DE RAIFFEISEN-BODE. 83 EEN LES DER TIJDSOMSTANDIGHEDEN. De tegenwoordige tijd geeft ons vele lessen. Als wij hem door zijn, zullen wij heel wat wijzer zijn, althans kunnen zijn. Een dezer lessen is, dat men in normale of goede tijden ervoor moet zorgen, dat debiteuren aan hun nor male verplichtingen voldoen, want dat anders de zaak in slechte tijden onherroepelijk mis loopt. Wij hebben het nu reeds herhaaldelijk gezien: een crediet, dat in de normale jaren geen behoorlijke omzet1 vertoonde, is nu absoluut bevroren, en het debet kan' dikwijls niet anders dan van de borgen worden verkre gen: een voorschotnemer, die in normale tijden de jaar- lijksche aflossingen niet voldeed, betaalt thans in het geheel niets, en ook voor hem zullen de borgen moeten bijpassen. Het is ook wel begrijpelijk, dat een debiteur, die in: normale tijden niet aan zijn verplichtingen (waartoe ook behoort: een bevredigende omzet op een crediet in l.r.) voldoet, nu in dezen tijd geheel aan lager wal is geraakt. Wie in normale tijden ook maar eenigszins zwak stondy stort nu geheel in elkaar. De les, die wij hieruit leeren, is: wanneer een debiteur in normale tijden aan zijn verplichtingen niet voldoet, moet men zijn voorschot of crediet beëindigen. Dit standpunt schijnt hard, maar het is in werkelijk heid meer humaan dan toegeeflijkheid. Wanneer imera een debiteur, die b.v. in 1929 niet aan zijn verplichtingen voldeed, in dat jaar had uitgewonnen (d.w.z. zijn goede ren had verkocht), zou de opbrengst voldoende zijn ge weest om de schuld te dekken, en zou hij misschien nogj iets over hebben gehouden. Wordt hij thans uitgewonnen, dan zullen dezelfde goederen ongeveer de helft opbren gen van wat zij in 1929 hadden opgebracht, en zullen dus de borgen moeten worden aangesproken, of zal de debiteur in ieder geval niets overhouden. Toegeeflijkheid is in deze dus uit den booze. De teu gels strak houden is voor alle partijen het beste. Laat ons hopen, clat wij, wanneer weer betere tijden' zullen zijn aangebroken, deze les niet zullen zijn ver geten. WANNEER EEN BORG DE GEHEELE SCHULD BETAALT. Het komt helaas wel eens voor, dat de geheele schuld op één borg verhaald moet worden, omdat de andere borg onmachtig is om iets te betalen. De betalende borg zal zich dan de mogelijkheid willen voorbehouden om op zijn medeborg verhaal te nemen voor zijn aandeel; later immers kan deze nog wel eens in staat worden om iets te betalen. Wij wijzen in verband hiermede op het niet algemeen bekende art. 1881 Burgerlijk Wetboek, luidende: Indien verscheidene personen zich tot borgen hebben gesteld van den zelfden schuldenaar en ter zake van dezelfde schuld, heeft de borg, die de schuld heeft voldaan, in het geval bij nr. 1 van het vorige artikel voorzien in dien de borg gerechtelijk aangesproken is tot betaling), alsook wanneer de schuldenaar is verklaard in staat van faillissement, zijn verhaal op de overige borgen, ieder voor zijn aandeel". De betalende borg heeft op zijn medeborg dus alleen dan verhaal, wanneer hij betaald heeft na daartoe ge rechtelijk te zijn aangesproken (gedagvaard), en wanneer de schuldenaar op het moment der betaling in staat van faillissement verkeerde. In andere gevallen heeft de betalende borg op zijn medeborg rechtens geen verhaal. Een borg, die de geheele schuld betalen moet en wil; laat zich, wanneer de schuldenaar niet in staat van fail lissement verkeert, dikwijls even pro forma dagvaarden, ten einde zoodoende verhaal op den medeborg te ver krijgen. Zulk een dagvaarding brengt wel eenige kosten mede, maar de mogelijkheid van later verhaal is deze kosten veelal waard. Het is o.i. gewenscht, dat men bij voorkomende ge legenheden de aandacht van belanghebbende borgen op het bovenstaande vestigt. DEBET OP EEN SPAARBOEKJE. De menschen hebben in deze tijden geld noodig, en daarom halen zij meer dan gewoonlijk bij de Boerenleen bank. Een enkele keer gebeurt het zelfs, dat zij halen) tot zij debet staan. Men zal vragen: hoe kan dat? Het is natuurlijk een vergissing van den kassier, die, voortvloeit uit het feit, dat Grootboek I niet is bijge werkt, of niet wordt nageslagen, als er geld wordt ge haald, terwijl tevens het spaarboekje niet is bijgewerkt, of niet wordt vertoond. Of het ook steeds een vergissing van den spaarder is, valt te betwijfelen. Wij hebben wel gevallen medege maakt, waarin het heel wat voeten in de aarde had om den spaarder tot restitutie van het te veel door hem ont-{ vangen bedrag te bewegen. Een heel enkele maal moesti de rechter zelfs hierbij te pas komen. Behalve de moeilijkheid om het „debet" terug te krij gen, -bestaat het risico, dat de spaarder insolvent wordt, en niet meer kan terugbetalen. Er is dus reden te over om ertegen te waken, dat op een spaarrekening geen debet-saldo ontstaat! Op hypotheken, behalve crediethypotheken, kan alléén afgelost worden; afgeloste bedragen kunnen dus nooit weder opgenomen worden!

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1932 | | pagina 3