DE RAIFFEISEN-BODE. 19 om niet alleen de soliditeit, doch ook de liquiditeit op zoo hecht mogelijken basis te houden en die te bevor deren. Dan heeft de tegenspoed bij de anderen, welke voor ons land ook veel nadeel bracht, toch voor ons nog een indirect groot voordeel. Men bedenke, dat ook wij op zeer bijzondere, niet te voorziene, gebeurtenissen zooveel mogelijk voorbereid moeten zijn. CHEQUE- EN GIROVERKEER. In de circulaire, begin Augustus uitgezonden, betref fende de te nemen beveiligingsmaatregelen, stond ook vermeld als maatregel, om de kans op diefstal en beroo- ving zoo gering mogelijk te maken, de wenschelijkheid om de kas zoo klein mogelijk te houden, en dus het chèque- en giroverkeer zooveel mogelijk te bevorderen. In dit verband willen wij er nog eens op wijzen, hoe veel betalingen eigenlijk geheel noodeloos in contanten geschieden. Hoeveel malen komt het niet voor, dat het eene lid, rekening-houder van eene Boerenleenbank, aan een ander lid of spaarder eene betaling moet doen. Veelal is het dan gebruikelijk, dat het eerste lid de gel den bij den kassier gaat opnemen, deze bij het tweede lid. brengt, die deze de gelden op zijne rekening weer gaa? terugstorten bij de Boerenleenbank. Soms heeft de Kassier voor de uitbetaling aan lid No. 1 nog geld uit Utrecht laten komen, heeft hij het een dag of meerdere dagen in kas gehouden en kan hij het daarna een paar dagen later wederom naar Utrecht, terugzenden. Bij de Centrale Bank is vaak aan de nummers der bankbiljetten geconstateerd, dat hetzelfde papier na enkele dagen van dezelfde Boerenleenbank terug werd ontvan gen als aan welke het was toegezonden. Gedurende den tijd, dat het in circulatie was, kreeg de Boerenleenbank geen rente en had zij vaak nog de risico van het geld in kas te moeten houden. Hoeveel eenvoudiger en hoeveel voordeeliger en hoeveel minder risico zou er geweest zijn, indien lid no. 1 aan lid na. 2 een chèque op de Boerenleenbank had afgegeven en de laatste die chèque bij de Boerenleenbank zou hebben gebracht, om die op zijne rekening te doen bijschrijven, of, indien lid no. 1 aan de Boerenleenbank opdracht had. gegeven om de rekening van lid no. 2 voor het door hem verschuldigde bedrag te doen crediteeren. Een belangrijke rentebesparing en risico-beperking voor vele Banken, zou, naar wij meenen, door aan het chèque- en giroverkeer wat meer aandacht te besteden, kunnen worden verkregen. Verscheidene Banken doen het reeds, doch wij zijn vast overtuigd, dat er in dit opzicht nog meer te bereiken is. Reeds vaak is er over dit onderwerp geschreven en is er de aandacht op gevestigd, doch in verband met de veiligheid en de beveiliging meenden wij er nog eens extra de aandacht op te mogen vestigen. Misschien is het wel een van de beste in overweging gegeven maat regelen. Wat zou er bijvoorbeeld in het voorjaar èn door de Centrale Bank èn door de Boerenleenbanken bespaard kunnen worden, indien het bedrag der geldzendingen be langrijk kon worden ingekrompen. Veel minder groote mutatie's, veel minder kosten van geldverzending en assurantie, veel minder noodeloos ge derfde rente, veel minder groote kassen bij de Boeren leenbanken en dus veel minder kans op berooving, enz. Bevordering van het cheque- en giroverkeer (ook het plaatselijke) is niet alleen eene goede beveiligingsmaat regel, maar bovendien nog eene goedkoope; van de an dere in de circulaire genoemde maatregelen kan dit laatste niet steeds gezegd worden. De Centrale Bank zal gaarne behulpzaam zijn om het hier bedoelde verkeer in te voeren of te bevorderen. HET HANDELSREGISTER. De Hooge Raad heeft kort geleden uitgemaakt, dat een bedrijfsvereeniging voor ziekengeldverzekering