- DE RAIFFEISEN-BODE. UIT ONZE BOERENLEENBANKEN. OUD MATERIËEL. Aan de Raiffeisenbode te Utrecht. Geachte Redactie Bij het laatste Inspectiebezoek heb ik niet den heer Inspec- ,ir de wenschelijkheid besproken om jaarlijks het oude vol schreven materieel, de vernietigde spaarbank- en loopende cening-boekjes, stokboekjes, enz. naar een centraal punt, lar papier fabrieken zijn gevestigd, op te zenden, waar een en der in de papiermolen een algeheele vernietiging zou kunnen idergaan. De opbrengst als oud papier moge voor de kantoren niet oot zijn, toch zal het allicht de moeite loonen en wij zijn op n degelijke manier den boel kwijt. Nu wordt het maar van jaar op jaar verzameld, het brand- vaar wordt jaarlijks grooter en ten slotte weet men met de assa geen raad meer. Ik schend als oud-directeur van den Post- en Telegraaf- enst geen ambtsgeheim als ik U vertel, dat eenzelfde maat- gel bij dezen tak van dienst bestaat en waar nauwkurig om- iireven is welk oud-materieel drie jaar en welke 5 jaar ten mtore bewaard moet blijven, waarna het in zakken als -achtgoed naar een plaats verzonden wordt, waar een papier- ibriek gevestigd is, die het onder toezicht van een amb- :naar „verkookt". Ik maak er Uwen Inspecteur volstrekt geen verwijt van s hij dit onderwerp niet bij het Bestuur van de Centrale ank heeft kenbaar gemaakt, doch ik blijf het toch nog wel moeite waard vinden 0111 het via „de Raiffeisenbode" op- euw eens ter Uwer kennis te brengen, waardoor dan tevens jk het idee hieromtrent van de overige Banken wordt ver egen. Hoogachtend, Twello, 22 Juni ig32. VOORTHUIS, Voorz. v/ Bestuur. Naar aanleiding van bovenstaand artikel richtte de redactie p 25 Juni tot den Heer Voorthuis een schrijven van den vol enden inhoud ,Wij ontvingen Uw brief van 22 dezer met ingezonden tuk voor de Raiffeisen-Bode. Wij zullen dit gaarne opnemen, och zijn van meening, dat de „postmaatregel" niet kan wor- en overgenomen. Zulks omdat art. 6 van het Wetboek van Coophandel bepaalt, dat een koopman (als hoedanig een ,'oöp. Vereeniging volgens de Coöperatie-Wet geldt) verplicht s de boeken en bescheiden, waarin hij boek houdt, alsmede de lalansen gedurende 3o jaar, en de ontvangen brieven en tele- rammen en afschriften van uitgaande brieven en telegram- nen gedurende 10 jaar te bewaren." Hierop zond de Heer Voorthuis ons het volgende „vervolg" )p zijn artikel 28 Juni 1932. „Uit Uw memorandum meen ik te moeten opmaken, dat Uw Bestuur nog niet veel voor mijn voorstel voelt. Het wet boek van Koophandel schrijft voor dat we boeken en beschei den (welke worden bedoeld?) 3o jaar en de ontvangen brie ven, telegrammen en afschriften 10 jaar bewaren, dus respec tievelijk niet 3i en 11 jaar en langer. Van de eerste bescheiden valt er dus hier en daar wat op te ruimen; van de tweede categorie al op bijna alle banken. Iets „nieuws" wil er in 't algemeen nooit vlot in, dat zult U ondervinden. Toch ben ik nieuwsgierig naar het oordeel van de andere banken. Is dat oordeel afbrekend of verpletterend, welnu, fiat. Ik heb er op mijn manier over gedacht. Hoogachtend, VOORTITUIS. De redactie merkt thans nog het volgende op In verband met artikel 6 van het Wetboek van Koophandel moet men onderscheid maken tusschena. boeken en beschei den, waarin boek gehouden wordt en balansenb. ontvangen brieven en telegrammen en afschriften van uitgegane dito; c. andere stukken. De stukken, bedoeld onder a, moeten dertig jaar worden bewaard (bij boeken moet deze termijn worden gerekend vanaf den datum der laatste boeking)die, bedoeld onder b, tien jaar, terwijl voor die bedoeld onder c geen be waring is voorgeschreven. Dat wij hier dit drieledig onderscheid moeten maken, maakt de zaak natuurlijk niet eenvoudiger. Dat art. 6 voornoemd voor de stukken, bedoeld onder c (dit zijn o.m. ingetrokken spaar- en r.c.