;g DE RAIFFI
van de Raiffeisen-Bode uiteenzette, was, op dezelfde wijze de
liquiditeit van de Boerenleenbanken te vergrooten. Die moeten
daartoe de door haar verstrekte hypotheken geheel of gedeel
telijk omzetten in pandbrieven. En waar de gezamehjke Banken
zeker niet minder dan 50 millioen aan hypotheek hebben uit
staan, kan op deze wijze een beduidende uitbreiding van de
liquide middelen der organisatie worden verkregen.
Men kan zich die omzetting denken- op twee manieren
1 De Banken dragen hun hypotheken over aan een der
bestaande hypotheekbanken tegen ontvangst van een gelijk
bedrag aan pandbrieven.
De liquiditeit is dan gered, maar de leden wier hypotheek
wordt overgedragen zijn gedupeerd, daar hun hypotheekrente
beduidend verhoogd zal worden.
2. De Banken dragen hun hypotheken over aan een eigen
nieuw op te richten Boerenhypotheekbank, ook weer tegen
ontvangst van een gelijk bedrag aan pandbrieven.
Het bezwaar van renteverhooging geldt dan niet of 111 veel
mindere mate, omdat het maken van winst niet vooropstaat.
Ja, zegt het Bestuur, maar van zoo'n hypotheekbank zullen
de pandbrieven wel niet beleenbaar zijn. En daarmee vervalt
de mogelijkheid van deze oplossing, want daarmee houden
de pandbrieven op liquide bezit te zijn.
Ik vraag mij echter af: Waarom niet beleenbaar? Zou de
Boerenhypotheekbank minder solied zijn dan de in 1 bedoelde
bestaande hypotheekbank of zijn er andere bezwaren? Want
men mag toch zeker niet veronderstellen, dat aan zoo n hy
potheekbank, gevestigd op den grondslag der solidariteit, zon
der reden' zou worden onthouden, wat aan andere instellingen,
die uit winzucht handelen, zou worden toegestaan.
En daarom durf ik hopen, dat de vrees van het Bestuur on
gegrond zou blijken, als met ernst en beleid naar de vestiging
van een eigen hypotheekbedrij f zou worden gestreefd.
R. J. DE THEIJE.
Westervoort, Maart 1932.
Aanteekeningen van het Bestuur.
Wij vermeenen, de navolgende aanteekeningen bij het hier
boven opgenomen ingezonden stuk te moeten maken:
Het is aan gegronden twijfel onderhevig, dat nieuw op te
richten hypotheekbanken den weg zoo gebaand zullen vinden,
als de vroeger opgerichte. Wij merken te dezen opzichte op,
dat de bestaande hypotheekbanken naar algemeen bekend
;s de laatste jaren groote concurrentie ondervinden van de
z.g.n. Rijksfondsen (pensioenfondsen), Rijkspostspaarbank
en verzekeringmaatschappijen. Deze kunnen voordeeliger aan
biedingen doen, daar zij niet met de zeer hooge kosten, aan
emissie's van pandbrieven verbonden (aanmaakkosten, zegel-
kosten, kosten beursnoteering, plaatsingsprovisie, enz.) te
maken hebben. De hypotheekbanken zijn voor haar bedrijf
aangewezen op de plaatsing van pandbrieven en het is bekend,
dat in het laatste jaar zelfs de sterke hypotheekbanken zeer
veel moeilijkheden bij die plaatsing hebben ondervonden en
zelfs nagenoeg hebben stilgestaan. (Terwijl wel de aflossing
dier pandbrieven door uitloting moest gehandhaafd worden).
Voorts belegt de Rijkspostspaarbank volgens hare reglemen
ten alleen in pandbrieven van die hypotheekbank, welke ten
minste 10 jaren bestaan en naar haar genoegen werken. Zelfs
is daar nog geen afzetgebied gevonden voor pandbrieven eener
juist 10 jaren bestaande hypotheekbank, die aan het boeren
bedrijf verwant is, wellicht omdat men daarin het coöperatie-
spook vermeende te ontdekken.
De dividenden op de aandeelen der hypotheekbanken schij
nen wel beduidend, maar zijn dat natuurlijk op zich zelve in
zooverre niet, daar er geene kapitalen mede gemoeid zijn. Im
mers is in den regel slechts 10 percent op de aandeelen gestort,
terwijl het dividend over de gestorte bedragen wordt uitge
keerd.