valt onder de Handelsregisterwet en derhalve in het handels register ingeschreven moet zijn. Men weet, dat dergelijke bedrijfsvereenigingen, die bij de Ziektewet geregeld zijn, eigenlijk een soort half-offi- ciëele instellingen zijn. Men kan moeilijk volhouden, dat zij kooplieden zijn en handel drijven. Dat de H. R. heeft beslist, dat zij onder de Handelsregisterwet vallen, is dan ook uitsluitend een gevolg van de te ruime redactie dezer wet, een redactie, die feitelijk haar doel (inschrij ving van handelszaken) voorbij schiet. Het is niet hierop, dat wij de aandacht wilden ves tigen, doch op een merkwaardige aanteekening op de uitspraak, voorkomende in de „Nederlandsche Jurispru dentie" van 1931 op bl. 793/4, en afkomstig van Prof. Mr. Taverne (die zelf ook lid van den Hoogen Raad is). Deze schrijft onder meer: ,,Er zijn trouwens nog wel meer kooplieden, die alleen omdat zij niet uitgezonderd zijn, in he handelsregtister paraisseeren, met geen ander nuttig effect, dan dat de Kamers van Koophandel de inschrijvingskosten en de jaarlijksche contributie touchee ren". Prof. Taverne stelt vervolgens de vraag, of het geen aanbeveling zou verdienen de uitzonderingen op de verplichting tot inschrijving nader te regelen. Hij is er van overtuigd, schrijft hij, dat bij onderzoek zal blijken, dat in de handelsregisters verschillende .kooplieden" zijn ingeschreven, die, wanneer men rekening houdt met het eigenlijke doel der Handelsregisterwet (gegevens ver schaffen over handelszaken), feitelijk niet ingeschreven behoefden te zijn. De hoogleeraar stelt dus voor de uit zonderingen van de Handelsregisterwet te vermeerderen. Dit schijnt ons een zeer goed voorstel. Wanneer men nu tot onderzoek overgaat, laat men dan ook eens nagaan, hoeveel malen het publiek inlich tingen inwint omtrent de Boerenleenbanken. Wij betwij felen niet, dat dan zal blijken, dat het publiek de inr schrijvingen omtrent de Boerenleenbanken nooit of zoo goed als nooit raadpleegt en dat dus ook voor deze inschrijvingen geldt, dat zij geen ander nuttig effect heb ben dan dat zij de betrokken Kamers van Koophandel geld in het laadje brengen. ,,Het is altijd jammer", zoo beëindigt Prof. Taverne zijn aanteekening, wanneer een zoo nuttige wet als die tot instelling van een handelsregister voor enkele cate gorieën van personen of lichamen niets dan een plaag is, zonder nut voor de gemeenschap". Wij zeggen hem dit van harte na. Welke volksvertegenwoordiger spant zich er eens voor om de Boerenleenbanken van deze plaag te verlossen? Men herinnert zich, dat wij den Secretaris van de Kamer van Koophandel in Friesland, die eenigen tijd geleden een artikel in ons blad schreef, de vraag hebben gesteld, hoe dikwijls bij zijn handels register de inschrijvingen omtrent de Boerenleenbanken werden ge raadpleegd wij ontvingen op deze vraag nog geen antwoord. DE COÖPERATIE ALS ECONOMISCH VERSCHIJNSEL,1) Wij lazen onlangs in een tijdschrift een belangrijk en sympathiek artikel over Coöperatie en middenstand, waarin de schrijver zeer objectief den belangenstrijd tus- schen coöperatie en middenstand behandelde. Hij be spreekt daarin o.a. ook de uitspraak van een midden stander waar deze zegt dat het doel der coöperatie is het doen verdwijnen van den middenstand en tot de con clusie komt dat coöperatie uit economisch en Christelijk oogpunt ontoelaatbaar is. De schrijver laat de kwestie of coöperatie ten doel heeft den middenstand ten onder te brengen, liever rusten, al Overgenomen uit het ,,Geldersch Vereenigingsnieuws", behoo- rende bij het Algemeen Ned. Landbouwblad van 18 Juni j.1.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1931 | | pagina 3