DE RAI FFEISEN-BODE. 25 op een eerst over een geruimen tijd komende Bestuurs vergadering de zaak te bespreken. In dat geval toch kan het recht om de executie over te nemen reeds verloren zijn, als men eindelijk de stukken aan de Juridische Afdeeling van de Centrale Bank toe zendt. DE RECHTEN VAN DEN TWEEDEN HYPO THEEKHOUDER IN HET BIJZONDER BIJ FAILLISSEMENT VAN DEN SCHULDENAAR. Een uitlating, wij zouden willen zeggen een minder gelukkige uitlating door den geachten Afgevaardigde van Zwijndrecht, vermeld op blz. 78 van het Stenographisch verslag van de Algemeene Vergadering onzer Centrale Bank van 22 Mei 1.1., heeft verwarring gesticht en aan leiding gegeven tot verschillende vragen aan ons gesteld. Wij meenen derhalve goed te doen, ook ter voorlichting van hen die zich niet om inlichtingen tot ons wendden en ten einde een verkeerde voorstelling van zaken weg te nemen, de zaak waarom het gaat uitvoerig te behan delen. Het spreekt vanzelf, dat op de Algemeene Vergadering van de Bestuurstafel niet elke onjuiste opmerking van een spreker recht gezet kan worden; daardoor zou het debat op nevensporen geleid worden en dan zou de ver gadering den draad van het behandelde onderwerp ver liezen. Op blz. 78 van het Stenographisch verslag, regel 11 tot en met 15 van boven, staat het volgende: „Stel het geval, dat de man over den kop gaat, failliet, wat dan? Dan is een tweede hypotheek, U weet het wel, gelijkgesteld met alle andere schuldeischers, die nog geld van den man krijgen, maar een eerste hypotheek is preferent." De zaak is anders. Heeft men eerste hypotheek, dan kan bij faillissement gebruik gemaakt worden van het aan den eersten hypo theekhouder verleende recht om ingevolge art. 1223 van het Burgerlijk Wetboek het verhypothekeerde goed open baar te doen verkoopen. De eerste hypotheekhouder ontvangt dan de kooppen ningen, houdt daarvan af het hem toekomende en draagt 1 het restant aan den curator in het faillissement af. De eerste hypotheekhouder blijft dan dus, indien ten minste de opbrengst voldoende is, buiten het faillissement. De tweede hypotheekhouder kan zijn vordering in dienen onder beroep van preferentie op zijn tweede hypo theek. Hij wordt dan wel degelijk preferent geverifieerd. De saldo-opbrengst die de curator in handen krijgt draagt echter in de kosten van het faillissement. Ook kan een preferentie, b.v. voor de kosten der fail lissementsaanvrage of voor gelegd beslag nog voor de tweede hypotheek gaan. Dit is echter van minder gewicht en als er maar ruim overwaarde is en de faillisementskosten niet buiten sporig hoog zijn, is dit zoo'n bezwaar niet en kan de hypotheek er zelfs ten volle uitkomen. Te zegg.n dat bij faillissement een tweede hypotheek houder gelijk staat met de concurrente crediteuren, is dus in zijn algemeenheid onjuist. Alleen als er na verkoop door den eersten hypotheek houder niets overschiet en niets in het faillissement komt en dat weinigje na in de faillissementskosten gedragen te hebben, b.v. voor aan een beslaglegger uit hoofde van diens hoogere preferentie uitgekeerd zou worden, alleen dan zou de tweede hypotheekhouder met de andere crediteuren in het faillissement gelijk staan. Maar ook buiten faillissement is de positie van den tweeden hypotheekhouder verre van rooskleurig, indien er na hetgeen de eerste hypotheekhouder te vorderen heeft, weinig meer overblijft. Het onaangename van de positie van een tweeden hypotheekhouder bij faillissement van den schuldenaar is' echter dit, dat hij niet weet, waar hij aan toe is in ver band met den omslag in de faillissementskosten. Deze kunnen toch hoog en laag zijn. Het kan gebeuren, dat in een faillissement, waarin het geen de eerste hypotheekhouder na verkoop van het verhypothekeerde goed aan den curator afdraagt de eenige of nagenoeg de eenige baten vormen, terwijl de curator gewikkeld wordt in procedures, die deze op brengst geheel niet raken. Krijgt de curator dan kosten te dragen, dan moeten die uit deze gelden bestreden worden. Zoo kan het geld, waarop de tweede hypotheekhouder preferentie had, geheel of grootendeels wegvloeien. ECONOMISCH NATIONALISME. In het „Deutsche landwirtschaftliche Genossenschafts- blatt", het orgaan van den reusachtigen Rijksbond der Duitsche landbouwcoöperaties, van 30 Augustus 1930, komt een merkwaardig artikel voor. Merkwaardig, om dat het typeerend is voor het economisch nationalisme, dat tegenwoordig in Duitschland heerscht. Het artikel bevat een verslag van een bezoek, door enkele afgevaardigden van centrale landbouworgani satie^ gebracht aan de verbruiksorganisatie, die de wereldbekende firma Krupp te Essen heeft opgericht voor verkoop van levensmiddelen en allerlei andere ver- bruiksartikelen aan hare arbeiders en beambten. De ge zinnen dezer arbeiders en beambten bestaan uit ongeveer 250.000 personende verkoop van verbruiksartikelen aan zulk een grooten kring van klanten is natuurlijk van zeer belangrijken omvang. In het verslag wordt o.a. melding gemaakt van de bezichtiging van het hoofdpakhuis. De verslaggever schrijft het volgende (cufsiveering van ons, Red. R.-B.) In het hoofdpakhuis zagen wij de voorraden, die van daar naar de verschillende winkels in Essen worden ver voerd. Voorzoover het daarbij landbouwproducten gold. letten wij natuurlijk erop of het Duitsche producten waren. Wij Werden echter in geen enkel opzicht teleur gesteld. De botervaten droegen slechts Duitsche merken. en men bevestigde ons, dat de Duitsche merk-boter be wezen heeft in kwaliteit geheel gelijk te staan met de buitenlandsche, in het bijzonder de Deensche en de Hollandsche. Hoewel de inkoop niet soo makkelijk gaat als bij buitenlandsche boter, omdat zich in Duitschland geen groote verkoopsorganisaties bevinden, die voort durend voldoende hoeveelheden van de verlangde kwa liteit kunnen leveren, neemt de verbruiksorganisatie van Krupp toch in het belang der Duitsche welvaart de moeite om de benoodigde hoeveelheden van een grootcr aantal individueele leveranciers te betrekken Wat kaas betreft, hier is het weliswaar nog niet gelukt om de buitenlandsche producten gehéél te verdrijven, maar wij sagen toch, dat voornamelijk kaas uit het Rijn land, Beieren en Oost-Pruisen verhandeld werd. Ook de eierkisten lieten sien, dat slechts Duitsche eieren toerden verhandeld. Maar ook bij desen tak van handel is het seer storend, dat er geen voldoend krachtige centrale verkoop-organisatie der producenten bestaat, die de be hoefte pin Mei meer dan 2 millioen stuks bedragende)

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1930 | | pagina 3