94
DE RAIFFEISEN-BODE.
Volgens de vroegere bepalingen moesten akten, uitgaande
van de gemeente, worden onderteekend door Burgemeester
en Secretaris, namens het College van B. en W.
Volgens het nieuwe art. 78 vertegenwoordigt de Burge
meester de gemeente bij alle buitengerechtelijke rechtshan
delingen, die voor haar moeten worden verricht.
Thans zal dus alleen de Burgemeester de van de Gemeente
uitgaande akte's moeten teekenen.
Wij laten in verband hiermede onze formulieren, voor
Gemeente's bestemd, herdrukken.
Ter voorkoming van misverstand voegen wij hieraan toe,
dat blijft gelden het voorschrift, dat een schuldbekentenis
moet worden mede-onderteekend door den Ontvanger. Er
moet immers bewijs zijn dat de gelden door hem ontvangen
zijn. Alleen wanneer de gelden niet in contanten aan hem
worden overhandigd, doch aan de gemeente worden' gegi
reerd, behoeft hij de schuldbekentenis niet mede te teekenen.
Immers dan verkrijgt men op andere manier bewijs, dat de
gelden in de kas der Gemeente gevloeid zijn.
De nieuwe schuldbekentenis voor een Gemeente richten
wij derhalve zoo in, dat de Ontvanger moet mede teekenen,
wanneer hij de gelden in contanten ontvangt. Worden zij
gegireerd, dan behoeft hij niet mede te teekenen.
UIT ONZE BOERENLEENBANKEN.
DE COÖPERATIE EN DERDEN.
Benschop, 11 Mei 1931.
Aan de Redactie van De Raiffeisen-Bode
te Utrecht.
M.
Naar aanleiding van het geplaatste in De Raiffeisen-Bode
van Mei j.1. genaamd ,,De Coöperatie en Derden", ben ik zoo
vrij over het laatste gedeelte hierin vermeld, dat door U
wordt betwijfeld, dat er reden is om verschil te maken in de
renteuitkeering aan spaarders-leden en spaarders-niet-leden,
met U van meening te verschillen.
Bij onze Boerenleenbank, toen ik nog bestuurslid was, heb
ik voorgesteld om 34 Pct- verschil te maken tusschen spaar
ders-leden en spaarders-nietleden, op grond, dat men alleen
nieuwe leden kreeg, die geld noodig hadden.
De spaarders waren liever geen lid in verband met de
onbeperkte aansprakelijkheid, en daar ze toch net zooveel
rente uitgekeerd kregen, kwam van toetreding niets.
Het geheele Bestuur en de Raad van Toezicht gingen hier
mede accoord.
Nu wil ik U de vraag stellen, wat bij een Coöp. Boerenleen
bank de onbeperkte aansprakelijkheid is als zekerheid, wan
neer de leden bijna alle voorschotnemers of credietnemers
zijn?
Door de J4 pct. verschil der renteuitkeering is er een
prikkel ontstaan 0111 lid te worden, hetgeen ook hier ge
bleken is in toetreding van spaarders-niet-leden tot spaar
ders-leden.
Ook bij de gelijkstelling der rente waren er spaarders-leden,
die van plan waren om als lid te bedanken, daar ze als niet-
leden net zooveel rente uitgekeerd kregen en dan niets met
de onbeperkte aansprakelijkheid hadden te maken, en zijn
nu zeker van die plannen afgestapt, want er heeft er nog
geen één als lid bedankt.
Verder wilde ik de vraag stellen wat er voor spaarders
de reden kan zijn om geen lid te worden, om dan pct.
rente meer te ontvangen, als er spaarders zijn dat de reden,
is klaplooperij, dan hebben ze een punt 0111 uit te zoeken wat
voor hen het voordeeligst is, geen lid of pct. meer rente.
Op Uw antwoord bij voorbaat mijn dank.
Hoogachtend,
J. BOS Jzn., Kassier.
Noot der Redactie.
