DE RAIFFEISEN-BODE. .13 Maar zal men zeggen: de locale Banken zijn nu vrijwel uitgeschakeld. Toch niet. De regeling kan zoo worden getroffen meen ik, dat de werkzaamheid en de winstmogelijkheid der locale Banken in 't minst niet worden geschaad, maar dat op dit punt de be staande toestand onveranderd blijft. E11 dat is noodzakelijk ook in het belang zoowel van de locale Banken als van de voorschotnemers. Eerstens dan moet de beslissing over het al of niet toestaan der (hypothecaire) voorschotten blijven aan de Besturen der locale Banken. Geen bezwaar, mits de Bank, die het voorschot toestaat zich tegenover de garant stelt voor de rich- tige nakoming van alle verplichtingen. De locale Bank krijgt daardoor het risico, dat ze nu ook draagt, niet minder, maar ook niet meer. Tweedens: De administratie van de hypothecaire voor schotten wordt door de locale Banken voor de „R.H." ge voerd. Daar, bij de locale Banken, hebben dus de aflossingen en rentebetalingen plaats, geheel zooals thans en de locale Banken verrekenen alles in rek. cour. met de Door deze regeling blijft iedere locale Bank steeds op de hoogte van den stand der voorschotten waarvoor ze garant bleef. Ze behoudt dus de gelegenheid tot tijdig" ingrijpen door waar schuwing of opzegging evengoed als thans. DerdensDe locale Bank stelt ook het renteprocent vast en dat kan van Bank'tot Bank verschillend zijn; ook dat is geen bezwaar. Laten we veronderstellen, dat de „R.H." 4 pandbrieven uitgeeft en dat zij voor administratie- en andere kosten een rentemarge noodig heeft van kt (de ingeschreven hypo theken beloopen ettelijke millioenen en de kosten zijn betrek kelijk gering). Een locale Bank staat nu aan een van haar leden een hypotheek toe van 10.000.Die hypotheek wordt inge schreven ten name van de „R.H." De locale Bank blijft garant. Ze verstrekt 10.000.aan voorschotnemer (for meel aan de „R.H." en deze weer aan voorschotnemer) en krijgt van de „R.H." 10 pandbrieven van 1000.rentende 4 De locale Bank heeft de rente voor hypotheken bepaald op 4)4 Die rente wordt voorschotnemer natuurlijk schul dig" aan de „R.H.", die echter maar een rente verlangt van 4ï4 De locale Bank kan dus voor risico en administratie kosten bij de „R.H." in rekening brengen j/> en heeft alzoo haar gelden uitgezet a 4Ï/2 Bij de aflossing der hypotheek neemt de „R.H." de pand brieven terug, naar gelang wordt afgelost. Alles blijft dus practisch bij het oude. Alleen brengt het nieuwe instituut noodzakelijk .eenige kosten mee, door mij ge schat op )4 fo. Dat moet als een schadepost beschouwd wor den. Maar voor die premie is gekocht de liquiditeit der hypo theken en die is daarmee, naar mijn meening, niet te duur betaald. De administratie der locale Banken blijft onveranderd en de verrekening met de „R.H." zal zich stellig bepalen tot het periodiek invullen van enkele eenvoudige staten. Voor het verkrijgen van noteering ter beurze zal het noo dig zijn, dat de pandbrieven zich ten deele ook in handen van het publiek bevinden en dus verhandeld worden. Be zwaarlijk lijkt mij dat niet, integendeel. De daardoor ver kregen gelden kunnen evenals, het gestorte aandeelenkapitaal zeker emplooi vinden in het ressort van Boerenleenbanken, die niet over genoeg eigen middelen beschikken om aan alle soliede aanvragen te voldoen. En het schijnt anderzijds niet ongegrond te verwachten, dat de pandbrieven, van deze hypo theekbank bij het publiek gretig ingang zullen vinden, omdat ze zeer bijzondere waarborgen bieden. Laat ik herhalen wat ik boven reeds zei: Mijn bedoeling is het oordeel van bevoegden uit te lokkenDu choc des ópnions jaillit la