genoeg; dat bewij
?en de zeer lage rentevoet op de geldmarkt, en de
fterke overteekening van prima emissies. Van dezen
kant is er dus tegen rente-verlaging volstrekt geen be-
Jwaar.
Wij vertrouwen, dat de regeering in deze spoedig
liet voorbeeld zal geven.
VERBAND OP VEE EN BOERDERIJ-INVENTARIS.
De Centrale Bank heeft aan de Regeering aangeboden een
oncept-ontwerp van wet betreffende verband op vee- en
(oerderij-inventaris, daar zij van meening is, dat de invoering
ju regeling van dit verband in de huidige tijdsomstandigheden
leer nuttig, zoo niet zeer noodig is.
I Onder verband op vee en boerderij-inventaris wordt ver
staan een soort pandrecht daarop. Bij het werkelijke pand-
lecht moet echter de crediteur de verpande voorwerpen onder
lich hebben. Bij het verband op vee en boerderij-inventaris is
tlit practisch natuurlijk onmogelijk, en daarom ook niet ver-
ischt.
I Volgens ons voorstel zou het verband op vee en inventaris
hierop rusten zooals het reilt en zeilt. De boer zou dus koeien
luogen verkoopen en nieuwe aankoopende nieuwe koeien
:ouden dan van zelf onder het verband vallen.
Wij laten hier nu volgen een gedeelte van de toelichting,
lie wij bij ons concept-ontwerp van wet hebben gegeven.
In een tijd als deze moeten vele boeren geld opnemen om
ïun bedrijf te kunnen voortzetten. Immers de inkomsten
lit het bedrijf zijn zoo miniem, dat voortzetting ervan bij
ange na niet daaruit kan worden gefinancierd. Het spreekt
van zelf, dat de geldschieters gewoonlijk zekerheid eischen.
De gewone zekerheden zijn echter bijna niet meer te verkrij
gen. Goede borgen zijn thans schaarsch, en die er zijn, be
trachten uit den aard der zaak groote terughoudendheid. Hy
potheek gesteld dat de boer eigenaar van zijn boerderij is
kan dikwijls niet meer worden gegevende boerderij is in
den regel reeds tot den top bezwaard (men bedenke hierbij,
dat deze top tegenwoordig zeer veel lager ligt dan vroeger).
Andere zekerheid kan de gemiddelde boer niet verstrekken
het eenige, wat hij bezit, is zijn vee en boerderij-inventaris;
verpanding hiervan is onmogelijk, want hij moet de beschik
king hierover behouden.
Hij zal dus vast loopen, omdat hij zijn geldschieter geen
zekerheid kan aanbieden.
Er zijn voorts talrijke gevallen, waarin van een boer, die
vroeger" een leening heeft aangegaan om zijn bedrijf uit te
breiden, te verbeteren of aan te koopen, wordt geëischt, dat hij
meer zekerheid stelt. De borgen, die zich voor hem aansprake
lijk hebben gesteld, zijn achteruit gegaan; of de-hypotheek, die
hij heeft verleend, is wegens de ongekende daling der land-
prijzen niet meer volwaardig. Het is begrijpelijk, dat de credi
teur, meestal een bankinstelling, meer zekerheid eischt, en dat
hij, wanneer aan dezen eisch geen gevolg wordt gegeven, den
schuldenaar, en eventueel ook zijn borgen, tot betaling aan
spreekt, zulks teneinde zich zelf voor schade, of voor meei
schade te vrijwaren (het vertrouwen in een spoedige ver
betering of zelfs maar stabiliseering van den toestand immers
is bij velen verdwenen). Dit moge hard schijnen, maar het is
zulks in werkelijkheid nietde crediteuren immers werken
meestal met de gelden van derden, deposanten, spaarders) en
zij moeten deze gelden voor 100% terugbetalen. Zij zijn dus
49
wel gedwongen om te trachten ook de uitgezette gelden voor
100% terug te krijgen.
