No.
AUGUSTUS 1930
Zestiende Jaargang
DE RAIFFEISEN-BODE
Verschijnt den eersten van
iedere maand.
Abonnement f 0.50 per jaar.
Losse nummers 10 Cent,
franco per post.
OFFICIEEL ORGAAN VAN DE
COÖPERATIEVE CENTRALE RAIFFEISEN-BANK
TE UTRECHT
Redactie en Administratie
KR. NIEUWE GRACHT 29
UTRECHT.
Tel. Interc. 15867
INHOUD: Mededeeling. a. Redactioneel gedeelte:
i. Eene onjuiste methode. 2. De ideale bestuurder.
3. Nog eens: De Boerenleenbanken en de crisis.
4. Hoe groot moet de reserve zijn? 5. Geld- en effec-
tenmarkt. 6. Vraag en antwoord. b. Uit onze
Boerenleenbanken: 1. Hagelschade Zevenbergen. 2. In
gezonden door Baambrugge (met noot redactie.) 3.
Ingezonden door Dalerveen. c. Advertentiën.
MEDEDEELING.
De koers van uitgifte der 41/2 o/0 obligaties Grondka-
pitaalbank is tot nader bericht vastgesteld op 991/2 0/0.
REDACTIONEEL GEDEELTE.
EEN ONJUISTE METHODE.
Het komt nog al eens voor, dat vereenigingen, welke
niet rechtspersoon zijn, zich tot de Boerenleenbanken
wenden om crediet of voorschot.
Het betreft dan vooral afdeelingen van een grooten
landelijken of provincialen bond, welke Bond zelve wel
rechtspersoonlijkheid heeft.
Nu staat het wel vast, dat de rechtspersoonlijkheid
van een Bond nog niet die van zijne afdeelingen in zich
sluit.
Evenzoo komt het voor, dat Dorschvereenigingen,
z.g.n. Stierhouderijen enz. die rechtspersoonlijkheid
missen.
De aanvrage om erkenning is tegenwoordig nog al
kostbaar, n.1. f 50.zegelrecht (bij wijziging van statuten
f25.zegelrecht).
Wellicht ziet men tegen die inderdaad vrij hooge
kosten op en is dat dan ook wel het eenige bezwaar.
Om daaraan te ontkomen, zoekt men soms een uitweg,
die een onjuisten toestand schept.
Een middel, dikwijls erger dan de kwaal.
Immers, als zulk eene vereeniging als zoodanig en
terecht niet bij de Boerenleenbank terecht kan, tenzij
zij alsnog een eigen rechtsbestaan heeft verworven, tracht
het Bestuur dier Vereeniging er een mouw aan te passen.
En wel op deze wijze, dat een der bestuursleden het
voorschot of crediet te zijnen name opneemt en de andere
bestuursleden borg worden. Het bedrag wordt dan direct
door den debiteur aan de Vereeniging doorgegeven.
Dit heeft voor de betrokken Boerenleenbank veelal
geen bezwaar, maar voor den betrokken ,,formeelen"
debiteur somtijds wel, zooals ook in de praktijk wel eens
is gebleken.
Immers moet de Boerenleenbank bij overlijden van
den debiteur of ook bij diens faillissement voor het volle
debet opkomen, ook al weet zij, dat dé gelden feitelijk
niet voor hem persoonlijk, maar voor de vereeniging
hebben gediend.
De vereeniging staat er echter formeel buiten.
Nu zal de Bank uit den boedel van den debiteur het
volle bedrag ontvangen of een gedeelte. Maar daarin
zit de onbillijkheid, dat de debiteur geen verhaal kan
oefenen op zijne borgen, tenzij hij weder een speciaal
contract met de borgen heeft gemaakt. (Omgekeerd be
staat dat verhaal wel.)
Deze zijn immers evenzeer bij de zaak betrokken.
Men kan dit voorkomen, door niet een persoon als
debiteur en de anderen als borg te laten optreden, doch
allen al hoofdelijke schuldenaren te laten teekenen.
Maar meer juist is en blijft het, dat de vereeniging
zelve credietneemster of schuldenares wordt en de be
trokkenen zich dan tot borg stellen.
Wij vermeenden juist te doen, op deze aangelegenheid
eens de aandacht te vestigen.
DE IDEALE BESTUURDER.
Zie hier, lezer, het portret van den idealen bestuurder:
Hij is onpartijdig. Bij aanvragen van voorschotten en
credieten oordeelt hij zonder zich te laten beïnvloeden
door persoonlijke neigingen of relatie's.
Hij is voorzichtig. Hij overtuigt zich, alvorens hij voor
het verleenen van een voorschot of crediet stemt, ter dege
van de soliditeit van den debiteur en der borgen.
Hij is onzelfzuchtig. Hij heeft geen verkiezing tot be
stuurslid nagestreefd uit ijdelheid of eerzucht, doch hij
heeft zich beschikbaar gesteld uitsluitend met het doel
om zoodoende zijn dorpsgenooten nuttig te kunnen zijn.
Hij is overtuigd coöperator, en ziet in, dat de toepas-
sing van het beginsel van zich zelf helpen den boeren
stand grooter voordeelen, zoowel van geldelijken als van
zedelijken aard, heeft gebracht en nog brengt.
Hij is getrouw aan. zijn overtuiging op ander terrein
is hij niet afvallig aan het coöperatieve beginsel.
Hij ziet verder dan zijn neus lang is. Hij ziet niet ial-
leen zijn eigen kringetje, hij ziet ook het groote verband,
en het belang, dat de vereeniging der Boerenleenbanken
in de Centrale voor de aangesloten Banken heeft. Hij
weet zich ook ter wille van het gemeenschappelijke be
lang zoo noodig een opoffering te getroosten.
Hij is niet alleen bevreesd. Wanneer er iets mis dreigt
te loopen, durft hij in te grijpen. Hij durft critiek te
oefenen, ook al is die aan zijn mede-bestuurders onaan
genaam. Hij durft bij de overheid in de bres te staan
voor de belangen van zijn bank.
Hij is toch ook een man des vredes. Van onderling
gekrakee, moet hij niets hebben. Hij doet wat hij kan
om in en tusschen de verschillende college's der Bank
steeds een goede verstandhouding te hebben.
Hij is bezadigd. De spreuk „bezint eer gij begint"
heeft in hem een vlijtig beoefenaar. Dingen, die hij niet
kan verantwoorden, zegt hij niet.
Hij is in het bezit van een gezond verstand. Latijn en
Grieksch kent hij niet, zelfs geen Fransch en Duitsch,
maar in kennis van het practische leven is hij velen ge
leerden ver de baas.
Hij heeft het laatste wat wij hier noemen, maar niet
het minste een warm hart. Hij houdt van het boeren-