H 50 DE RAIFFEISE N-B ODE. REDACTIONEEL GEDEELTE. BIJ DE JAARWISSELING. Het valt niet moeilijk ditmaal afscheid te nemen van het oude jaar. Immers het heeft velen onzer niet ge bracht het vele goede, dat wij er bij de intrede van had den gehoopt en verwacht. Integendeel, 1930 is voor den Vaderlandschen Land en Tuinbouw en zijn beoefenaren een in vele opzichten teleurstellend en ongunstig jaar geweest, een jaar, rijk aan teleurstellingen en tegenslagen, een jaar dat ons lang zal heugen. Inderdaad het valt moeilijk op lichtpunten te wijzen. De financiëele uitkomsten der bedrijven in de akker- bouwstreken zijn allerbedroevendst. In de nijvere Veen koloniën zijn de moeilijkheden al niet minder groiot.. Ook de Tuinbouw heeft reden tot klagen. En dat in een land, waar de bodemproductie van zoo groote beteeke-: nis is en waar de inrichting der bedrijven en de exploi tatie van den grond op een zoo hoog peil staat als inder daad in ons vaderland het geval is. In tegenstelling met de vorige landbouwcrisisi, kan ditmaal geen sprake zijn van achterlijkheid van het bedrijf. Integendeel! De landDouw heeft in menig opzicht een hoogte bereikt als in weinig landen het geval is. Dei productie is hoog opgevoerd. ALe middelen, welke kun nen worden aangewend voor een rationeele exploitatie, werden toegepast. En de oogsten waren veelal overvloe dig. Van misoogst of misgewas was in het algemeen geen sprake en toch zijn de geldelijke uitkomsten in vele gevallen ontoereikend om de gemaakte onkosten goed te maken. Er is in sommige streken een noodtoestand geschapen, welke loodzwaar drukt op dat gedeelte van de bevolking, dat in rusteloozen ijver van den akker vruchten weet af te dwingen, welke zij noodig heeft om> te voorzien in de behoeften van het dagelijksche leven/ De afzet der productie gaat met groote moeilijkheden gepaard en dan nog veelal tegen prijzen, welke niet loo- nend zijn. De lasten en kosten zijn belangrijk gestegen. Groote afzetgebieden zijn verloren gegaan. De tolmuren worde;ni steeds hooger opgetrokken en onze vroeger zoo begeerde producten worden op de buitenlandsche markten zooveel mogelijk geweerd, hetgeen des te grievender en schrij nender is, omdat op internationale conferenties alge meen de wensch te kennen gegeven werd den vrijen handel zooveel mogelijk te bevorderen. Des te teleur stellender zijn de gevolgen geweest. De crisis is universeel. Zij teistert de geheele wereld- In het rijkste werelddeel aangevangen, heeft zij zich over de geheele aarde verbreid. Overal en van alle voort brengselen is overproductie, een te veel. Men spreekt zeifs van een verarmenden overvloed. De leer van Mal- thus heeft afgedaan. De vrees, dat het productievermogen der aarde niet in staat zou zijn de sterk' toenemende be volking te voeden is ongegrond gebleken. Toch zijn groote gebieden der aarde voor vele producten ontoe gankelijk; naast overproductie bestaat onderconsumptie, wellicht gebrek. Tot op zekere hoogte is dit een lichtpunt in de duisternis. De omvang van de crisis en van de algemeene malaise geeft daaraan het karakter va,n een geweldige wereldcrisis. Dat maakt de hulp zoo bui tengewoon moeilijk. De regeeringen hebben een buiten gewoon zware taak. De enorme toeneming der werk loosheid maakt den toestand nog des te erger. Allerwege heerscht onrust en gebrek aan vertrouwen. Het evenwicht tusschen stad en land is verbroken; de tegenstellingen: nemen toe. Hoe zal de chaos zich ontwarren? Niemand, die het weet. In elk