Wanneer de crediteur den schuldenaar en eventueel zijn
borgen tot betaling aanspreekt, beteekent zulks in vele gevallen
liquidatie van het bedrijf van den schuldenaar, eventueel ook
van zijn borgen. Zulk een liquidatie is hoogst betreurenswaar
dig. Zij gaat gepaard met groote verliezen, daar de opbrengst
van vee en inventaris veel kleiner is dan het bedrag, waarvoor
de betrokken schuldenaar hen indertijd heeft aangeschaft. Bo
vendien wordt aan een zelfstandig bestaan een einde gemaakt
een gezin wordt in het ongeluk gestort; de rijen der werk-
loozen worden wellicht weer versterkt.
Voorkomen had dit kunnen worden, wanneer de boer
slechts meer zekerheid had kunnen stellen.
Men behelpt zich in de laatste jaren wel met contracten,
waarbij het vee en de inventaris aan den crediteur worden
verkocht, althans in eigendom overgedragen, onder voorbe
houd van bruikleen voor den boer. Het is bekend, dat de
jurisprudentie tegenwoordig aan dergelijke contracten geldig
heid toekent. Zij zijn echter niet meer dan „lapmiddeltjes", en
vele crediteuren nemen geen genoegen ermede. De bezwaren
eraan verbond en (alleen die, betreffende vee en boerderij
inventaris, worden hier onder het oog gezien), zijn de vol
gende
1. De crediteur heeft aan zulk een contract niets, wanneer
alle afzonderlijke bestanddeelen van veestapel en inventaris
niet nauwkeurig in het contract worden geïdentificeerd; im
mers anders kan hij tegenover derden zijn eigendomsrecht niet
bewijzen; zijn hem bijv. overgedragen drie koeien, zonder na
dere omschrijving, dan kan de curator in een eventueel faillis
sement steeds zeggende koeien, die ik in den boedel vind,
zijn wellicht andere koeien dan de overgedragenebewijs maar
eens, dat het dezelfde zijn! Het is echter duidelijk, dat een
nauwkeurige omschrijving van alle bestanddeelen van vee
stapel en inventaris groote practische moeilijkheden oplevert.
Het is niet eenvoudig om bijv. varkens aldus te omschrijven,
dat zij van andere varkens te onderkennen zijn. Het is niet
eenvoudig, en het is bovendien een heel werk, om alle land
bouwwerktuigen en gereedschappen, die den inventaris van
een boer uitmaken, op dezelfde wijze te omschrijven. Het
merken van al die zaken is ook bijna ondoenlijk, gezwegen nog
van het bezwaar, dat de boer dikwijls daartegen heefthij kan
het niet hebben, dat zijn knechts en zijn buren zien, dat hij
zijn bezittingen „op een anders naam heeft moeten laten
schrijven". Dit is natuurlijk valsche schaamte, maar het is nu
eenmaal werkelijkheid en dus een factor, waarmede rekening-
moet worden gehouden.
2. Een nog grooter bezwaar wordt gevormd door de
voortdurende mutatie's, die in een veestapel plegen voor te
komen. Het is niet ongewoon, dat in den loop van een jaar de
geheele veestapel vernieuwd wordt. Een boer heeft bijv. tijdens
de zekerheidsoverdracht vier kalveren en vijf melkkoeien.
De kalveren verkoopt hij, omdat dit voordeeliger is dan
opfok. Om zijn veestapel op peil te houden, koopt hij een koe
er voor in de plaats. Een der vijf melkkoeien valt in een
greppel en breekt een poot; deze koe wordt aan den slager
verkocht en door een ander dier vervangennog een andere
koe sterft aan mond -en klauwzeerde derde koe gaat minder
melk geven en moet door een betere melkgeefster worden ver
vangen. Enzoovoorts. Varkens worden natuurlijk nog veel
spoediger verkocht.
Wil de crediteur behoorlijk gedekt zijn, dan zou hij bij elke
mutatie in den veestapel een nieuw contract moeten hebben.
Dit is practisch onuitvoerbaar, vooral bij grootere veestapels.
Een enkele maal behelpt men zich wel eens met clausule's,
volgens welke de nieuw aan te koopen dieren van rechtswege
in het eigendom van den crediteur overgaan, maar het is
de vraag, of zulk een clausule eenige waarde heeft.
3. Een ander bezwaar, aan zekerheidskoop of zekerheids
overdracht verbonden, is, dat de schuldenaar voor elke, zij het
ook nog zoo minieme beschikking over vee of inventaris de
toestemming van den crediteur moet vragen, op gevaar van
een vervolging wegens verduistering.