DE RAIFFEISEN-BODE.
35
maatschappij vooruit te helpen, om de welvaart te be
vorderen.
Nu zal men misschien zeggen: Wanneer een bank
iemand crediet geeft om een pleizierjacht te koopen
(laten wij bij dit voorbeeld blijven), bevordert dit de.
werkgelegenheid, en wordt de maatschappij dus absoluut
niet benadeeld.
Dit schijnt ons niet juist. Wanneer de bank geen cre
diet geeft voor het pleizierjacht, kan zij inplaats daarvan
crediet geven voor ee.n productief doel, bij voorbeeld
aankoop van bedrijfsmachines. Hierdoor wordt niet al
leen de werkgelegenheid bevorderd (de machines moeten
gemaakt worden), maar wordt ook de productie vooruit
geholpen. Door middel van de nieuwe machines kan de.
credietnemer beter en goedkooper produceeren, met het
resultaat, dat de behoeften der maatschappij beter bevrej
digd kunnen worden, en dat de welvaart, zoowel van
den credietnemer als van de maatschappij in het alge
meen, wordt verhoogd.
Dat het pleizierjacht de productie niet bevordert, en
dat het niets ter beschikking stelt van de maatschappij,,
is natuurlijk zonder meer duidelijk.
Het is dus zeer terecht, dat art. 35 lid 2 van de Mo>a
del-Statuten onzer Boerenleenbanken voorschrijft, dat
voorschotten en credieten alleen tot werkelijke verbcte-,
ring van het bedrijf mogen worden gegeven.
Vooral in dezen tijd is het noodzakelijk, dat aan dit'
voorschrift strikt de hand wordt gehouden. Vooral in
dezen moeilijken tijd mogen de banken zich er niet toe
leenen om oneconomische, maatschappelijk-nadeelige
handelingen te financieren.
Immers, alle krachten moeten worden ingespannen
om de maatschappij uit haar desolaten toestand te red
den. De banken moeten daartoe medewerken door alleen
en uitsluitend crediet te geven voor zaken, die maat
schappelijk nut medebrengen.
-V*
VRAAG EN ANTWOORD.
Vraag.
Kan het Bestuur eener Boerenleenbank besluiten, dat
aan een credietnemer, die zwak staat, verder geen gel
den meer zullen worden uitbetaald, wanneer deze cre
dietnemer zijn geheele crediet niet heeft opgenomen'?
Wij hebben hier een geval, waarin iemand, die een cre
diet van f 5000.heeft, momenteel debet staat voor
ruim f3000.Zijn borgen vreezen, dat hij niet goed
meer is voor f 5000.—, en zouden het liefst zien, dat'
wij eenvoudig verdere uitbetalingen weigerden, en dat
wij dan later, ook elke storting wel aanvaarden, maar
niets meer uitbetalen.
Het Bestuur heeft hier wel ooren naar, maar mogenl
wij dit zoo doen?
Antwoord.
H et Bestuur heeft zondermeer niet het recht aan
een credietnemer gelden te weigeren, wanneer hij bin
nen de grenzen van zijn crediet geld wil komen opnemen.
Dit is logisch. Het is zeer wel mogelijk, dat de crediet
nemer 'bij het aangaan van bepaalde transacties erop
heeft gerekend, dat hij bij de Boerenleenbank nog over
een zeker bedrag kon beschikken. Wanneer de Bank nu
plotseling haar kas voor hem sluit, komt hij misschien in
moeilijkheden, die hij in het geheel niet heeft verdiend.
Langs een omweg kan het doel echter toch wel wor
den bereikt. Het Bestuur kan namelijk het crediet op
zeggen. In de laatste uitgave van formulier 150 staat
(beding nr. 8): „De Bank kan te allen tijde de crediet-
opening opzeggen met inachtneming van een termijn
van ten minste een maand. Gedurende dien termijn zal
de ondergeteekende (d.i. de credietnemer, van het cre
diet geen verder gebruik kunnen maken dan alleen om
een eventueel hem toekomend saldo op te nemen."
Volgens de nieuwe crediet-akte's kan men 'het crediet
dus „blokkeeren" door middel van opzegging.
Men vraagt zich wellicht af: moet men dan, nadat
de termijn van opzegging verloopen is, niet tot invorde
ring van het debetsaldo overgaan? Eigenlijk wel, maar
men kan den credietnemer natuurllijk uitstel geven, er»
men kan ermede genoegen nemen, dat hij van tijd tot tijd
iets aflost.
De vroegere crediet-akte's bevatten een bepaling als
de bovengenoemde niet. Wel staat er in, dat het crediet
opzegbaar is met een termijn van ten minste een maand,
maar er wordt niet aan toegevoegd, dat reeds gedurende
dezen termijn verdere uitbetalingen geweigerd kunnen
worden. Dus zal men bij de vroegere crediet-akte's
(waarvan natuurlijk nog vele in omloop zijn) niet het
recht hebben om tijdens den opzegtermijn de kas den
Bank voor den credietnemer te sluiten.
Echter kan ook op grond van de vroegere crediet-
akte's gewoonlijk wel onmiddellijke blokkeering van
het crediet worden bereikt. Immers, hierin wordt be
paald, dat de Bank de credietopening onmiddellijk kan
doen eindigen, nadat het debet gedurende zes maanden
onveranderd is gebleven of indien de geheele schuld
niet minstens eenmaal in elk loopend, boekjaar is ge
delgd. Bij zwakke credietnemers zal deze delging meestal
wel niet plaats hebben, zoodat hun crediet dan onmid
dellijk kan worden beëindigd. Deze beëindiging moet
natuurlijk schriftelijk worden aangezegd het is feitelijk
hetzelfde als opzegging.)
De beëindiging van het crediet heeft uit den aard dei-
zaak ten gevolge, dat de credietnemer verder geen be
dragen meer kan opnemen. Een ander gevolg is, dat het
debet-saldo onmiddellijk opeischbaar wordt, maar daar
van behoeft het Bestuur geen gebruik te maken.
Onze conclusie is dus, dat aan de mogelijkheid van
verdere opnamen bij de nieuwere crediet-akte's steeds,
en bij de oudere g e w o o n 1 ij k, onmiddellijk een eind
kan worden gemaakt.
D'e opzegging (beëindiging) moet schriftelijk worden
gedaan, bij voorkeur per aangeteekenden brief. Vreest
men moeilijkheden met den credietnemer, dan is het aan
bevelenswaardig van een deurwaarders-iexploit gebruik
te maken.
Rest nog de vraag, hoe men de geleidelijke aflossing
van het debet-saldo bereiken moet. Dit is zeer eenvoudig.
Door de opzegging is het geheele debet-saldo "opeisch-