10
DE RAIF FE
ISEN-BODE.
leven, hij houdt van den grond, dien hij bewerkt en van
de streek waarin hij woont, hij houdt ook van het boe
renvolk, waarin nog zoo vele goede eigenschappen Leven.
Misschien is het portret van den idealen bestuurder
nog niet geheel compleet. Misschien mankeert hier nog
een lijntje en daar nog een streekje. Maar het portret is
ons al mooi genoeg. Al te mooi moet het ook niet zijn,
want dan staat het te ver van de werkelijkheid af
NOG EENS: DE BOERENLEENBANKEN EN DE
CRISIS.
Het is begrijpelijk, dat over het onderwerp: de Boe
renleenbanken en de Crisis, nog wel wat meer te zeggen
is dan hetgeen wij opmerkten in ons artikel in het num
mer van Mei j.1.
De volgende punten willen wij nog onder de b ij z o n-
d e r e aandacht van onze lezers brengen.
1
Het is thans meer dan ooit noodzakelijk, dat de
loopende credieten en voorschotten nauwkeurig worden
nagegaan. De dekkingen (borgen, hypotheken, effecten)
zullen aan streng onderzoek moeten worden onderwor
pen, evenals de soliditeit van den debiteur en den gang
in zijn bedrijf. Dit laatste zelfs in de eerste plaats, want
men bedenke, dat het bij voorschotten en credieten in
de eerste plaats op den debiteur zelf moet aankomen,
en pas in de tweede plaats op de borgen. Men mag zich
niet tevreden stellen met te steunen op de soliditeit der
borgen. Dat hebben wij kort geleden reeds nader uit
eengezet.
Men zal rekening moeten houden met een vermindering
van spaargelden en met het aanspreken Üer toegezegde
credieten; mitsdien terugvloeiïng der beschikbare mid
delen. Men zal dus moeten nagaan of eventueel voor
schotten of debet-saldi in rekening-courant binnen zeer
korten tijd zullen kunnen worden afgelost. Banken, die
wel eens lang loopende leeningen verstrekken, omdat
zij steeds over ruime deposito's beschikken, zullen dit
punt speciaal onder de oogen moeten zien. Het feit,
dat in hypotheekakten in den regel een opzegtermijn van
drie maanden bedongen is, en dat bij gewone credieten
en voorschotten opzegging op nog korteren 'termijn kan
plaats hebben, mag niet voldoende geacht worden. De
uitstaande gelden moeten niet alleen rechtens, maar
ook practisch spoedig opgevorderd kunnen worden.
Aan het re c h t om spoedige terugbetaling te eischen,
heeft men niet veel, wanneer de spoedige terugbetaling
practisch onmogelijk is. Daarom zal men moeten over
wegen of het gewenscht is sommige debiteuren vast voor
te bereiden op de opzegging van een gedeelte hunner
schuld (of van de geheele schuld), opdat zij tijdig maat
regelen kunnen nemen om aan de definitieve opzegging,
wanneer die mocht komen, te kunnen voldoen. Dit is
natuurlijk niet alleen in het belang der Banken, maar
ook in het belang der betrokken schuldenaren.
Men zal, om een derde punt te noemen, bij het ver-
leenen van nieuwe voorschotten en credieten zeer kies
keurig moeten zijn.
Niet alleen, dat men op de soliditeit zal moeten letten
(wij behoeven dit eigenlijk niet op te merken, omdat wij,
weten, dat dit altijd gebeurt). Maar ook zal men de liqui
diteit, de gemakkelijke opeischbaarheid van nieuw te
verleenen voorschotten en credieten in het oog moeten
houden. Meer dan ooit is het noodig, dat men de geldemj
niet vast legt, doch op zulk een wijze belegt, dat mep;
als het ware steeds de beschikking er over heeft.
