DE RAIFFEI S EN-B O DE.
19
OVERGENOMEN.
HET PERSOONLIJK ELEMENT IN
DE COÖPERATIE.
In de nrs van 21 Mei en 4 Juni j.1. van het Officieel
Orgaan van den F.N.Z. troffen wij onder bovenstaanden
titel aan een lezing, gehouden door Dr. R. Kuperus,
Adjunct-Directeur der Coöp. Zuivelbank te Leeuwarden.
Wij zijn zoo vrij hieruit de volgende fragmenten over
te nemen.
Het is bekend, dat onder de nieuwe wet de aansprake-
lijkheid van de leden van een C.V.1) voor hare verbin
tenissen, ook geheel kan worden uitgesloten. De reden
hiervan is in hoofdzaak, dat de wetgever het aan ver-
bruiksvereenigingen met een groot aantal, dikwijls minder
kapitaalkrachtige, leden, niet te moeilijk heeft willen
maken als C.V. op te treden, waarbij in zekeren zin een
reeds bestaande toestand werd bevestigd, daar onder de
oude wet, die de uitsluiting der aansprakelijkheid niet
toestond, deze per lid to.ch dikwijls tot enkele centen of
guldens was beperkt. Bij dergelijke verbruiksvereenigin-
gen loopen crediteuren practisch weinig risico, daar de
leden contant betalen en het bedrijf weinig kapitaal vor-
dert.
Overigens zijn wij geen voorstander van deze door cte
nieuwe wet in het algemeen mogelijk gemaakte uitslui
ting der aansprakelijkheid, die blijkens de voorgeschie
denis van de wet ook als een uitzondering op den regel
in dit geval de onbeperkte aansprakelijkheid, zooals
de wet die als normaal geval zelf aangeeft moet worden
beschouwd. Wij staan principieel op het standpunt, dat
wie aan het maatschappelijk verkeer wil deelnemen, ook
de daaraan verbonden risico's geheel dient te aanvaarden.
Het gaat niet aan deze op derden af te wentelen en
crediteuren, die te goeder trouw zaken met een CA
hebben gedaan, gezamenlijk aansprakelijkte stellen voor
eventueele nadeelige saldi. Deze laatste en in het bijzonder
ook de personen of instellingen, die het benoodigde kapi
taal of bedrijfscrediet aan de CAverstrekken, zullen,
indien de aansprakelijkheid te zeer wordt beperkt, zich
met zoodanige waarborgen moeten omringen, dat de C.V
111 haar vrijheid van handelen zou kunnen worden belem
merd en zich mogelijk niet naar wensch zou kunnen OI1J"
plooien. Voorstanders van de beperkte aansprakelijkheid
zien hierin juist een voordeel, daar volgens hen de onbe
perkte aansprakelijkheid het dikwijls maar al te^ gemak
kelijk heeft gemaakt om aan coöperatieve bedrijven een
te grooten opzet, of te grooten omvang te geven, waar
mede een enkele maal wel eens minder aangename erva"
ringen zijn opgedaan. Is echter het verband tusschen den
omvang van het bedrijf en de aansprakelijkheidsregeling
in deze gevallen wel zoo direct geweest als bij dezen ge
dachtengang wordt aangenomen? Is de groote opzet van
een aantal coöperatieve vereenigingen, die in de laatste
jaren van den oorlog en daarna, speciaal in de provincie
'Groningen, zijn opgericht, niet eerder toe te schrijven aan
de toenmaals heerschende geestesgesteldheid, die tot
uiting kwam in de opvatting, dat aan het doen van zaken
m grooten stijl nimmer een einde zou komen? Toen, ter
verkrijging van vast kapitaal, deze coöperatieve vereeni
gingen obligatieleeningen moesten aangaan, hebben de
leden van enkele onder hen zich bij afzonderlijke nota-
riëele acte daarvoor garant gesteld. In deze gevallen was
zeker ook de beperkte aansprakelijkheid tei zijde ge
schoven.
