26 DE RAIFFEISEN-BODE. voortdurend kan dekken. Ook hier moet dus de inkoop bij een groot aantal leveranciers, ten deele eierverkoop- coöperaties, geschieden. Helaas geven deze niet steeds blijk van een vooruitzienden blik. Zij hebben, wanneer zij in een ander afzetgebied eens bij zeer dringende be hoefte (Paschen) betere prijzen konden maken, hun grooten afnemer, de verbruiksorganisatie van Krupp, in den steek gelaten. Wanneer deze ondanks zulke gebeur tenissen trouw aan haar principe blijft om slechts Duit- sche eieren te verhandelen, dan verdient dat bijzondere waardeering. Wij zagen een zeer uitnemende kwaliteit van vroege aardappelen, die tot onze vreugde niet uit Holland, maar van de vereeniging van kweekers van vroege aardappelen te Karst in het Rijnland afkomstig •waren.De handel in najaarsaardappelen heeft bij de verbruiksorganisatie van Krupp een zeer grooten om vang; het gaat om hoeveelheden van meer dan 120.000 centenaarOok hier hoorden wijdat uitsluitend Duitsche najaarsaardappelen werden verhandeld. Tot zoover het verslag. Het ademt, zooals men ziet, een zeer nationalistischen geest, en zal wel typisch zijn voor den geest in geheel Duitschland. Dat de afgevaardigden der landbouworganisatie's met Argus-oogen erop acht gaven, of de voorradige land bouwproducten van Duitschen oorsprong waren, en dat zij verheugd waren, dat dit het geval was, begrijpen wij vol komen, en wij maken hun daarvan niet het minste verwijt. Het is ook niet zoozeer hierop dat wij de aandacht willen vestigen. Wat veel merkwaardiger is, is dit: dat de firma Krupp, althans een organisatie, die geheel onder den invloed dier firma staat, buitenlands'che producten, en uiteraard speciaal Hollandsche producten, weert, terwijl zij toch jaarlijks voor belangrijke bedragen naar het buitenland, en ook naar ons land uitvoert. Op die manier lokt zij natuurlijk uit, dat het buitenland zich op gelijke wijze tegenover hare industriëele producten stelt, als zij het doet tegenover de buitenlandsche landbouwproduc ten. Hoe. kan zij verwachten, dat wij haar rails, haar machine s, haar gereedschappen zullen blijven koopen, wanneer zij weigert onze boter, onze kaas, onze eieren, onze aardappelen te koopen? Wij zouden begrijpen, dat Krupp de landbouwpro ducten in het binnenland kocht, wanneer zij daar even goed en even gemakkelijk te krijgen waren. Maar uit het gedeelte van het verslag, dat wij aanhaalden, blijkt duidelijk dat dit niet het geval is. Op zulk een economisch nationalisme, dat in de prak tijk niet veel verschilt van den in ons land en in Dene marken geopperden boycot, waartegen van Duitsche zijde zooveel misbaar is gemaakt, past slechts één antwoord. Ons volk zal dat antwoord weten te geven. ERGERLIJK. De Voorzitter van de Noord-Brabantsche Maatschappij van Landbouw heeft kort geleden erop gewezen1), dat enkele Kamers van Koophandel practische maatregelen, die ter bestrijding van de depressie in den landbouw wor den voorgesteld (zooveel zijn het er nog niet!), krachtig tegenwerken. Dit reeds is ergerlijk. De Kamers van Koophandel en Fabrieken zijn er, zooals de naam aan duidt, voor handel en industrie. Zij moeten zich bij hun leest houden en zich niet bemoeien met iets, dat hun niet aangaat en waarvan zij bovendien geen verstand hebben. De organisatie's van den landbouw bemoeien zich ook niet met handel en industrie. Dit is niet de eerste keer, dat de Kamers van Koop handel den landbouw tegenwerken. Indertijd hebben zi zich vrijwel unaniem gekant tegen de afschaffing vat- den zomertijd, ook een landbouwbelang. Nog meer ergerlijk is het, dat de landbouwcoöperatii gedwongen is mede te helpen om deze instellingen ir het leven te houden. Immers zij moeten zijn ingeschre ven in het Handelsregister en moeten daarvoor een jaar hjksche bijdrage betalen (onze Centrale en hare Boeren' leenbanken betalen te zamen tusschen de vier én vijl] duizend gulden). Deze bijdrage dient wel is waar in de' eerste plaats voor de instandhouding van het Handels' register, maar ook de kosten van de Kamers van Koop-1 handel worden eruit bestreden. Deze kosten zijn dikwijls niet gering, want verschillende Kamers zijn niet bijzon der zuinig, en verleenen links en rechts subsidies, natuur lijk niet of bijna niet voor landbouw-doeleinden. De' Kamer te Utrecht b.v. verleende in 1929 subsidies tot een bedrag van f 5400.waaronder geen enkele voor een specifiek landbouw-belang. Het is dus hoogst onrechtvaardig, dat de landbouw coöperaties gedwongen zijn de Kamers van Koophandel fmanciëel te steunen. Ook voorzoover de bijdrage dient voor het Handels register, is zij voor de landbouwcoöperatie's weggegooid geld. Immers zij maken nooit gebruik van dit register, omdat zij feitelijk geen handel drijven. Bovendien is het Handelsregister niet geheel betrouwbaar: men kan er niet in alle opzichten van op aan. Welk Kamerlid spant er zich eens voor om aan dezer. ergerlijken en onrechtvaardigen toestand een eind te maken 1) Zie Alg. Ned. Landbouwblad van 18 Sept. j.1. VRAAG EN ANTWOORD. Vraag. Het Huishoudelijk Reglement onzer Bank bepaalt, dat het Bestuur aan één lid een voorschot of crediet in loopende rekening mag toestaan tot hoogstens f 10.000.Nu heeft het Bestuur aan lid, dat reeds een crediet van f 10.000.had, nog een voorschot van f 1000.verleend. Is dat geoorloofd? Zoo niet. wat te doen? Antwoord. Noch de woorden, noch de bedoeling van art. 7 van het Huishoudelijk Reglement (wij veronder stellen, dat art. 7 van ons Model-Huish. Regl. is over genomen) laten toe, dat boven het maximum-crediet van f 10.000.nog een voorschot van f 1000.wordt ver leend. Immers het Huish. Regl. zegt: het Bestuur mag aan één lid een voorschot of crediet toestaan tot hoog stens f 10.000.Niet: voorschot en crediet. De bedoeling van art. 7 is, dat aan een lid niet meer geld wordt verstrekt dan het genoemde maximum-be drag, ten einde te voorkomen, dat de beschikbare mid delen aan slechts enkele personen worden uitgeleend, en om groote zaken, die uiteraard wat meer risico mee brengen, tegen te gaan. Dus ook de bedoeling van art. 7 verzet zich ertegen, dat naast het maximum-bedrag aan crediet nog eens een voorschot wordt verleend (of om gekeerd). Wat te doen, wanneer het Bestuur het voorschot toch verleent? luidt de vraag verder. Dan moet de Raad van Toezicht optreden. Hij moet er o.i. bij het Bestuur op aandringen, dat het spoedige aflossing van crediet en voorschot vordert voorzoover zij het geoorloofde bedrag te boven gaan. Wil het Bestuur geen ongelijk bekennen5, dan moet de Raad van Toezicht de zaak o.i. ter sprake brengen in de Algemeene Vergadering.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1930 | | pagina 4