Voorts zouden wij willen opmerken, dat men bij het
verleenen van nieuwe voorschotten en credieten aan oude
leden (mits soliede) de voorkeur behoort te geven. Per
sonen, die voor de eerste maal bij de Boerenleenbank1
komen aankloppen, nadat zij langen tijd met een andere
Bank in relatie hebben gestaan, behooren o.i. achter te
staan bij de „oude getrouwen."
Het is ook meer dan ooit gewenscht om erop te
letten, dat alles formeel in orde is. Voor een debiteur
die in moeilijkheden komt, is de verleiding groot om
misbruik te maken van een formeel gebrek in een akte
of iets dergelijks, en om te trachten door middel hiervan
aan zijn verplichtingen te ontkomen. Een kat, die in
het nauw zit, maakt soms vreemde sprongen. Wij heb
ben dat meer dan eens gezien.
Men schenke dus ook de noodige aandacht aan hetgeen
dienaangaande wordt opgemerkt in de Inspectie-rappor
ten. En men denke vooral niet, dat de opmerkingen, die
over akte's enz. gemaakt worden, voortspruit uit een
zucht tot vitten. Die opmerkingen, al schijne n zij ook
zeer onbelangrijk en soms zelfs futiel, worden nooit ge
maakt, als zij niet gerechtvaardigd zijn, en zij hebben
steeds de bedoeling om de Boerenleenbank voor moei
lijkheden te vrijwaren. Want ook uit oogenschijnlijk héél
kleine ongerechtigheden kunnen moeilijkheden voort
komen.
Men denke aan de spreuk: Het is beter de put te
dempen vóór het kalf verdronken is.
Ten slotte merken wij op, dat zoowel het Juridisch
Bureau als de Afdeeling Inspectie der Centrale Bank
steeds bereid zijn de locale Banken met raad en daadi
ter zijde te staan. Men schrome nooit om advies en bij
stand te vragen, wanneer men betwijfelt of men in staat
is zelf een zaak op de juiste wijze te behandelen.
Het is thans een drukke tijd voor den boer. Toch
hopen wij, dat de leden van Bestuur en Raad van Toe
zicht en de kassiers onzer Banken een oogenblik zul
len vinden om het bovenstaande te lezen, en - wat ook
noodig is te overdenken en te bespreken.
Zoo noodig beware men dit artikel en bespreke het
in de eerstvolgende vergadering wanneer het wat min
der druk is.
HOE GROOT MOET DE RESERVE ZIJN?
Van de Boerenleenbank te Westzaan (N.H.) ontvingen
wij het volgende schrijvep:
„Naar aanleiding van Uw artikel ,,Een kleine
Balans-studie" in „De Raiffeisen-Bode" van Juni '30,
verzoeken wij U beleefd opname van het volgende.
Met belangstelling hebben wij bovengenoemd ar
tikel gelezen en vinden het voor al onze locale banken
zeer interessant, vooral Uw slotartikel.
Eén gedeelte in Uw betoog kon ons echter niet
bevredigen en wel, dat U alle locale Banken over
één kam scheert. Wij bedoelen hiermede, dat U
reserve en balanstotaal over alle locale Banken neemt,
waarvan het gevolg is, dat U tot een gemiddelde
van ongeveer 3 0/0 van het balanstotaal komt. Dit
gemiddelde nu, achten wij niet gelukkig gekozen.
Immers, er zullen banken zijn die percentsgewijze
meer, er zullen er ook zijn, die veel minder reserve;
hebben. Laten wij, om een klein voorbeeld te noe
men, onze eigen Boerenleenbank nemen. Ons balans
totaal per 31 December 1928 bedroeg f 373.929.20.
Onze reserve (met inbegrip van de winst over
1928) bedroeg toen f 25.083.80, dat is dus ruim ó'/s
van het balanstotaal, of nog een t/2% meer, dan het
percentage van de Engelsche Banken.
Nu zullen er, zooals wij hierboven reeds schreven,