Wij willen hiermede natuurlijk niet te kennen geven,
dat wij het niet eveneens van het grootste belang, ja,
noodzakelijk achten, dat bij de oprichting van nieuwe
1) C.V. Coöp. Vereeniging.
coöperatieve vereenigingen en bij de uitbreiding van be
staande met de grootst mogelijke voorzichtigheid wordt
te werk gegaan. Maar om dit te bereiken is in de eerste
plaats deskundige voorlichting en leiding noodig en vooral
een zuiver coöperatief fundament, waaraan het in de be
doelde gevallen nog al eens heeft ontbroken.
Een voordeel van de onbeperkte aansprakelijkheid is,
dat zij onwillekeurig den band tusschen leden en vereeni
ging nauwer aanhaalt, de leden hebben meer belang bij
hun zaak en deze zal daardoor meer hun belangstelling
wekken. Zij zullen zich ook meer interesseeren voor maat
regelen van controle, die op de bedrijfsleiding vrijwel
zonder uitzondering een gunstige uitwerking hebben, in
het bijzonder door het algemeen overzicht over den gang-
van zaken, dat de contröle verschaft. Waar, zooals bij de
voortgezette coöperaties, de band met de individueele
leden der deelgenooten losser wordt en deze ook verder
van het bedrijf, dat zij moeilijker kunnen beoordeelen,
komen af te staan, is er ruimte voor een andere regeling.
Maar ook in deze gevallen dient men elke C.V. op zich
zelf te beschouwen, daar in het bijzonder, naast den aard
van het bedrijf, de financiëele positie ten slotte beslissend
is voor de mate, waarin men de beperking der aanspra
kelijkheid zal kunnen toepassen. Het karakter der voort
gezette coöperaties, het feit, dat zij verder af staan van
den individueelen boer, maakt het 111.i. noodzakelijk, dat
bij haar sterke reserveering en afschrijving plaats vindt,
zoodat de aansprakelijkheid der deelgenooten eigenlijk
een factor van geringe practische beteekenis wordt.
Er is wel eens betoogd, dat juist door de toepassing
der coöperatie, de persoonlijkheid van degenen, die als
lid toetreden, van minder beteekenis wordt, de leden zou
den volkomen opgaan in het geheel en meer een atoom
of een cel worden in het groote coöperatieve lichaam.
In de plaats van de personen zou de vereeniging treden
en deze vereeniging zou met weer andere gelijksoortige
vereenigingen een afzonderlijk, zelfstandig leven leiden.
Het individu, zoo is het wel eens ongeveer uitgedrukt,
lost zich op in de beweging. In dezen gedachtengang zit
ongetwijfeld een element, dat tot een juist begrip van
de coöperatie kan voeren, in zoover er uit spreekt, dat
door de coöperatie iets nieuws ontstaat, dat zij de per
soonlijke verhoudingen wijzigt, dat men niet langer als
geheel ongebonden menschen, doch als coöperatoren
tegenover elkaar staat. Maar het zou zeker onjuist zijn,
wanneer met dezen gedachtengang werd aangegeven, dat
nu ook de persoonlijkheid der coöjreratoren zou hebben
afgedaan. Immers het zijn juist de personen, die steeds
de dragers van de beweging blijven en de persoonlijk
heden, "die haar leiden. Aan een bewegingi een eigen be
staan toekennen, min of meer onafhankelijk van wat er
leeft in de dragers, zou een miskenning zijn van haar
wezen. Aan den anderen kant echter haar beteekenis
hoofdzakelijk te zien in het aantal, in de niet nader om
schreven wassa harer volgelingen, zou eveneens onjuist
zijn. Immers, hoewel de personen de beweging vormen,
is het ten slotte de gedachte, het beginsel, in elk gevali
het besef van gezamenlijk een juist doel na te streven,
dat hen leidt. Ên nu blijkt direct de beteekenis der per
soonlijkheid. want het is deze, die, in welke hoedanigheid
ook, aan de gemeenschappelijke gedachte, aan het alge
meen besef, steeds weer opnieuw vorm moet geven. Het
is aan de persoonlijkheid van de bestuursleden der ver
schillende vereenigingen en aan de persoonlijkheid der
ambtenaren voorbehouden de coöperatieve gedachte le
vendig te houden en zoonoodig nieuw leven in te blazen.
Ook om er voor te waken, dat zij op verkeerde wijze
wordt toegepast, of dat het beginsel wordt vertreden,