Naar wij in het door den geachten inzender bedoeld
artikel deden uitkomen, vinden wij voor beide standpuntei
iets te zeggen. Wij zijn in het geheel niet blind voor het doo:
inzender aangevoerde argument, hoewel wij meenen, dat hi
de waarde hiervan overschat. Naar onze overtuiging is di
onbeperkte aansprakelijkheid toch nog een voldoende zeker
lieid, wanneer bijna alle leden voorschot- of credietnemeri
zijn. Dat iemand voorschot of crediet heeft, wil nog nie;
zeggen, dat hij niets bezit. Er zijn zelfs rijke boeren, dii
een crediet hebben, hetzij omdat zij hun vermogen hebbn
vastgelegd in roerende en onroerende goederen en derhalv
bedrijfskapitaal behoeven, hetzij dat zij het gemakkelijk vin
den een rekening-courant te hebben. Ook het hebben van ee
voorschot is in het geheel niet een bewijs van armoede
Zelfs de gegoedste boer kan tijdelijk een voorschot noodii
hebben.
Intusschen geven wij den inzender gaarne toe, dat de waar
de der aansprakelijkheid stijgt, naar mate men niet-voorschot
of credietnemers lid der Bank zijn.
Wij bevelen zijn zienswijze aan onze leden ter over
weging aan.
DE OUDE KASSIER.
Kameraad Busé, laat ik je eens even de hand mogen druk
ken voor je warm gesteld stukje in de Raif feisen-Bode vat
April j.1. In gedachten dan want er liggen heel wa
bunders en watergangen tusschen Uw arbeidsveld en he
mijne.
Enkele jaren geleden heb ik ook eens een lans gebrokei
voor pensionneering van kassiers. En ik legde daarbij du
nadruk met in de eerste plaats op het persoonlijk belang vai
den kassier (juister genoemd bedrijfsleider), doch op he
groot belang, dat de Bank er bij heeft, om zonder veel be
zwaar een nieuwe kracht te kunnen aanstellen, als de oudt
nu ja, nog wel niet versleten, maar toch oud begint t<
worden.
De Centrale Bank heeft kort daarna (ik ben niet zot
trotsch om mij in te beelden, dat mijn stukje daar den stoo
toe gaf), zich beijverd, om de Banken in de gelegenheid t
stellen, deze voor hen zoo belangrijke zaak te regelen. Er -
een collectief verzekering-contract gesloten en vele kassieis
zijn daar aardig mee gebaat. Doch voor de ouderen kwan
het tarief zóó hoog, dat het ongedaan bleef.
En zoo heeft kameraad Busé in zijn stukje een pijnlijks
plek aangeraakt in onze zoo schoone organisatie.
Ja, wij worden oud. Wij gevoelen dat zelf ook. Wat wij
tien jaar geleden vlug en vlot deden, gaat ons meer inspan
ning kosten. Dat komt, omdat de veerkracht minder geworden
is. Of de menschen al zeggenhet gaat nog bestwij ge
voelen zelf wel, dat de tijd nadert voor een eervol ontslag.
Aan hulde zal het dan niet ontbreken. Mogelijk nog wel
een pluimpje in de Raif feisen-Bode op den koop toe. En dat
er geen opvolger zal zijn daar behoeven wij niet ongerust
over te wezen. Het „baantje" van kassier lacht velen toe.
Dat belooft een spannenden verkiezingsavond te worden
met veel vroolijkheid en niet minder naijver. Doch voor
Bestuur en Raad van Toezicht is het geen beste avond. Z j
hebben hun ouden werker lief gekregen.
Zij beseffen, hoe hard het hem vallen moet, om van zijn
arbeid te scheiden. Doch zij moeten zijn besluit billijken. Ja,
zij vinden het eigenlijk zoo gelukkig, dat de man zelf om
ontslag gevraagd heeft. Want zijn eerlijkheid bleef door al
de jaren heen ongekreukt. Zijn ijver bleef onverminderd.
E11 het zal moeilijk zijn, om iemand te vinden, die zóó hei
vertrouwen had.
Maar er is één ding: hij is oud geworden\
riend Busé, gij vraagt zoo ontroerend: „Is oud worden
dan een gevaar?"
Kom, kameraad, niet al te zwaarmoedig.