'°3 V»
,0:7»
'°'74
997»
'°37s
UIT ONZE BOERENLEENBANKEN.
DE LIQUIDITEIT DER BOERENLEENBANKEN
EN WAT DAARMEE SAMENHANGT.
DE RAIFFEISEN-BODE.
5
6 Nederland 1922
5 0/0 Nederland 1919
4V2 °/o Nederland 1916
4V2 °/o Nederland 1917
4 0/0 Nederland 1916
4 Nederland 1931
6 0/0 Ned. Indië 1922 A
6 o/0 Ned. Indië 1922 B. C.
6 o/0 Ned. Indië 1921 G
5V2 °/o Ned. Indië 1921 D
51/2 °/o Ned. Indië 1923 C
5 0/0 Ned. Indië 1915
5 0/0 Ned. Indië 1923 A
5 Ned. Indië 1923 B
4V2 °/o Ned. Indië 1926
4V2 Ned. Indië 1929
4Zi% Ned. Indië 1931
4 o/0 Amsterdam 1930
41/2 o/0 Amsterdam 1930
4 o/o Den Haag 1930
41/2 0/0 Den Haag 1929
4 o/o Rotterdam 1930
4/^2 Rotterdam 1926/30
4V2 °/o Grondkapitaalbank
5 0/0 Grondkapitaalbank
4 0/0 Staatsspoor 1931
41/2 0/0 Staatsspoor 1926
1 juni
15 Juni
30 Juni
1027,6
103
02
'01 '7,6
102
'0I'7 .6
102
'033 4
'02l5/,e
104
'03 'h
JO'7.
10374
1027,,
1007,6
'O'17e
ioi"
101
ioi/s
'01
'O'Vs
'O'Vs
103 7j
103
103
1017»
'01' 4
101 '/4
lOl'/2
1014
'01
'01 74
'01 /4
'Ol'/ie
toi'/2
1003/S
100
too 3/8
10*1 3 8
9774
r7'7 6
98
973U
97'7.e
98
100 v,6
97/4
977b
98 >/4
99 4
ioo3/.,
102
10374
104
9974
993Ii
102
io372
9"V 2
98' 4
98716
10'7»
IOI7'g
ioi»/„
lOI
IOl
101
10U/2
101'/,
101V,
987s
9974
100
I02s/8
'0374
1023/4
Op de laatste ledenvergadering van den Ring „Arn
hem" maakten het pas verschenen verslag over 1930 van
de Centrale Bank en de Mededeelingen betreffende de
Locale Boerenleenbanken over 1929 mede punt van be
spreking uit. En daarbij werden opmerkingen gemaakt,
die ook in ruimer kring misschien belangstelling vinden.
Uit die gepubliceerde verslagen blijkt, dat het effec
tenbezit van de Centrale Bank thans pl.m. 17 millioen
bedraagt en dat van de gezame'ijke locale Banken (op
31 Dec. '29) pl.m. 14 millioen. In 't geheel heeft onzel
coöperatie dus een effectenbezit van ruim 30 millioen.
Deze post is in de laatste jaren beduidend gestegen en
vertoont nog steeds neiging tot aanwas.
Als belangstellend en belanghebbend lid vraagt men
zich af hoe de ontwikkeling in deze richting moet worden
beoordeeld. Of dat een gunstige of een bedenkelijke ont
wikkeling is. En dan helt zeker menigeen over tot de
laatste meening. Onze tijd kenmerkt zich allerminst door
stabiliteit van prijzen, ook van effectenprijzen. Een koers
daling van eenige procenten zou groote verliezen veroor
zaken. En het moet toch zeker niet onmogelijk worden
geacht, dat de koersen afzakken naar het peil van vóór
10 of 15 jaar of nog lager. Zoo stabiel lijken de economi
sche en po'itieke verhoudingen in de wereld heusch niet!
Daarom moet vergrooting van het effectenbezit zeker
niet wenscheüjk worden geacht. En toch zijn de omstan
digheden thans zoo, dat het ongewenschte heel licht ge
beuren zal.
IJ, Volgens de thans geldende regelen moet iedere Locale
Bank en moeten dus ook alle gezamelijk een belangrijk
deel van de opgenomen gelden (spaargelden plus depo
sito's in Rek. Cour.) liquide houden. Hoe groot dat deel
precies is hangt van omstandigheden af, maar Banken
met 25 of meer procent liquide middelen zijn vaak nog;
onder de dispensatiegrens en streven daarom naar ver
grooting van haar liquide bezit. Men zal dus waar
schijnlijk niet te hoog schatten als men aanneemt, dat
over eenige jaren, als de nieuwe dispensatieregeling zal
hebben doorgewerkt, het liquide bezit van de Banken
minstens 1/3 deel zal bedragen van de opgenomen gelden.
Het totaal der opgenomen gelden bedroeg op 31 Dec.'29
pl.m. 350 millioen, zoodat de liquide middelen waar
schijnlijk binnen enkele jaren zullen oploopen tot 120
millioen of hooger. Op 31 Dec. '30 bedroegen ze minder
dan 100 millioen. Voor de eerstvolgende jaren zullen we
dus moeten rekenen op een vergrooting van die mid-
de'en met een paar tientallen van millioenen.
Nu zijn er voor de Locale Banken twee manieren om
de gelden liquide te beleggen: deponeeren bij de Cen
trale Bank of aankoopen van effecten. Welke van deze
beide zullen de Banken kiezen?
Deponeeren bij de Centrale Bank is altijd onvoor-
deelig. De gelden daar geplaatst leveren voor de Locale
Banken geen winst, veelal nog eenig verlies op. (Bij den
tegenwoordigen rentestand een beduidend verlies, maar
dat willen we als abnormaal buiten beschouwing laten).
Een Bank die 1/3 deel van haar opgenomen gelden bij
de Centrale deponeert, zal als regel wel niet veel winst
boeken.
Belegging in effecten is veel voordeeliger en de ver
leiding om daartoe over te gaan is dan ook voor de
Besturen wel heel groot.
Het blijkt dus wel heel duidelijk, hoezeer de nieuwe,
eischen van liquiditeit de werking onzer Banken bemoei
lijkt hebben. De commercieele Banken zullen wellicht
niet zonder eenig leedvermaak die belemmeringen aan
haar gevaarlijke concurrenten in den weg hebben zien
leggen!
Maar het constateeren alleen van deze moeilijkheid
brengt ons niet verder. Er dient gezocht te worden naar