-boekjes, verlengingsfor mulieren, saldo-biljetten, oude schuldbekentenissen en crediet- akte's), geen bewaring voorschrijft, wil niet zeggen, dat men ze nu ook direkt kan weggooien. Men zal hier moeten letten op den aard der stukken. In de ingetrokken spaarboekjes komt een kwijting van den spaarder voor (laatste bladzijde). Het spreekt van zelf, dat men deze kwijting moet bewaren. Maar hoe lang? Men moet hier rekening;houden met den wettelijken verjaringstermijn van dertig jaar. Dus eerst na dertig jaar kan het gemis der kwijting geen kwaad meerde spaarder kan de Bank dan toch niet meer tot betaling aanspreken. Con clusie: oude spaarboekjes moeten dertig jaar worden bewaard. De gewone kwitantie's, door spaarders afgegeven, zullen eerder kunnen worden weggedaan, althans in theorie. Wanneer de spaarder de definitieve kwijting in zijn boekje heeft ge- teekend, worden alle hem gedane uitbetalingen daardoor ge dekt, en kunnen de kwitantie's hiervoor wel gemist worden. Wij schrevenalthans in theorie. Want er zijn twee omstan digheden van practischen aard, die bewaring der kwitantie's gewenscht maken. De eerste isalle kwitantie's zitten in boek jes, en nu zou men moeten gaan uitzoeken, welke kwitantie's in de boekjes betrekking hebben op een afgeloopen en defini tief gekweten spaarboekje; immers deze alleen kunnen worden gemist. Men gevoelt, dat dit een practisch onbegonnen werk is. Men kan veel beter de kwitantie-boekjes in hun geheel be waren. Een tweede overweging isde handteekening in het spaarboekje kan wel eens een valsche handteekening zijn, en dan heft men de gewone kwitantie's weer noodig. Het is dus voorzichtiger om de gewone kwitantie's te bewaren. Dit moet dan zijn gedurende dertig jaar. Anders staat het met de stortingsbewijzen, die door spaar ders worden afgegeven. Deze dienen alleen voor de controle zij kunnen dus na een jaar of drie wel worden vernietigd. Ingetrokken loopende-rekening-boekjes hierin komt geen kwijting voor, en dus zou men ze na de eerstvolgende in spectie kunnen wegdoen, als het niet dikwijls voorkwam, dat de credietnemer een oud boekje nog eens ter inzage wilde hebben, in verband met belasting-aangifte, enz.. Op grond hiervan is het gewenscht deze boekjes niet eerder te vernie tigen dan drie jaar na de intrekking. Kwitantie's voor uitbetaling in l.r. moeten weer dertig jaar lang bewaard worden. Ook wanneer de credietnemers saldo biljetten afgeven? Ja, want de saldo-biljetten worden geheel buiten tegenwoordigheid van Bestuur of kassier geteekend, zoodat men geen zekerheid heeft, dat de handteekening, die erop voorkomt, echt is. Bovendien heeft men hier de reeds vermelde practische moeilijkheid, dat de kwitantie's in boekjes zitten, en dat het practisch onmogelijk is om te gaan uitzoeken wat nu wel en wat niet weg kan. In art. 3 van het reglement in het spaarboekje wordt een ver jaringstermijn van 20 jaar genoemd; maar als het spaarboekje weg is ,zal de Bank tegenover den spaarder moeilijk meer kunnen be wijzen, dat deze termijn in zijn boekje voorkwam.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1932 | | pagina 3