DE RAIFFEISEN-BODE. 59 zulks om iederen kassier de gelegenheid te geven een' klein of groot gedeelte daarvan in zijn jaarverslag op tei nemen; zulk een overzicht zou tevens kunnen dienen om leden en spaarders te wijzen op de soliditeit onzer Boe renleenbanken, ook in deze tijden van malaise. Wij hebben toegezegd aan dit verzoek te voldoen,, onder deze reserve, dat wij omtrent den gang van zaken bij de Centrale Bank en de Locale Banken uit den aardi der zaak niet meer dan enkele algemeene opmerkingen' kunnen maken. Bij deze geven wij nu gevolg aan onze toezegging. Onze organisatie komt natuurlijk in aanraking met' de crisis. Wij kunnen bij een overzicht als het onder havige de crisis dus niet geheel links laten liggen. Veel echter willen wij er niet van zeggen, omdat het slechts' een herhaling zou zijn van het zeer vele, wat anderen er reeds over gezegd hebben. De ernst en de uitgebreidheid van de crisis is vol doende in het licht gesteld. Wij willen alleen wijzen op, drie lichtpunten, die zich vertoonen. Het eerste is dit, dat over het algemeen de publieke financiën zich in goe den toestand bevinden. Dit geldt in het bijzonder voor het Rijk. Slechts eenige gemeenten verkeeren in moeilijk heden, maar ook bij deze zal vroeger of later wel een ver betering tot stand komen. Het tweede lichtpunt is, dat ons bankwezen over het algemeen gezond is; het feit,' dat verschillende kleine instellingen haar betalingen heb ben moeten staken, mag vooral niet tot de conclusie voe ren, dat ook de groote bankinstellingen minder solieldiei zijn. Voor het economisch leven is het fout gaan dier kleine instellingen, hoe betreurenswaardig het voor de betrokkenen ook is, en hoeveel stof het heeft doen op waaien, van weinig beteekenis. Naast de soliditeit der publieke financiën en van ons bankwezen is een derde lichtpunt de soliditeit van onzen gulden. De goudvoorraad van de Nederlandsche Bank is van dien aard, dat het niet denkbaar is, dat wij zouden kunnen worden gedwongen den gouden standaard te ver laten. Speciaal dit punt is van belang voor spaarders; zij behoeven het sparen niet te laten uit vrees voor daling van de waarde van den gulden. In 'tafgeloopen jaar hebben verschillende menschen geld belegd in een baar goud, of in een vreemde valuta, waarin zij meer vertrouwen hadden dan in onze eigen munt. Het eerste zoowel als het tweede is ongegrond en verkeerd. Ongegrond, omdat er, zooals gezegd, geen vrees voor onze munt behoeft te bestaan, en omdat onze gulden minstens even soliede is als eenige andere munt. Verkeerd, omdat belegging in goud economisch onvruchtbaar is; goud draagt geen rente en brengt niemand voordeel; als ieder in goud ging beleg gen, zouden de banken geen gelden meer kunnen be schikbaar stellen voor landbouw, handel en nijverheid! Belegging in vreemde munt is in beginsel verkeerd,, omdat de positie van de eigen valuta daarvoor wordt ver-1 zwakt, ten minste wanneer deze belegging op groote) schaal geschiedt (op kleine schaal kan zij dus geen kwaad). Om het algemeen heeft belegging in vreemde munt meer tot teleurstelling dan tot voordeel geleid. Er zijn dus drie lichtpunten in deze crisis: de soliditeit van de publieke financiën, de soliditeit van het bankwe zen, de soliditeit van den gulden. Als wij zeggen, dat het bankwezen in het algemeen soliede is, dan geldt dit ook, en wel voor de volle hon derd procent, voor onze organisatie. Het is ons een groote voldoening, dat wij mogen con- stateeren, dat de soliditeit der Centrale en der Boeren leenbanken door de crisis niet is aangetast. Het afger loopen jaar geeft aanleiding tot vele klachten, maar het geeft gelukkig geen aanleiding om over onze organisatie te klagen. Het spreekt wel van zelf; dat noch de