OFFICIEEL ORGAAN VAN DE COÖPERATIEVE CENTRALE RAIFFEISEN-BANK TE UTRECHT No. 3 SEPTEMBER 1931 Zeventiende Jaargang DE RAIFFEISEN-BODE Vor^hiin) Hpn eer.ten van w .t .t nu Redactie en Administratie Verschijnt den eersten van iedere maand. Abonnement f 0.50 per jaar. Losse nummers 10 Cent, franco per post. Redactie en Administratie KR. NIEUWE GRACHT 29 UTRECHT. Tel. Interc. 15867 INHOUD: a. Mededeeling in zake Handboekje. b. Redactioneel gedeelte: i. Besluiten van gemeenteraden en van ingelanden van waterschappen tot het aangaan eener geldleening. 2. Het nut van uitstelformulieren. 3. De financieële moeilijkheden in Duitschland. 4. Cheque- en Giroverkeer. 5. Het Handelsregister. -- 6. De Coöperatie als economisch verschijnsel. 7. Van Heinde en Ver. (Het aandeel van de coöperatieve organisaties in het bedrijfsleven). 8. Geld- en Effec- tenmarkt. c. Ingezonden. 1. De Sirene als veilig heidsapparaat voor Boerenleenbanken. d. Adverten- tiën. MEDEDEELING. Het ligt in de bedoeling, de nieuwe (2de druk) van het Handboekje 1 Januari a.s. te doen verschijnen, zij het mogelijk in eenigszins eenvoudiger vorm dan de eerste uitgave. Er zijn echter tot dusverre nog slechts 500 exemplaren, besteld. Hoe geringer het aantal, des te duurder worden de exemplaren. Bij de eerste uitgave noteerden wij ongeveer 2500' exemplaren. Wie zich van dergelijk boekje wil voorzien, en nog niet besteld heeft, wordt verzocht, dit alsnog in den loop dezer maand te doen. Het schijnt ons gewenscht, dat elke Bank zooveel exemplaren bestelt, als zij leden van Bestuur en Raad van Toezicht telt, terwijl natuurlijk ook de kassier een. nieuw geheel bijgewerkt boekje moet hebben. Het Handboekje is, evenals het vorige, alleen bestemd voor eigen gebruik en draagt een vertrouwelijk karakter. REDACTIONEEL GEDEELTE. BESLUITEN VAN GEMEENTERADEN EN VAN INGELANDEN VAN WATERSCHAPPEN TOT HET AANGAAN EENER GELDLEENING. Een gemeente kan geen geldleening aangaan zonder dat te voren daartoe een besluit is" genomen door den raad, goedgekeurd door Ged. Staten. Een waterschap of polder kan geen geldleening aan gaan zonder dat te voren daartoe een besluit is genomen door de vergadering van ingelanden, welk besluit even eens moet worden goedgekeurd door Ged. Staten. Op deze regel bestaan eenige uitzonderingen, die wij eenvoudig- heidshalve maar onvermeld laten. Het is duidelijk, dat de Bank, die geld aan de ge meente of het waterschap leent, de zekerheid moet be zitten, dat het besluit is genomen en dat het ook is goedgekeurd. Daarom eischt zij steeds overlegging van een stuk, waarin besluit en goedkeuring zijn neergelegd. Dit stuk is geteekend door Burgemeester en Secretaris, respectievelijk door Dijkgraaf en Secretaris, terwijl de goedkeuring is onderteekend door den Commissaris der Koningin en den Griffier der Staten (namens Gedepu teerde Staten). De meeste Gemeente's en Waterschappen zullen dit stuk terug willen ontvangen voor hun archief. Immers bij hen zelf moet een bewijs berusten, dat het besluit door Ged. Staten is goedgekeurd. Er is tegen teruggave geen bezwaar, mits de gemeente of het waterschap tegelijk een afschrift ervan aan de Bank overgeeft, dat de Bank voor haar archief kan be houden en bij de inspectie kan toonen. Immers ook de Bank moet gemakkelijk kunnen bewijzen, dat het ver- eischte besluit is genomen en goedgekeurd. Dit afschrift moet „voor copy conform" geteekend zijn door den secretaris. Ook al wordt direct een afschrift afgegeven, toch vrage de Bank ook inzage van het oorspronkelijke stuk. Immers dit alleen geeft werkelijk zekerheid. Ged. Staten van Noord-Holland wenschen, dat de Bank op het oorspronkelijke stuk aanteekent, welk bedrag zij en op welken datum aan de gemeente of het waterschap, heeft uitbetaald (gelijk blijkt uit door Ged. Staten op het stuk gesteld stempel, luidende: ,,In te vullen door den geldgever. Krachtens dit besluit is opdoor den ondergeteekende uitbetaald een bedrag van (in let ters) De reden hiervan is, dat B. en W. of het Bestuur van het Waterschap anders wel eens tweemaal van hetzelfde besluit zouden kunnen gebruik 'maken om geld op te nemen. Zij zouden eerst naar Bank A kunnen gaan en haar het stuk toonen; nadat zij het geld van haar hebben gekregen, kunnen zij met het stuk naar Bank B gaan, en ook haar vragen op grond daarvan aan de gemeente of het waterschap geld te leenen. Bank B weet niet, dat Bank A de geldleening reeds heeft verstrekt, en zal er dus, niets kwaads vermoedende, op in gaan! Om zulke dingen te voorkomen dient nu de aanteeke- ning van den geldgever, door Ged. Staten van Noord- Holland gewenscht. Wanneer Bank A op het stuk heeft aangeteekend, dat zij er reeds geld op heeft gegeven, zal Bank B er natuurlijk niet in loopen. Hierin is nog een reden gelegen, waarom men niet met een afschrift alleen genoegen moet nemen, maar ook inzage van het oorspronkelijke stuk moet eischen. Im mers alleen op dit laatste teekent de geldgeefster, aan of zij geld erop heeft geleend. Wij weten niet, of ook de Ged. Staten der andere' provinciën een dergelijke aanteekening van de geldgeef ster wenschen, doch achten het niet onwaarschijnlijk, dat zij zulks doen of hiertoe zullen overgaan. De aanteekening schijnt ons wel nuttig.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1931 | | pagina 1