vérité, R. J. DE THEYE, Secretaris van den Ring „Arnhem". ONZE LIQUIDITEIT. I. Bij de stichting der Boerenleenbanken was het voor naamste doel het verschaffen van landbouwcrediet op korten termijn. De ontwikkeling der banken is echter een geheel andere geweest. Blijkens de „Mededeelingen" is in 1929 administratief 17 der voorschotten terugbetaald. Dat beteekent dat gemiddeld de voorschotten langer dan 12 jaar loopen. Die voorschotten worden voor een deel verleend aan niet-boeren. We kunnen dus gerust zeggen, dat onze Locale Banken hoofdzakelijk credieten (en niet alleen Landbouwcrediet) verleenen op langeren termijn (borgstellingen en hypotheken) en daartoe gebruik maken van op korten termijn opvraag bare spaargelden. Op deze wijze in ons Raiffeisensysteem groot geworden en mag het zich in een voortdurenden bloei verheugen. Pogingen 0111 deze ontwikkeling kunstmatig in andere banen te leiden, hebben steeds gefaald. Liet groote voordeel onzer nieuwe dispensatieregeling is dan! ook, dat ze in deze alle tot 1111 toe gevolgde struisvogelpolitiek opzij zet en zich aanpast bij wat practisch gegroeid is. Niet langer stelt zij bijvoorbeeld hypothecaire voorschotten bij andere ten achter. Wij achten dit een daad van wijs beleid. Wat geeft het om de theoretische eisch van overwegend korte credieten te stellen, als dit practisch toch niet door te voeren is? Blijkens de milde toepassing der dispensatieregeling stelt ook de Centrale zich op dit standpunt. Is daar gevaar bij Wij gelooven van niet. Mits de Locale Banken er gestreng op toe zien, dat ie. nooit voorschotten verleend worden aan fabrieksonder- nemingen (industrieel crediet) 2e. vaste goederen niet aanmerkelijk hooger getaxeerd wor den dan de algemeene waarde als weiland, bouwland of woning (dus niet als bouwterrein, tuinbouwgrond, bol- lengrond enz.) 3e. steeds regelmatige aflossingen bedongen worden, bij borgtochten in het algemeen hooger dan bij hypotheken 4e. voor een betere risicoverdeeling de grootere posten zoo veel mogelijk vermeden worden. Wij gelooven. dat een uiterste soliditeit bij ons Raiffeisen systeem tevens de beste liquiditeit is. Want deze zal dan niet gauw op de proef gesteld worden. II. Toch is het plicht, de liquiditeit zoo hoog mógelijk op te voeren, hooger dan tot heden. Liet gaat bij onze Utrechtsche banken om voortdurend grootere bedragen. Men mag niet verwachten, dat altijd alles op rolletjes zal blijven gaan. Hooge boomen vangen meer wind en kunnen niet zoo gauw van elders steun krijgen. Bij tegenslag zullen ze zich uit eigen kracht overeind moeten houden, of verloren zijn. Het komt mij voor, dat ook het Bestuur der Centrale wel eens in deze richting zal denken. Hoe groot er de omvang van het stelsel wordt, hoe moeilijker het voor de leiders is, het geheel te overzien en in de hand te houden. Een verdere uitbouw schijnt ons dan ook wat benauwd toe, tenzij daarmee een verhoogde liquiditeit samen kan gaan. E11 deze lijkt ons al leen mogelijk, wanneer andere wegen gevolgd worden dan tot nu toe. Een ruimere deponeering van spaargelden bij de 'Centrale schijnt ons niét werischelijk. Gelukkig hebben we tot nu toe bekwame leiders getroffen; men moge niet aan nemen, dat dit altijd in dezelfde mate het geval zal zijn. Dus moet gestreefd wórden naar een grootere liquiditeit bij de Locale Banken zelf en wel voor de vrije spaargelden. Vrijwel het eenige middel daartoe is eén ruimere belegging in soliede obligaties. En in dit opzicht willen wij uitdrukkelijk stelling nemen tegen de gangbare meening in onze kringen, ook tegen die

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1931 | | pagina 5