DE SCHULDENLAST DER GEMEENTEN.
DE RAIFFE
ISEN-BODE.
53
eener locale Bank! Wij zouden zeggen, dat deze laatste,
en niet de Centrale, er de naaste toe is om deze kosten,
voor hare rekening te nemen.
Wanneer men de Centrale dus inlichtingen wil laten
inwinnen, zal deze daarvoor kosten in rekening brengen.
Wenscht men dit niet, dan gelieve men dit erbij te
schrijven. Veelal zal de Centrale Bank dan toch een be
hoorlijke informatie kunnen geven, daar zij dikwijls reeds
over de noodige gegevens beschikt.
EEN WOORD VAN RAIFFEISEN.
„De koopman laat slechts zooveel geld liggen
zonder dat het rente draagt, als hij noodig heeft voor
het dagelijksch verkeer. De boer, de ambachtsman, ja
zelfs de arbeider moeten het zelfde doen. Ook zij moeten
hun bank hebben, waarbij zij de gelden, die zij over heb
ben. beleggen, en waarvan zij het geld, dat zij noodig
hebben, te allen tijde weer kunnen opnemen, en zulks
tegen een zoo gunstig mogelijken rentevoet. Zij moeten
dit doen. als zij mede willen gaan met den tijd, wanneer
zij niet meer en meer willen achter blijven."
Aldus schreef Raiffeisen in 1866.
Zijn woord is ook thans nog van beteekenis.
Alleen zouden wij er één ding aan willen toevoegen.
Ook de boeren moeten een bank hebben, maar het is
niet onverschillig welke bank zij kiezen. Zij moeten
niet naar de eerste de beste bank loopen, maar met zorg
de soliedste bank uitzoeken. Zoeken zij met oordeel, dan
kiezen zij de plaatselijke Boerenleenbank. Nog nooit is
één spaarder één cent aan een Boerenleenbank te kort
gekomen.
(Overgenomen uit de Mededeelingen der
Centrale te Eindhoven.)
Wij laten hieronder een beschouwing volgen van de
Centrale Boerenleenbank te Eindhoven, welke wij ookt
voor onze boerenleenbanken van belang achten.
Onnoodig te zeggen, dat wij een zelfde standpunt in
nemen, en derhalve ons Bestuur de boerenleenbanken
moet aansporen tot groote terughoudendheid tegenover
gemeenten (en polders, want daarvoor geldt in zekeren
zin hetzelfde"! en derhalve de meeste aanvragen van
dispensaties tot het verleenen van kasgeldleeningen enz.
aan gemeenten en waterschappen zal moeten afwijzen.
,,In de laatste maanden heeft men herhaaldelijk in de
dagbladen kunnen lezen, dat vele gemeenten in gelde
lijke moeilijkheden verkeerden, en bij geen enke'e instel
ling meer geld konden leenen.
Deze noodtoestand is van dien aard geworden, dat de
Regeering maatregelen heeft moeten nemen, en zorg
dragen, dat in de meest noodzakelijke geldelijke behoeften
voorzien werd. Want als de Banken en de andere Instel
lingen, die vroeger zonder bezwaar gelden aan de Ge
meenten leenden, dit nu weigeren, moest wel de Regee
ring in de bres springen. Maar nu verlangt ook de Regee
ring. dat de Gemeenten zuiniger gaan leven, en dat zij
hunne uitgaven zooveel mogelijk bekostigen uit gemeen
telijke inkomsten, en niet zullen terugschrikken voor het
heffen van hoogere belastingen, indien zulks noodig is,
om het evenwicht tusschen ontvangsten en uitgaven te
herstellen. Dat in dezen crisistijd, waar een ieder roept
om verlaging in plaats van verhooging van belasting,
zulke verhooging van gemeentelasten op tegenstand stuit,
is ook begrijpelijk; maar daaruit volgt ook, in welke
groote moeilijkheden de Gemeenten die niet zuinig ge
leefd hebben, gekomen zijn, en dat het zeer begrijpelijk
is, dat de Banken, die haar geld niet voor langen tijd
kunnen en mogen uitzetten, huiverig zijn, om aan de'
Gemeenten credieten op eenigszins langen termijn te ver-|
strekken.
De schuldenlast der gemeenten is in de laatste jaren
op schrikbarende wijze gestegen.
Het Centraal Bureau voor de Statistiek heeft de cijfers
van dezen schuldenlast tot en met 1929 gepubliceerd.
Sindsdien, in 1930 en 1931 is deze nog toegenomen.
Alle Nederlandsche gemeenten te zamen hadden een
schuldenlast van: Per hoofd
der bevolking
in 1924 f 1.531.352.000 f 212.31
in 1925 1.770.067.000 241.97
in 1926 1.917.206.000 258.50
in 1927 2.008.968-030 265.91
in 1928 2.053.719.000 269.31
in 1929 ,,2.122.317.000 .,274.52
Bij de Statistiek werden de gemeemen in grospen ver
deeld, en daarbij bleek, dat de gemeenten boven de
100.000 inwoners, n.1. Amsterdam, Rotterdam. Den Haag
en Utrecht de helft van den totalen schuldenlast dragen;
maar ook van de andere, kleinere gemeenten, is de schul
denlast groot, al neemt deze per hoofd af, naar gelang
de gemeente minder inwoners heeft.
Hier volge eene statistiek van den schuldenlast dei-
gemeenten, verdeeld volgens de verschillende groepen
Einde 1929 hadden de groepen van gemeenten den
volgenden schuldenlast:
Totaal schulden. Per hoofd d. bevolking.
boven 100.000 inwoners
van 50.001 100.000
van 20.001 -- 50.0CO
van 10.001— 20.000
van 5001io.oco
minder dan 5001
f 1.067.224.0010
- 245.989.000
- 333.047-000
168.653.OOO:
i59.l62.OOO
I48.242.OOO
f 562.3-3
-388.78,
- 299.05
- 178 26
- 128.78
77.84
De schuldenlast der gemeenten drukt zwaar op de
jaarlijksche uitgaven. Want volgens de gegevens, aan
het Centraal Bureau voor de Statistiek ontleend, moeten
door alle gemeenten tezamen per jaar aan rente betaaldl
worden f98.657.000 of 16.37% van alle uitgaven en voor
aflossing f59.01 i.coo of 9.79% van alle uitgaven.
Aan rente en aflossing van schulden wordt (alle ge
meenten te zamen genomen) meer dan 1/4 van alle uit
gaven betaald, n.1. 26.160/0.
Hieruit volgt wel, dat de Gemeenten er op zullen moe
ten bedacht wezen, de tering naar de nering te zetten.
En dan zullen zij den schuldenlast wel te boven komen,
vooral de kleinere gemeenten, die percentsgewijze minder
aan rente en aflossing te betalen hebben, dan de groo-
tere. maar dan toch nog steeds meer dan 1/4 der uitgave»
behalve de groep van gemeenten van 5000 inwoners en
minder, waarbij dit percentage 19.160/0 bedraagt.
Daarenboven vergete men niet, dat een groot gedeelte
van den schuldenlast het gevolg is van werken, die de-
gemeenten hebben uitgevoerd voor de verbetering van.
huisvesting, en waarvan rente getrokken wordt; even
eens bezitten de gemeenten eigendommen, die rente
geven.
Zoo, bijvoorbeeld, was in den schuldenlast der geza
menlijke gemeenten f2.122.317.000) begrepen;
voor de volkshuisvestingf 757.309000
voor eigendommen, niet voor den- open
baren dienst bestemd 322.220.000
Deze twee posten bedragen
f 1.079.529.1000