No. 3
SEPTEMBER 1930
Zestiende Jaargang
DE RAIFFEISEN-BODE
Verschijnt den eersten van
iedere maand.
Abonnement 0.50 per jaar.
Losse nummers 10 Cent,
franco per post.
OFFICIEEL ORGAAN VAN DE
COÖPERATIEVE CENTRALE RAIFFEISEN-BANK
TE UTRECHT
Redactie en Administratie
KR. NIEUWE GRACHT 29
UTRECHT.
Tel. Interc. 15867
INHOUD: a. Mededeelingen: Deposito-Obligaties,
Redactioneel gedeelte: i. De positie van den eersten
hypotheekhouder. 2. Geld- en Effectenmarkt.
b. Overgenomen: Het persoonlijk element in de coöpe
ratie. c. Uit onze Boerenleenbanken: 1. Hagelschade
Zevenbergen (2de verantwoording). 2. Ingezonden
door Nieuw-Amsterdam. 3. Ingezonden door Korte-
zwaag (met noot redactie). d. Advertentiën.
MEDEDEELINGEN.
DEPOSITO-OBLIGATIES.
Aan dc couponbladen van de Serie S. bevindt zich
nog slechts de coupon per 30 Juni a.s. Men zende deze
coupons in met de talons (de laatste strookjes van de
couponbladen).
Men ontvangt dan een nieuw couponblad met coupons
vanaf 31 December 1930 e.v., en afrekening van de toe
gezonden coupons.
REDACTIONEEL GEDEELTE.
DE POSITIE VAN DEN EERSTEN HYPOTHEEK
HOUDER BIJ FAILLISSEMENT VAN
DEN HYPOTHEEKGEVER.
Stel dat een hypothecair debiteur failleert, wat staat
de Boerenleenbank, die hypotheek op zijn onroerend goed
heeft, dan te doen?
Het betreft een geval, dat vooral in deze tijden van
landbouwcrisis helaas al te vaak voorkomt.
De Boerenleenbanken, die eerste hypotheek verstrekten,
hebben in de hypotheekakten steeds laten opnemen het
z.g. beding van art. 1223 van het Burgerlijk Wetboek.
De inhoud van dit beding is deze, dat bij wanbetaling
vanhoofdsom of rente de hypotheekhouder onherroe
pelijk door den hypotheekgever gemachtigd is om het
onroerend goed in het openbaar te doen verkoopen, ten
einde uit de opbrengst zoowel hoofdsom, renten als kosten
te verhalen.
Door het faillissement worden, ook weer volgens de
standvastige bepalingen der hypotheekakte, hoofdsom en
renten opvorderbaar en de Bank is dan dus gerechtigd
deze van den curator in het faillissement op te eischen en
bij niet voldoening meestal zal de curator die be
dragen niet voldoen en ook niet kunnen voldoen, een
voudig omdat hij daartoe geen gelden van den gefail
leerde onder zich heeft het onroerend goed openbaar
te doen verkoopen.
Intusscben is de hypotheekhouder daartoe slechts een
zekeren tijd gerechtigd.
Volgens artikel 58 der Faillissementswet moet hij dit
doen binnen een termijn van een maand nadat de insol
ventie is begonnen.
Deze insolventie treedt, behoudens het geval, dat er in
het faillissement een accoord aangeboden wordt, in met
den dag der verificatievergadering in het falilissement.
(Wordt er een accoord aangeboden, dan treedt de insol
ventie eerst in na verwerping van het accoord, of wei
gering der homologatie van het aangenomen accoord,
m.a.w. als het accoord van de baan is).
Binnen een maand daarna moet de Bank dus hebben
laten verkoopen, behoudens de mogelijkheid dat de Rech
tercommissaris in het faillissement den termijn verlengt,
waar men echter niet op rekenen moet en waarvan men
dus niet uit moet gaan, dat het wel geschieden zal.
Nu kan het gebeuren, dat er, behalve de eerste hypo
theek van de bank, nog een tweede hypotheek op het
onroerend goed ligt.
Veelal liggen daar zelfs nog meerdere hypotheken op.
De hypotheekhouder of houders moet of moeten dan
minstens een maand vóór den verkoop door de Bank
gewaarschuwd worden.
Dit vormt dus een reden temeer, om er zoo vroeg
mogelijk bij te zijn.
Immers wacht men eerst de verificatievergadering of
de stemming over een eventueel aangeboden accoord af,
dan heeft men geen tijd meer om de verdere hypotheek
houders te waarschuwen.
Dit wil natuurlijk niet zeggen, dat reeds vóór de veri
ficatievergadering of de behandeling van een eventueel
aangeboden accoord het verhypothekeerde onroerend goed
reeds verkocht moest zijn, doch er moet ;n ieder geval
een aanvang mede gemaakt zijn; plaats, dag en uur van
den verkoop moeten dus reeds bepaald en aan den
tweeden hypotheekhouder of aan al de andere hypotheek
houders aangezegd zijn.
Wordt bij faillissement alzoo in opdracht van en namens
de Bank het verhypothekeerd onroerend goed verkocht,
dan zal de Bank, die dan handelt als gemachtigde van
den hypotheekgever, de koopprijs ontvangen.
Hiervan wordt dan door de Bank het aan haar toe
komende voor hoofdsom, renten en kosten afgehouden
en vervolgen wordt het restant aan den curator in het
faillissement afgedragen.
De Bank heeft dan dus het groote voordeel, dat zij de
gelden direct krijgt, niet op het einde van het faillissement
of het deponeeren van een eerste uitdeelingslijst in dat
faillissement behoeft te wachten en daarenboven en dit
is het voornaamste, dat de Bank niet in de kosten van
het faillissement behoeft te dragen.
Geheel anders gaat het wanneer de Bank niet van haar
recht tot verkoop ingevolge het beding van art. 1223
van het Burgerlijk Wetboek gebruik maakt.
In dat geval toch zal de curator het onroerend goed
laten verkoopen.
Weliswaar kan de Bank zich dan preferent op de op
brengst van dat goed laten verifieeren, maar dan kan zij
nog schade lijden.