66 DE RAIFFEISEN-BODE. REDACTIONEEL GEDEELTE. HET WERKGEBIED. (CONCURRENTIE OF SAMENWERKING?) Artikel 3 sub 5 der statuten bepaalt, dat tot leden der Boerenleenbank personen kunnen worden aangenomen, welke wettelijke woonplaats hebben binnen het bij Huis houdelijk Reglement aangegeven werkgebied der bank. Zooals bekend zal zijn werd dit werkgebied, vóór de Statutenwijziging in 1925, omschreven in de Statuten. Die omschrijving luidde meestal: de plaats of gemeente van vestiging en de aangrenzende gemeenten. Men kon inder daad van een nogal rekbaar werkgebied spreken en het kwam dan ook voor, dat een boerenleenbank zoodoende bijkans een halve provincie (en zelfs nog gedeelten van andere provincie's) als haar werkgebied kon beschouwen. Daarbij kwam, dat naburige boerenleenbanken en die in aangrenzende gemeenten gevestigd, eveneens boven bedoelde ruime omschrijving van het werkgebied hadden. Het is duidelijk, dat op deze wijze meerdere omstreden- gebieden ontstonden. Dank zij de vredelievende neigin gen van de besturen onzer boerenleenbanken werd de strijd meestal vreedzaam beslecht en vormde zich in de praktijk voor elke boerenleenbank een bepaald werkge bied, al was dat dan niet altijd met lijntjes op de kaart afgemeten. Meestalmaar er waren ook banken, die geen duim breed wenschten af te staan van een werkgebied, waarop zij als oudere meenden al haar rechten te kunnen blijven handhaven, wanneer er nieuwe banken werden opgericht in een naburig dorp of een aangrenzende gemeente. Daardoor ontstonden ongewenschte toestanden met de gevaren van dubbel lidmaatschap en voorschotverleening aan één persoon door meerdere boerenleenbanken. Het is geen wonder, dat men in 1925, bij de statuten wijziging over de geheele linie, aan dit punt ook bijzon dere aandacht schonk. Men werd het er over eens de omschrijving van het werkgebied uit de statuten te schrappen en die bepaleng te doen verhuizen naar het Huishoudelijk Reglement. Het groote voordeel hiervan was, dat wanneer later een nadere of andere omschrijving noodzakelijk of gewenscht zou blijken, men eenvoudig met een besluit der Alge- meene Vergadering tot wijziging van de desbetreffende bepaling in het Huishoudelijk Reglement kon volstaan en niet genoodzaakt werd tot een nogal kostbare statu tenwijziging over te gaan. Daar ook alle Huishoudelijke Reglementen moesten worden herzien, deed zich een mooie gelegenheid voor de omschrijving van het werkgebied iets nauwkeuriger te bepalen. Velen gaven dan ook aan het advies van de Centrale gehoor om het werkgebied in overleg met na burige banken of met het Ringbestuur nader vast te stellen. Er waren er echter ook, die meenden dat een nauwkeurige grensbepaling tot de onmogelijkheden be hoorden en toch aan de oude, ruime omschrijving de voorkeur bleven geven. Zij vertrouwden blijkbaar zeer sterk op de blijvende vredelievendheid van naburige ban ken, waarvan we boven spraken. Dit vertrouwen in de zusterinstellingen werd meestal niet beschaamd, maar ook onder zusters komt het wel eens voor, dat ze elkaar in de haren zitten, vooral als de een zich iets toeëigent,, waarop de ander meent evenveel of méér recht te hebben. Een geval van recenten datum staat ons hierbij voor den geest. Bank A had aan een lid, wonende in de buurtschap pl.rn. 5 K.M. ten Westen van A, een voorschot gewei gerd. Dat lid klopte bij bank B, gevestigd in een plaats 3 K.M. ten Oosten van A aan, werd daar als lid toege laten en kreeg daar het voorschot (onder hypothecair! verband). Onjuist natuurlijk, daar hier de bedoelde buut schap duidelijk onder het werkgebied van de Bank viel. Bank B, er over geïnterpelleerd, gaf echter ten an] woord, dat ook bank A in directe omgeving van bank leden telde en aan hen voorschotten gaf. (Opgemerkt dient dat beide banken in dezelfde gl meente werken). De oorzaak van een dergelijken ongewenschten to| stand is ,o.i. in de eerste plaats een wel wat erg ruin' omschrijving van het werkgebied. Juist door het gemis van een goede omschrijving va het werkgebied ontstaan dergelijke onaangenaamhedc; zoo gemakkelijk. De verleiding om een goede post 1 plaatsen is soms zoo sterk, dat men, hoewel men voel iets minder juist te doen, er toch toe overgaat, daar me er formeel nog onderuit kan. Wij dringen er bij onze boerenleenbanken daarom ml eens met kracht op aan, in het Huishoudelijk Reglemen het werkgebied zoo nauwkeurig mogelijk te bepah j Overleg met de naburige banken is daartoe noodzakeli]!' Er zullen zich moeilijkheden voordoen, maar door gl zamenlijk overleg en met goeden wil zijn deze voor ee groot deel uit den weg te ruimen. Hierbij houde men a rekening mede, dat ook eene bepaling als b.v. „gl meente en naaste omgeving" geen juiste afbakening bl teekent. Wanneer het mogelijk is, noerne men b.v. de plaat van vestiging en eenige naburige ^dorpen, buurtschappe. of gehuchten. En is men eenmaal zoover, dat iedere bank een goe: omschreven werkgebied heeft, dan heeft men er zich aal te houden en kunnen zich geen moeilijkheden voordoe als bovenbedoeld. Kan men niet tot een goed afgebakend werkgebie komen, zoodat er nog gemeenschappelijk werkterreil overblijft, dan blijft oppassen en overleg noodzakelijk" De banken behooren o.i. dan overeen te komen gee personen uit het gemeenschappelijk werkgebied als li] aan te nemen en voorschotten of credieten te verleeneii dan na gezamenlijk overleg. Er moet geen minder fraai concurrente bestaan, waardoor de belangen van de ban! ken tenslotte geschaad worden. Slechts door samenwerking behoudt men gezonde toe' standen en voorkomt men onaangenaamheden. We hopen, dat deze uiteenzetting ertoe moge leiden dat de Besturen de omschrijving van het werkgebied nos eens onder de loupe nemen en zoo noodig jn overlcï met dc naburige banken of met de Ringbesturen nadc vaststellen. Men denke er aan, dat men opgave van de wijzigingen verstrekt aan de Centrale Bank. Immers de goedkeurir.i van het Huishoudelijk Reglement is aan de Centrak Bank. Sommige banken vergeten dit blijkbaar. WAARVOOR MEN MOET OPPASSEN BIJ HET AANSPREKEN VAN BORGEN. Dat is: dat men de schuld niet tusschen de horgen verdeelt Art. 1875 Burgerlijk Wetboek bepaalt: Indien dl schuldeischer zelf, en vrijwillig, zijn rechtsvordering veil deelcl heeft, kan hij tegen die schuldsplitsing niet wedeij opkomen, al waren zelfs eenige der borgen onvermogend; vóór den tijd dat hij de schuld verdeeld heeft". Stel dus, dat een bank van een debiteur te vorderen heeft f 1000.en dat er twee borgen zijn; de bank: schrijft ieder van de borgen aan tot betaling van f 500,—; dan kan zij later nooit meer de geheele f 1000.— van een! der borgen vorderen, wanneer mocht blijken, dat de ander niet betalen kan. De bank zit dus aan de doon

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1931 | | pagina 2