ISEN-BODE.
De winsten der hypotheekbanken tezamen zijn volgens den
geachten inzender 8 millioen op 1000 millioen beleggingen
wat dus uitmaakt 8/10 of 4/5 percent. Dus in verhouding geen
groot percentage. Daarbij moet dan nog in aanmerking wor
den genomen, dat zij van die 1000 millioen zeker 900 millioen
op huisperceelen in de steden hare beleggingen hebben uit-
ggZCt.
Zij kunnen daarbij hoogere rente maken dan op het platte
land en hare inspectie en deskundige controle kan daardoor
veel meer beperkt zijn, dan als zij overal ten plattelande ver
spreide posten hadden uitstaan. Voor eene geheele stad is wel
een enkele inspecteur voldoende.
Bij den opzet van den geachten inzender wordt zoo
maar aangenomen, dat de pandbrieven van een dergelijke
nieuw opgerichte hypotheekbank, geplaatst als door hem
aangegeven, bij de Nederlandsche Bank beleenbaar zouden
zijn. Bij ons bestaat echter de vaste overtuiging, dat
dit niet het geval is, zelfs niet, al zouden die pand
brieven beursnoteering hebben verkregen. Men vergete daarbij
niet, dat het hier om reusachtig groote bedragen zou gaan, en
de Nederlandsche Bank zeker ook nooit ongelimiteei d groote
bedragen van eenzelfde fonds in beleening zal nemen, althans
niet, als deze door aanverwante banken, tot eenzelfde organi
satie behoorende, ter beleening worden aangeboden.
Het doel, de liquiditeit te vergrooten, zou zoodoende met
worden bereikt."
Het valt ons ten slotte op, dat inzender de financieele con
structie geheel onbesproken laat. Zoo vragen wij ons af
ie. Wie zal in dezen tijd aandeelen met groot obligo in
eene nieuw op te richten hypotheekbank willen nemen?
De Boerenleenbanken in de huidige tijdsomstandigheden
nog met een groot aantal dezer aandeelen te belasten, achten
wij niet verdedigbaar.
Het intern plaatsen van deze niet volgestorte aandeelen zou
bovendien de plaatsing van pandbrieven en den afzet daarvan
bij groote instellingen als b.v. bovenvermeld, zeer in den weg
2de. Welk rentetype zouden de pandbrieven moeten
dragen, ten einde bij deze nieuw op te richten hypotheekbank
eenige kans op slagen te hebben?
3de. Welke rente zouden de hypothecaire beleggingen
moeten afwerpen, ten einde het bedrij f der bank in staat te
stellen, redelijke reserve's te formeeren en hare onkosten goed
te maken?
Over deze vragen mag, gezien het voorgaande, niet te licht
worden gedacht.
Het betreft eenige primaire punten, met meerdere uit te
breiden, doch welker beantwoording, gezien het hierboven
gestelde, niet zeer eenvoudig is te achten.
Niet onvermeld mag ten slotte blijven, dat het hypotheek-
bedrijf van de Centrale Bank, zooals dit thans sedert jaren met
de meest mogelijke voorzichtigheid is gevoerd en over vele
millioenen loopt, nog nimmer eenige noemenswaardige winst
heeft opgeleverd en dat nog wel, terwijl het daarvoor be
stemde geld werd verkregen door uitgifte van deposito-
obligatie's, welke eene gemiddelde rente droegen van 4>4%,
(het rentetype is wisselend geweest tusschen 4 en 5 percent)
en zonder dat eenige kosten van emissie's, beursnoteering of
administratie op dat bedrijf hebben gedrukt.
Hieruit mogen wij wel de conclusie trekken, dat eene
nieuwe hypotheekbank, zooals door den inzender gedacht en
van welke de pandbrieven wel tegen hoogere rente zullen
moeten worden uitgegeven en mogelijk beneden parikoers, ook
beduidend hoogere rente voor hare hypothecaire beleggingen
zal moeten bedingen, dan thans door de Centrale Bank wordt
gevorderd.
Met deze opmerkingen meenen wij voorloopig voldoende
onze inzichten in deze materie te hebben aangegeven.