geval is het thans meer dan ooit dei tijd, dat wij ons ernstig moeten afvragen, welke midcU kunnen worden aangewend, om uit de moeilijkhedet geraken. Ook de kleinste middelen mogen daarbij worden verwaarloosd, zelfs niet die, welke geringsc tencl als „lapmiddeltjes" worden betiteld. Gelukkig worden vastgesteld, dat niet alle bedrijven en alle strei evenveel van den crisis hebben geleden. En met ina was dc toestand op de zandgronden met zijn gemeni bedrijven gedurende de eerste helft van 1930 nog zoo ongunstig als die in streken, waar uitsluitend aki bouw *wordt gedreven of waar voornamelijk hand! gewassen worden geteeld of waar landbouwindustril zijn gevestigd. Onze organisatie, welke gedurende zoovele jaren lij bestaansrecht heeft bewezen, neen, welke zooveel h] bijgedragen tot de verheffing van den landbouwersstc, in al zijn geledingen, volgt met groote belangstelling] ontwikkeling van den loop der gebeurtenissen. Tot dusverre heeft onze organisatie, het mag ij groote voldoening worden vastgesteld, haar hooge 1] ping, den vaderlandschen land- en tuinbouw in al 1 vertakkingen en schakeeringen te financieren, begrep] en nimmer werden daarbij teleurstellingen van ee,n] beteekenis ondervonden, zooals bij andere instelling helaas herhaaldelijk het geval was. i Het Land- en Tuinbouwcrediet is hier te lande J nemend georganiseerd en het vertrouwen, dat in instellingen kan en moet kunnen worden gesteld, is - geschokt. j Maar juist deze gunstige omstandigheid legt ons grojj verplichtingen op, verplichtingen, welke wij ons th| meer dan ooit bewust moeten zijn. Meer dan ooit is het thans de taak, van al onze led) om schouder aan schouder te staan, om het mooie, gr<^ en nuttige werk, dat in een vroegerén crisistijd is aaib vangen, voort te zetten en te volmaken, opdat, ook; eten komenden tijd, welke in zoovele opzichten dor! is, gedaan zal kunnen worden, wat in het belang \j land- en tuinbouw noodig zal zijn. Gelukkig staat onze organisatie hechter dan ol Zij is kerngezond en menschelijkerwijze gesproken tea groote moeilijkheden opgewassen en bestand. Met spanning van alle krachten, met eensgezinde en hl monische samenwerking van alle colleges en organ zullen ook ditmaal de moeilijkheden kunnen word overwonnen. Dankbaar voor de steeds ondervonden krachtige menwerking, doen wij daarop een hernieuwd bero] E11 wij weten ook, dat dit niet tevergeefs zal zijn. In die verwachtingen treden wij met groote geri heid en met onwrikbaar vertrouwen den nieuwen n( kring tegemoet. Het verleden staat er ons borg vos dat al hetgeen in gunstiger tijden werd opgebouwd, :i| zal verloren gaan, ook al zullen talrijke moeilijkhe i moeten worden overwonnen: Nog steeds maakt eendrest macht. Bovendien mag in een land als het onze, waar het uiterst moeilijk is voor den landbouw wat gedaan krijgen, toch wel worden verwacht, dat de beoefenaij van den land- en tuinbouw zich eensgezind achter hu 1 leiders zullen scharen om te trachten datgene te bereiT( dat nuttig en noodig wordt geacht. Dit moge wel terdege worden overdacht, wanna U nieuw e voorstellen mogen bereiken om daar, wal noodig, helpend en steunend te kunnen optreden. Meer dan ooit is het thans noodig, dat de gea van Raiffeisen („Allen voor één, één voor allen!") cl beziele en doordringe, waar het geldt den vaderla S schen landbouw voor zoover onze orgarKsatie daan] kan medewerken voor verarming en ondergang te Ij hoeden.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1931 | | pagina 2