Centrale, noch de Boerenleenbanken geheel vrij zijn gebleven van ver liezen. Er zal in dezen tijd wel geen enkele bankinst'eh. ling, en zelfs geen enkel particulier zijn, die geen scha depost heeft te boeken. Het is natuurlijk, dat ook onze organisatie niet geheel buiten de stormen van den tijd is gebleven. De Centrale heeft een koersverlies geleden, en verschillende Locale Banken hebben verliezen moeten boeken op voorschotten of credieten. Het gewone bedrijf der Centrale heeft echter, onda.nks de ongunstige om standigheden, nog winst opgeleverd. Trouwens het be drijf onzer Locale Banken, als één geheel genomen, zonder twijfel ook. Al is ons het cijfer van die winst bij1 lange na niet bekend, zooveel durven wij wel reeds te zeggen. De groote meerderheid der Locale Banken heeft nog in het geheel geen verlies geleden, en bij de kleine minderheid, die niet zoo gelukkig is geweest, zijn de verliezen beperkt gebleven. De schadeposten, die er zijn, zijn in ieder geval niet van dien aard, dat zij de soliditeit ook maar in de verte zouden kunnen aantasten. In dit verband verdient ongetwijfeld vermelding, dat de winst, door onze gezamenlijke Locale Banken over '93° gemaakt (het cijfer daarvan is zoo juist bekend, geworden) een recordcijfer is: ruim anderhalf millioen gulden. De reserve's der Locale Banken zijn dus op i Jan. 1931 nog met ruim 11/2 millioen versterkt. Dat de Centrale Bank en de Locale Banken in zoo( betrekkelijk geringe mate onder den ongunst der tijden lijden, vloeit voort uit de soliditeit waarmede zij worden beheerd. Wat de Centrale betreft, bij haar beleggingen is en wordt, naast de eisch van liquiditeit, steeds de eisch van soliditeit voorop gesteld. Nimmer wordt be legd om eens een extra-winstje te behalen. Dat er nu koersverlies op de effecten is geleden, doet hieraan niets af; wanneer de tijden weer beter worden, zal trouwens' ook dit koersverlies wel weer goeddeels worden inge haald. Behalve in effecten wordt belegd in schatkistbil jetten en schatkistpromessen, en in kasgel dleeningen aan provinciën, waterschappen en soliede gemeenten. Daarnaast worden voorschotten verleend aan aangesloten Locale Banken (de soliditeit hiervan zal wel door nie mand betwijfeld worden) en aan landbouwcoöperaties met voldoende aansprakelijkheid; dit laatste op beperkte schaal. Min of meer buiten het gewone bedrijf staan de hypotheken, verleend uit de deposito-obligaties. Ook bij deze is steeds de uiterste soliditeit betracht. Wat de Locale Banken betreft, ieder weet, dat deze ook zeer voorzichtig worden beheerd. Aan speculeeren doen zij nooit. Zij mogen voorschotten en credieten alleen verleenen tegen zakelijke of persoonlijke zekerheid. Een groote factor in de soliditeit der Locale Banken is het feit, dat het Bestuur van zeer nabij op de hoogte is van de schuldenaren der Bank. Gaat een schuldenaar achter uit, dan is het Bestuur in staat om tijdig in te grijpen. Het groote nut van deze persoonlijke bekendheid met de schuldenaren is in den laatsten tijd herhaaldelijk ge bleken. De soliditeit der Locale Banken wordt nog op twee wijzen extra gesteund. In de eerste jilaats door het on-i derling waarborgfonds, dat dekking geeft voor risico's als diefstal, enz. (het is in dezen tijd van diefstal ten nadeele van bankinstellingen misschien niet overbodig hierop te wijzen). In de tweede plaats door het „Kapitaal voor Bijzondere Doeleinden," tot welks vorming in 1931 is besloten. Uit dit kapitaal zullen tegemoetkomingen worden verstrekt aan Locale Banken, die crisisverliezen lijden. In verband met de bijzondere omstandigheden zijn deze lee ningen in den laatsten tijd tot een minimum beperkt geworden.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1932 | | pagina 3